18 januari
Het lijkt wel midden in de nacht als we onze ogen open doen. Het is 07.00 uur en aardedonker. De komende uren zal dat ook nog wel blijven. We zitten in januari, en dan wordt de zon pas om 10.49 uur verwacht terwijl diezelfde zon om 16.28 uur alweer afscheid van ons neemt. Vanuit ons huisje bij Hveragerði is het nog ruim anderhalf uur rijden naar onze bestemming. We willen graag bij Reynisfjara het opkomen van de zon meemaken.
Het is buiten een paar graden onder nul, maar de bijbehorende wind zorgt voor een veel koudere beleving. Gelukkig kun je je op de koude kleden en hebben we er in onze auto al zeker geen last van. De huurauto is een grijze Nissan Qashqai, voorzien van alle luxe die je je maar kunt wensen. De auto heeft meer luxe te bieden dan onze privé auto. In deze tijd van het jaar is het vooral belangrijk dat de auto 4 wiel aangedreven is, en de banden voorzien zijn van spikes.
We zetten koers naar Reynisfjara. Onder een zwarte hemel waarin duizenden sterren oplichten gaan we de zonsopkomst tegemoet. Bijna ongemerkt verdrijft het blauw van de dag, het zwart van de nacht en vervagen langzaam de sterren. De zon staat nog ver onder de horizon maar drukt nu al zijn stempel op deze dag.
Tegelijkertijd met de stijgende verwachting van een mooie zonsopkomst stijgen donkere wolken tegen de steile kliffen bij Reynisfjara. Het beste alternatief om de zon op te wachten, is de 120 meter hoge boogrots Dyrhólæy. Hemelsbreed nog geen 5 kilometer maar qua weerbeeld een wereld van verschil.
De verschillende lagen van kleding die we aan hebben getrokken bewijzen hier hun nut. De koude wind dringt niet door. We zijn nog een half uurtje verwijderd van het moment dat de zon weer oog in oog met het IJslandse landschap zal staan. De luchten kleuren naar een mooi zacht roze tint. Met als decor de boog Dyrhólæy voor ons, en de in 1927 gebouwde vuurtoren achter ons zien we hoe de lucht snel veranderd van het zachte roze naar meer oranje en vervolgens naar rood.
De zon zelf blijft voor ons lang onzichtbaar door de bewolking aan de horizon. Langzaam trekt op plaatsen boven ons de lucht open en weten de eerste zonnestralen de bergtoppen van de Mýrdalsjökull achter ons te kietelen.
Vanaf onze hoge positie zien we dat de regenwolken bij de Reynisdrangar zijn opgelost. Voor de 5 kilometer hemelsbreed moeten we over de weg bijna 20 kilometer afleggen. Maar dat hebben we er graag voor over. Als we ongeveer 25 minuten later op het strand staan is het niet de mooie lucht die de show steelt. De “mooie” lucht is hier voornamelijk grijs en de wind probeert ons terug in de auto te blazen.
Het strand is mede door de wind en het hoge tij wel spectaculair. Meters hoge golven overspoelen keer op keer het strand en slaan woest op de torenhoge basaltkolommen. Terwijl het onnozele fotografen-stemmetje in mij telkens probeert om mij dichter naar de vloedlijn te laten lopen om daar de mooiste standpunten te kiezen weet een ander stemmetje mij te overtuigen dit vooral niet te doen. De golfslag op dit strand is nog onvoorspelbaarder dan het weer op IJsland. De mooiste foto’s maak je dicht bij de vloedlijn. Het zal dan echter niet lang duren voordat een woeste golf zonder te waarschuwen, je met harde hand terug het hoger gelegen deel van het strand op zal jagen. Of je het daarbij droog houdt hangt veel af van je reactiesnelheid.
Onwetendheid is vaak een groot goed. Verschillende bezoekers van Reynisfjara spelen door die onwetendheid echter met hun leven. Keer op keer moeten ze het op een rennen zetten om te ontsnappen aan de golven die onvoorspelbaar ver het strand op komen rollen.
Een van de bezoekers besluit de aan het strand gelegen basaltkolommen te beklimmen. Een idiote manoeuvre. Hij heeft met eigen ogen kunnen aanschouwen hoe hoog de golven op die kolommen beuken. Het duurt dan ook niet lang of de golven slaan woest over hem heen. Hij heeft geluk dat hij zijn evenwicht kan bewaren en voor de volgende golf die nog hoger is, weer veilig op het hoger gelegen strand weet te komen. Ik ben enigszins opgelucht als ik zie dat hij weer veilig op het strand staat. Even later kijk ik vol verbazing hoe hij opnieuw de basaltkolommen beklimt. De oceaan is daarvan niet gecharmeerd, en dit keer loopt het minder goed voor hem af. Een woeste golf slaat hard op de kust, en al is het maar voor even, de man verdwijnt in zijn geheel onder water. Letterlijk en figuurlijk druipt hij van het strand af. 1-0 Voor de oceaan.
We warmen even op in het Black Beach restaurant onder het genot van een bord heerlijke lamssoep en zetten koers terug naar het westen. In het donker zijn we naar het verste punt gereden, in het mooie daglicht van januari met een continu laagstaande zon rijden we weer terug.
Skógafoss wordt onze eerstvolgende stop. We treffen jammer genoeg niet een door sneeuw ommuurde waterval aan. IJspegels sieren de onderste helft van de waterval. Dat zou een mooie gelegenheid zijn voor het maken van wat detail foto’s, maar de waterval dicht benaderen is vandaag echt geen optie. De neerslaande nevel in combinatie met de lage temperaturen heeft hier een spekgladde vloer doen ontstaan. Natuurlijk hebben we wel onze sneeuwijzers meegenomen naar IJsland. Het zijn een soort overschoenen met metalen punten waarmee je meer grip op het ijs krijgt. Helaas liggen die sneeuwijzers nog in de koffer in onze blokhut. We schuifelen wel een beetje naar voren, maar zonder hulpmiddelen zal het niet lukken erg ver te komen.
We zien veel bezoekers die na weer eens gevallen te zijn kruipend hun heil verderop zoeken.
Tijdens ons allereerste bezoek aan IJsland was het een hele tour om bij de bovenzijde van de Skógafoss te kunnen komen. Een erg steil kronkelig zandpad vormde de route naar boven. Als ik aan dat pad denk schieten nog steeds de krampen in mijn kuiten of voel ik opnieuw de spierpijn waarmee ik nog dagen lang rond heb moeten lopen. De tweede keer dat we hier kwamen was er plots een knalrode trap. Ik weet nog dat ik die trap vergeleek met een erg lelijk litteken in het landschap. De rode verf had niets in te brengen tegen de IJslandse weersinvloeden, en niet veel later was het rood verdwenen ten voordele van roestbruin. Roestbruin wat in ieder geval beter integreerde met de kleur van het landschap.
Wij gaan de 400 treden van die trap naar de top maar eens trotseren. Onderweg realiseer ik me dat ik me te warm heb gekleed om deze trap te nemen. Te warm kleden is nog vermoeiender dan te koud kleden. Je gaat zweten wordt nat en koelt nog harder af. Als we boven aankomen, genieten we even van het uitzicht voordat we ons weer aan de 400 treden naar beneden wagen.
We stappen weer in de auto en rijden naar de enkele tientallen kilometers verderop gelegen Seljalandsfoss. Deze waterval vangt in de wintermaanden maar heel beperkt zonlicht. De combinatie van de lage temperatuur en het ontbreken van zonlicht geven mij hoop dat we hier een ijsspektakel aan zullen treffen. De waarheid is anders. De waterval is omgeven door een vaal groen/bruine massa. Een combinatie van winters gras en wat modder. Vanuit de auto kijken we naar de vandaag een beetje treurige Seljalandsfoss. Wellicht is het beter om de nabij gelegen Gljúfrabúi te bezoeken en te fotograferen.
Al een paar keer stond ik bij de Gljúfrabúi zonder de mogelijkheid de kloof te betreden. Telkens stond het water te hoog om de kloof waarin de waterval “huist” te betreden. Je mag hier praten over “huist”, want de betekenis Gljúfrabúi is, “Hij die in de kloof woont”. Een constructie van plastic zakken en regenbroek moet me dit keer door het hoge water zien te loodsen zonder dat ik natte voeten krijg. Die constructie kan ik al snel laten voor wat hij is. Het water staat vandaag zo laag dat je met een paar goede wandelschoenen en een paar passen door slechts enkeldiep water bij de waterval kunt komen. Het is even wachten op een filmploeg die hier opname maakt voor een videoclip voor een Schotse sing en songwriter.
Vlak bij de toegang in de kloof knoop ik een gesprek aan met de producer voor de clip terwijl de cameraploeg en de zangeres de kloof betreden. Na ongeveer 10 minuten komt het gezelschap doorweekt weer uit de kloof. De make-up van de zangeres is helemaal doorgelopen. Ik hoop voor hen dat het om een treurig lied ging.
Dan kan ik eindelijk de kloof betreden. Als je in die kloof wilt fotograferen is het belangrijk voldoende doekjes mee te nemen om zowel de camera als het objectief regelmatig droog te kunnen deppen.
Binnen in de kloof is er één plek waar je relatief droog kunt blijven. Dat weet ik nog van die keer dat ik hier stond in 1999. Op die plaats zet ik mijn fotospullen klaar waarna het schieten kan beginnen. Op deze plaats kom ik ook regelmatig terug om even de zaak droog te deppen voor een volgende ronde. Meestal houdt dat in dat je één foto tussen twee poetsbeurten in kunt maken.
Drijfnat maar tevreden met wat ik heb geschoten keer ik terug door de kloof naar de buitenwereld. Ik pel de natte kleding van mijn lijf en stap even later bijna droog, op mijn gezicht, haar en handen na, in de auto.
De Gluggafoss, een waterval ongeveer 20 kilometer van het plaatsje Hvolsvöllur wordt ons volgende doel. Een paar jaar geleden tijdens een van mijn fotografiereizen hing deze waterval vol met ijspegels. Ik hoop op een soortgelijke aanblik maar dan met mooier licht. Het mooiere licht is aanwezig, maar de hoeveelheid ijspegels is minimaal. Een beetje teleurgesteld lopen we naar de waterval. Die teleurstelling gaat over in een gevoel van diep geluk als we dichter bij de waterval komen. De pegels die er wel hangen zijn gigantisch. Ik zie zelfs mogelijkheden om achter die ijspegels te komen, al zal me dat wel koude en natte handen kosten en veel adrenaline opleveren. Net als bij de Skógafoss is ook het pad naar het onderste deel van de waterval spiegelglad.
Het zal zeker een probleem worden om te manoeuvreren achter de ijspegels. Ik betwijfel zelfs of ik er achter kan komen als ik mijn rugzak met fotospullen bij me houd. Ik kies voor mijn 16-35mm objectief dat ik op mijn camera plaats. De camerariem hang ik rond mijn nek en de camera stop ik wel achter mijn jas. Op die manier kan ik mij volledig concentreren op mijn balans en het vinden van houvast zonder me zorgen te hoeven maken dat mijn camera valt of ergens tegen aan botst.
Eerst staand, maar al snel kruipend en sluipend weet ik mij een weg tot achter de pegels te vinden. Voorzichtig om geen pegels kapot te stoten weet ik mij in de juiste positie te bewegen om de pegels te fotograferen. Ik zal snel moeten handelen nu de zon nog slechts een paar minuten verwijderd van de horizon is.
Ik kijk door de camera en kom er dan al snel achter dat die 16mm net te weinig groothoek biedt. Na al die moeite om hier te komen wil ik niet terug kruipen alvorens minstens een paar plaatjes te hebben geschoten. Bovendien ben ik bang dat het licht snel, te snel zal veranderen. Ik schiet toch wat plaatjes alvorens terug te kruipen naar mijn rugzak waar ik mijn objectief wissel om vervolgens terug te kruipen naar mijn stekje achter de ijspegels. Hoewel het verschil van 12mm naar 16mm erg klein is, maakt het voor mij het verschil tussen de opnames die ik kón maken, en de opnames die ik wilde maken.
Aangekomen op mijn stekje wring ik mij in allerlei bochten om de foto die ik in gedachten had te kunnen maken. Het grootste probleem is nu om te zorgen dat mijn benen niet voor, maar achter mij komen te liggen. Dat moet gebeuren in een zeer beperkte ruimte waarbij ik ook nog erg moet uitkijken dat ik mijn hoofdonderwerp, de ijspegels niet kapot stoot. Als de zon bijna is verdwenen laat ik mijn camera even zakken en geniet ik van het unieke uitzicht. De geheugenkaart is gevuld met een aantal foto’s die mij een tevreden gevoel geven.
Als ik in de auto wil stappen merk ik dat mijn broek toch wel erg nat is. Kruipen over dooiend ijs is niet alleen erg glad maar ook erg nat. Het water is tot op mijn huid binnengedrongen. De voorzienigheid heeft er voor gezorgd dat ik deze ochtend nog een reserve broek in de auto had gelegd. Die broek is wel een stuk dunner en minder winddicht, maar droog wint het altijd van nat. In de auto is een dunne broek natuurlijk ook maar een erg klein probleem. Met de stoelverwarming in de hoogste stand laat ik de warmte lekker inwerken op mijn lijf.
De uiteindelijke prijs betaal ik als we bij de Urriðafoss zijn. Het licht is zo mooi, het water zo blauw dat ik wel foto’s moet maken. Met een te dunne broek, geen handschoenen, want die zijn nat en bovendien zonder mijn muts, probeer ik de koude te trotseren. Ik kom er zo snel achter dat goede kleding onder deze omstandigheden erg belangrijk is. Zonder goede kleding houd ik het fotograferen niet lang vol. Niet veel later val ik dan ook verkleumd tot op het bot terug in de met verwarming uitgeruste stoel van onze luxe bolide. Met de verwarming op een voor mij hoge stand kom ik langzaam weer op temperatuur.
Het ultieme op temperatuur komen doen we als we terug bij ons huisje zijn in onze privé hotpot.