Menu Sluiten

Bluie East Two bij Ikateq

De verlaten Amerikaanse basis Bluie East Two

9 uur, onze boot glijdt langzaam door het bijna rimpelloze water van de Kongsfjord. Het water, het ijs en de lucht vormen een palet van slechts één kleur met enkele kleine nuances. Aan de andere kant van de boot spiegelen de bergtoppen van de Kongsfjord zich in het water.

Het Kongsfjord bij Tasiilaq.

Langzaam versnelt onze boot. Doordat de boeg omhoog komt, hangen we meer naar achteren in onze stoelen. Onverwacht maken we een scherpe bocht naar rechts, en vertraagt de boot. Een paar honderd meter verderop ligt een ijsschots waarop een jonge zeehond ligt te rusten. Langzaam komen we dichterbij, waarbij de zeehond ons angstvallig in de gaten houdt. Hij laat zich echter niet verjagen, zodat wij rustig wat foto’s kunnen maken. Als we verder varen, denk ik toch even een beetje opluchting in zijn gezicht te bespeuren.

Op weg naar Bluie East Two

Het is best een stukje varen naar Bluie East Two, een oude verlaten Amerikaanse luchtmachtbasis. We stoppen dan ook enkel bij de mooiste en meest bijzondere ijsbergen, boeiende kusten, reflecties of andere landschappelijke schoonheden.

Een uitgestrekt ijsplateau zorgt ook voor een stukje vertraging. Langzaam snijdt de boeg van onze boot door het ijs heen. De waterbeweging die we hier veroorzaken, danst in een vloeiende beweging onder het ijsplateau door. Een soort vertraagde en verstilde golf drijft langzaam bij ons vandaan.

Als een kind in een speeltuin

Even later legt de boot aan bij een constructie die ooit dienst heeft gedaan als aanlegsteiger. Door het klimaat zijn de dikke balken wit uitgeslagen. Stukken verroest staal proberen de balken nog enigszins op hun plaats te houden, wat vooralsnog wel lukt, maar wanneer tijd de tijd krijgt, zal over een x aantal jaren niets meer getuigen van deze constructie.

We klimmen van boord en volgen de aanwijzingen van onze gids op. Lopend over de landingsbaan kun je de restanten van de basis niet missen.

Door het hoogteverschil vanaf de boot worden de restanten nog aan het oog onttrokken. We zien enkel de fjord en enkele bergen, hier en daar nog bekleed met een beetje sneeuw en omarmd door een laaghangende wolk. Gespannen als een kind in een speeltuin versnel ik mijn pas.

Is het aanzicht mooi, verschrikkelijk of gewoon fotogeniek?

Dan komen de eerste achtergebleven legervoertuigen in beeld. Het legergroen heeft plaatsgemaakt voor roestbruin, of moet ik vanwege de twijfelachtige status van “schoonheid van het verval” het woord terracottabruin gebruiken?

Ik twijfel of ik het aanzicht mooi, verschrikkelijk of gewoon fotogeniek vind. Fotogeniek is het zeker. De oude stalen karkassen, geen van allen nog met ramen, sommige met en sommige zonder banden. Banden die dan nog steeds pekzwart zijn, alsof het rubber de tand des tijds heeft weten te doorstaan. Dat laatste is natuurlijk enkel schijn. De banden zijn keihard, en aanraking resulteert in zwarte handen.

Misschien mag ik in plaats van fotogeniek ook de term surrealistisch gebruiken. Van de legervoertuigen kijk ik naar de honderden lege vaten. Vaten die ooit gevuld waren met brandstof, olie en wie weet wat nog meer. Bij het verlaten van de basis zijn de volle vaten simpelweg stukgeslagen, om te voorkomen dat iemand nog iets met de chemicaliën zou kunnen doen. De vaten worden door de plaatselijke bevolking “Amerikaanse bloemen” genoemd. Op een zonnige dag en van afstand lijken de vaten op hectaren vol goudsbloemen. Weggezakt in de grond, weggespoeld door de regen, langzaam in de fjord gesijpeld. Er is geld vrijgemaakt om de grond te saneren en in ieder geval onderzoek te doen naar de staat van vervuiling.

De onderkomens van de manschappen

In de overblijfselen van een loods staan nog enkele legervoertuigen. De stalen spanten van de loods zijn simpelweg doorgebogen, en niets in mij voelt de drang om de voertuigen van dichterbij te gaan bekijken. Ieder stuk staal lijkt op het punt te staan om naar beneden te storten. Ik houd een veilige afstand en beklim even later een heuvel.

Van de onderkomens van de manschappen rest niet veel meer dan een vloer en wat losse planken. Hiertussen manoeuvreren heeft wel wat risico’s in zich. Lange spijkers staan recht overeind, klaar om bij de eerste de beste misstap mijn schoenen en voeten te doorboren. Iedere stap moet bewust worden uitgevoerd.

Even ben ik afgeleid door een koppeltje sneeuwhoenen. Het is bijzonder te zien hoe ze zich hier tussen de oude rotzooi begeven. Groenland is enorm groot en de natuur is vrijwel overal schoon, maar de sneeuwhoenen gaan uitgerekend hier in deze rotzooi zitten. “Waarom?”, vraag ik me af, om vervolgens in de spreekwoordelijke spiegel die ik mezelf voorhoud te kijken. Daarom!

Een oud fornuis, een ketel, verweerd hout en nog veel ondefinieerbaar metaal liggen hier over een grote afstand verspreid. Aan de ene kant zou ik het allemaal willen opruimen, aan de andere kant zie ik er ook de waarde van in om het te laten liggen. Laten liggen als stille getuige van de waanzin van de mensheid.

Het getij bepaalt

Ik zit nog in mijn overpeinzingen wanneer ik in mijn ooghoek, ver weg, onze gids zie staan. Ze zwaait en maakt gebaren die volgens mij betekenen dat ik terug moet keren naar de boot. Met een beetje tegenzin volg ik haar aanwijzingen op, niet wetend waarom. Ik had hier nog wel een tijdje kunnen blijven, want fotografisch inspirerend is de plek zeker.

Ikateq

Als ik terugkom bij de aanlegsteiger, zie ik het probleem. Het water van de fjord zakt snel. Nog even, en we kunnen de boot niet meer bereiken. Even later voegen ook de laatste deelnemers en de gids zich weer bij ons. Met wat kunst- en vliegwerk klimmen we aan boord, wat redelijk gaat, tot de laatste vrouw. Onze gids klimt als laatste aan boord, daarbij geholpen door twee van ons.

Niet veel later kunnen we het anker lichten en varen we terug door de fjord. Het getij bepaalt.

Ook deze reis was een samenwerking met IJslandtours

De boottocht naar Tiniteqilaaq

De boottocht naar Tiniteqilaaq

Nog niet helemaal wakker trek ik de gordijnen van mijn hotelkamer open. Het uitzicht tovert spontaan een glimlach op mijn gezicht. Door het raam kijk ik uit over de Kongsfjord, waar een langgerekte wolk de bergen aan de overkant in tweeën deelt. Ik blijf een tijdje door het raam staren, gefascineerd door de schoonheid van het landschap.

Ik kijk naar de gekleurde huisjes onder aan de heuvel en vraag me af of dit uitzicht nog steeds zo fascinerend is als je hier bent opgegroeid en het niet anders kent. Ik sla het uitzicht in mijn geheugen op, maar maak als geheugensteuntje ook een paar foto’s.

In de haven ontmoeten we onze gids Line en de stuurman van onze boot, Tobias. Tobias ken ik nog van een boottocht uit 2006. Hij is weliswaar wat ouder geworden, maar verder niets veranderd.

Varen, varen over de baren…

Wanneer je in een mild zonnetje uit de wind in de boot stapt, is het bijna niet voor te stellen dat je snel door en door koud kunt geraken. Eenmaal uit de beschutting van de haven komt er bovenop mijn thermokleding, winddichte broek en winterjas ook al snel een muts, das en handschoenen. Met 50 kilometer per uur in een open boot, blootgesteld aan alle elementen, heb je niet snel te veel kleren aan.

We verlaten de Kongsfjord en zetten via de Sermiliik fjord koers naar Tiniteqilaaq. De meesten noemen het Tinit. Een stuk makkelijker, in ieder geval voor ons westerlingen die de letter Q nauwelijks gebruiken.

Vooral ijsbergen

Al snel zitten we tussen gigantische ijsbergen. Sommige met keurige rechte wanden, andere verbrokkeld, verkruimeld, alsof je naar een wit zandkasteel kijkt. Een statige kathedraal van ijs rijkt naar de gedeeltelijk blauwe lucht.

De hele tocht naar Tiniteqilaaq is een aaneenschakeling van verbazing. Er zijn momenten van een eenzame ijsberg, grote lage ijsplaten en enorme formaties die tot wel 20 meter boven ons uitsteken.

Tiniteqilaaq in zicht

Al van verre zijn de eerste gekleurde huisjes van Tiniteqilaaq in zicht. De huisjes liggen op een idyllische plek met in de achtergrond een heuvelrug. Het verklaart ook de naam van het dorp, dat vertaald “plaats met een rij heuvels” betekent. Tinit is waarschijnlijk ontstaan in 1923. In 2024 wonen er 110 mensen, voornamelijk jagers en vissers.

Wanneer wij aankomen, ziet het dorp er verlaten uit. Een aanlegsteiger ontbreekt. Het verlaten van de boot gaat door op een sneeuwplateau te klimmen. De eerste paar stappen zijn wat onwennig, maar de sneeuwlaag is solide en draagt ons met gemak.

Over een modderig pad, een pad dat de enige weg in het dorp blijkt te zijn, lopen we langs een paar op het oog verlaten huisjes naar het centrum van het dorp. Centrum is een groot woord, maar hier staan de school en een gebouw waarvan ik denk dat het een gemeenschapsgebouw is.

Een paar kinderen spelen bij de school. Hier en daar kijkt een sledehond ons verveeld aan, behalve als we te dicht bij komen. Middels huilen vragen ze dan om aandacht. Aandacht die je ze niet mag geven. Honden zijn hier geen huisdieren. Het zijn “werkpaarden” die in de winter de sledes over de dichtgevroren fjorden mogen trekken.

De bijzondere betekenis van de gekleurde huisjes

Zoals in de meeste Oost-Groenlandse dorpen zien de huisjes er door de verweerde verf armoedig uit. Op de plekken waar de verf helemaal van de huizen is verdwenen, komt door de arctische omstandigheden geconserveerd hout tevoorschijn. Het lijkt gevrijwaard te zijn van rot. De verf is blijkbaar meer een manier om het dorp op te fleuren, al hebben de kleuren van de huisjes oorspronkelijk ook een belangrijke functie. Post- en telefoniegebouwen zijn blauw, gezondheidszorg geel, onderwijs- en kerkelijke gebouwen groen, en handel rood. Tegenwoordig hebben ze die betekenis niet meer, maar de kleuren vrolijken het dorp wel wat op.

Terug naar Tasiilaq

Met uitzicht op de fjord genieten we van een heerlijk zonnetje en nuttigen we onze lunch alvorens weer terug aan boord te gaan. We laten Tinit achter ons, en al snel gaan de handschoenen, das en muts weer aan. Ondanks de kou genieten we van de boottocht, onze ogen steeds speurend naar fotogenieke ijsbergen. Onderweg leggen we de boot even tegen een ijsplaat aan en worden we door onze gids uitgenodigd om even op het ijs te gaan wandelen. Met de gedachte dat van een ijsplaat ongeveer 10% boven water uitsteekt, waag ik het erop. Ook hier zijn de eerste stappen weer wat onwennig, maar voelt het bijna hetzelfde alsof je op het land loopt. Een bijzondere ervaring.

Ingesloten door het pakijs

De wind is gedraaid. Wij merken daar niet zoveel van, maar Tobias, onze kapitein, speurt meer over het water dan ik van hem gewend ben. Het ijs heeft ons ingesloten. Er wordt zonder succes gezocht naar een doorgang, maar dat blijkt moeilijker dan gedacht. Tobias stuurt de boot naar de rotskust en begint aan een wandeling naar een hoger gelegen punt. Wij strekken even de benen en gaan weer aan boord zodra Tobias terug is. We moeten een stuk omvaren, maar hij heeft een doorgang gevonden door het ijs heen.

Die doorgang is niet altijd even voor de hand liggend. Soms zit er niets anders op dan de boot tussen twee ijsschotsen te manoeuvreren en dan hopen dat de schotsen zich door de kracht van de boot gewonnen geven en uiteendrijven. Langzaam vordert de boot op zijn route richting Tasiilaq. Na een paar kilometer manoeuvreren zijn we door het ijs heen en staat/drijft ons niets meer in de weg om Tasiilaq te bereiken.

We verkennen Tasiilaq

We verkennen Tasiilaq

Met het raam van mijn hotelkamer wijd open adem ik flinke teugen in van de frisse Arctische lucht. Mijn ogen dwalen over de fjord en de zwarte bergen aan de overkant, die mooi getekend zijn met vlakken en strepen spierwitte sneeuw. Een spiegeling in de fjord, de drijvende ijsplaten en een in vele grijstinten gevulde wolkenlucht maken het plaatje compleet.

Na een stevig ontbijt met de groep – had ik al verteld dat het een fotografiereis is? – wandelen we een stukje langs de fjord. Rond de middag moeten we aanwezig zijn op het vliegveld voor de helikoptervlucht naar Tasiilaq. Een korte wandeling en een beetje Groenland opsnuiven is een mooie besteding van deze ochtend. Natuurlijk domineren de landschappen, maar daarnaast zijn de tot opslagplaatsen omgebouwde zeecontainers, brandstofsilo’s en een plek die veel wegheeft van een autosloop, maar dan met voornamelijk sneeuwruimers en oude boten, ook gewilde plekken om de camera’s alvast te laten wennen aan een voor ons “exotische” omgeving.

Iets voor 12:00 uur staan we op het vliegveld waar de helikopter al voor ons klaarstaat. Een helikoptervlucht is best een bijzondere ervaring, zeker als je de vluchten enkel kent van spannende films. Je zit vastgesnoerd in een 4-puntsgordel en gehoorbescherming is zeker niet optioneel. Een telefoon-app registreert tussen de 85 en 95 dB, wat gedempt door de gehoorbescherming goed te doen is, maar geloof maar niet dat je onderweg gezellig een praatje kunt maken met je buurman of -vrouw. Gebarentaal en gezichtsuitdrukkingen zijn je communicatiemiddelen aan boord.

Het opstijgen gaat verbazingwekkend soepel, en voor je het weet kijk je van geringe hoogte neer op de fjord met de vele ijsplaten. Voor wie geen plek aan het raam heeft weten te bemachtigen, is de gedwongen fotoloze overtocht geen straf. Het uitzicht is fenomenaal en voor we het weten, is de ongeveer 10 minuten durende vlucht alweer voorbij en stappen we uit in Tasiilaq.

Gescheiden door dezelfde taal

Ik ben nog op zoek naar het telefoonnummer van hotel Angmagssalik als de bus van het hotel arriveert bij het vliegveld. Even later staan onze koffers in onze kamers, waarbij ik moet aantekenen dat ik in gezelschap ben van onder andere vier gasten uit België, waarvoor ik me moet aanwennen de koffers “valiezen” te noemen.

Bovendien moet ik ook niet zeggen dat we een stukje gaan lopen, want voor onze zuiderburen is “lopen” rennen. Als we een wandeling gaan maken in Tasiilaq, gaan we dus niet lopen maar stappen, want het Belgische stappen is ons lopen. De Nederlanders in ons gezelschap moet ik daarentegen weer uitleggen dat we niet naar de kroeg gaan, want stappen heeft bij ons weer een andere betekenis. Kortom, wat ik ook van onze zuiderburen heb geleerd, is dat Nederlanders en Belgen twee volkeren zijn, gescheiden door dezelfde taal. Of moet ik in deze woordkeuze Belgen ook weer vervangen door Vlamingen?

Na een uitgebreide lunch gaan we wandelen door Tasiilaq. Het is voor mij een aparte gewaarwording weer terug te zijn in de grootste stad van Oost-Groenland, met 1850 inwoners. In 2006 heeft deze stad veel bij mij losgemaakt. Op het eerste oog is er, op wat nieuwbouw na, niet heel veel veranderd in de afgelopen 17 jaar. Het oudere deel van de stad brengt veel herinneringen bij mij terug. Het maakt mij enigszins melancholisch. Het is toch een plek waar een droom uiteenspatte, maar ook een plek waar ik nieuwe wegen insloeg.

De Bloemenvallei

Vanaf het hotel loopt een steil pad naar het lagere gedeelte van de stad. Bij een kruising volgen we de weg die ons via het kerkhof de Bloemenvallei inleidt. Een kerkhof blijft een indrukwekkende plaats om even bij stil te staan. Het kerkhof lijkt nergens op de kerkhoven die wij kennen. Een verzameling van witte kruizen, sommige nog netjes in de lak, andere enorm verweerd. De nieuwere graven zijn versierd met vele kunstbloemen. Sierbloemen zul je in Groenland vanwege het klimaat niet vinden, maar de kunstbloemen zullen voor de Inuit dezelfde troost bieden als hier de echte bloemen doen.

Maar ook de kunstbloemen doorstaan de tand des tijds slecht. De kunstbloemen ontlopen hun lot niet. De zon en het harde klimaat zijn onverbiddelijk voor de kleuren van de bloemen en laten ze op hun eigen wijze verkleuren, en zo ontstaat een andere manier van verwelken. Daarnaast doet de wind zijn best de bloemstukken uit elkaar te rukken, en worden bloemenkransen door de natuur verdeeld over de overige graven. Een mooie gedachte, want delen hoort bij de cultuur van de Inuit.

Voor ons fotografen bestaat het verdriet niet. Het verdriet hier wordt door de kruizen gemarkeerd. Fotografen zien de patronen, de symmetrie of juist het totale ontbreken van die symmetrie in de meestal naamloze kruizen.

We vervolgen onze weg

We wanen ons helemaal alleen. Wij zijn te vroeg in het seizoen om te zien waar de Bloemenvallei zijn naam aan heeft te danken. De winter was dit jaar lang, en zelfs nu is er nog nauwelijks sprake van lente dan wel zomer. De meeste begroeiing draagt nog het bruine kleed van een door sneeuw en koude geteisterd toendralandschap. Grote vlakken met een roodachtige bloeiwijze verraden het ontluiken van een bosbessensoort.

Na een paar kilometer staan we aan een waterval. Hoewel het hier om de enige noemenswaardige waterval in de omgeving van Tasiilaq gaat, heeft de waterval geen echte naam en staat hij bekend als de “Bloemenvallei-waterval”. We lopen langs de waterval omhoog en staan dan oog in oog met een groot meer. Als de wind even gaat liggen, ontstaat een mooie spiegeling van de achterliggende berg.

We wandelen terug naar het hotel. We komen opnieuw bij de steile weg, alleen dit keer moeten we de steile weg omhoog volgen, wat een aanslag is op zowel de kuitspieren, de ademhaling als de zweetklieren. In de avond geniet ik nog even van het mooie uitzicht over de Kongsfjord!

Deze reis was weer perfect samengesteld door IJsland Tours.

First impressions often lie,

they often fool the naked eye. (Fischer-Z)

17 jaar na mijn laatste bezoek aan Groenland betreed ik opnieuw Groenlandse bodem. In 2006 bezocht ik Groenland voor het eerst. Het was een bezoek om nooit meer te vergeten. Noem het een cultuurshock, maar in een week leerde ik hoe eerste indrukken je vaak op het verkeerde been kunnen zetten. Mijn eerste bezoek was de aanleiding voor mijn eerste boek, “Waarom Groenland…”, waarvoor ik in 2007 een tweede bezoek aan Groenland bracht.

Het publiceren van mijn eerste boek was op zijn zachtst gezegd een ontnuchtering. In mijn naïviteit had ik hoge verwachtingen over wat mijn boek teweeg zou brengen. Het werd de spreekwoordelijke druppel in een immense oceaan. Gedesillusioneerd door de desinteresse van uitgeverijen en een erg lompe, onnodige en kwetsende reactie van de toenmalige hoofdredacteur van National Geographic, bleef mijn boek lang steken bij een proefdruk.

Na een periode van bezinning en enkele positieve reacties besloot ik het boek in eigen beheer toch uit te geven. Het werd natuurlijk geen bestseller, maar de positieve reacties die ik mocht ontvangen hielpen me weer terug op het pad van fotograaf en auteur. Het boek is nu nog verkrijgbaar als iBook Waarom Groenland…

Eerste halte: Kulusuk

8 juni 2024, de Havilland DHC-8 van Icelandair zet zijn wielen aan de grond op de luchthaven van Kulusuk. Een paar minuten voor de landing kon ik al genieten van het adembenemende uitzicht op ijsschotsen, ruige puntige rotsen en een stuk van de kustlijn van het eiland Kulusuk.

De formaliteiten bij de kleine luchthaven zijn snel afgewerkt en mijn koffer is al snel weer in mijn bezit. Buiten wacht Jacob, de beheerder van Hotel Kulusuk, me al op. Een ritje van twee kilometer brengt me naar het hotel met de passende naam “Hotel Kulusuk”.

Het harde Groenlandse klimaat heeft zijn sporen nagelaten op het houtwerk van het hotel. Extreme koude, hevige stormen en bij helder weer de felle en ongenadige zon, zijn geen vriend van schilderwerk. Een grote tegenstelling tot de binnenzijde van het hotel, die warmte en welkom uitstraalt.

Door het tijdsverschil van drie uur met Nederland kom ik aan op een mooi moment voor het diner, maar ben ik ook erg blij als ik mijn kamer kan opzoeken en mijn ogen kan sluiten.

Het uitzicht vanuit mijn kamer

Nog niet helemaal in het juiste ritme, sta ik ook alweer vroeg naast mijn bed. Ik trek de gordijnen open en realiseer me dat ik nu echt een “room with a view” heb.

Het gouden zand van het Vestrahorn strand

 

Ik had me weer enorm verheugd op het weerzien met de weerspiegeling van berg Vestrahorn in Zuid-IJsland. Slechts sporadisch, wanneer de wind een opening in het wolkendek wist te blazen, durfde de zon voorzichtig, met een paar stralen, voor heel eventjes, het zwarte zand van het immense strand te beroeren.

Terwijl ik de auto over het zandpad voorzichtig naar de parkeerplaats manoeuvreerde keek ik met een hunkerende blik naar links waar weldra de spiegeling zichtbaar zou worden. Alleen harde wind zou nog roet in het eten kunnen gooien. Die gedachte was te voorbarig. Het compleet ontbreken van de spiegeling was ook een optie die ik niet had bedacht. We hadden enkel zicht op een enorm zwart strand, wat natuurlijk nog steeds prachtig was, maar voor mij toch wel een anticlimax was.

Zoeken naar alternatieven

Zonder de enorme spiegeling van de bergrug, bleef natuurlijk de vloedlijn nog over. De vloedlijn met zijn spierwitte schuimkoppen, welke een prachtig contrast vormen met het pekzwarte zand, die tezamen weer een mooie voorgrond neerleggen voor de immense bergrug staan garant voor een moment van respect voor de overweldigende natuur in dit oostelijke deel van IJsland.

Een stukje van die vloedlijn verwijderd lagen ontelbare kleine schelpjes, die met de wind mee zorgde voor het ontstaan van kleine zandduintjes. Plat op de grond liggend probeerde ik een compositie te maken van schelpjes en duintjes. De eerste foto die ik hiervan schoot was weliswaar leuk, maar daar hield het ook mee op, en in de fotografie ga ik niet voor “weliswaar leuk”.

Speurend naar elementen die de foto toch weer boeiend konden maken ontstond van het ene op het andere moment schaduw. En je weet het, geen schaduw zonder licht. Binnen vijf seconde ging mijn gevoel van mmm, naar wow!

Vinden van inspiratie

Mijn aandacht werd getrokken door een verweerde boomstam. Terwijl de lucht nog steeds meer naar oranje kleurde werd de stam plots een dankbaar onderwerp voor een aantal foto’s. Geen mooie foto zonder mooi licht.

 

Een stukje verderop zag ik een zandduin liggen, die nu werd gestreeld door het licht van de ondergaande zon. Ik spoedde mij naar het zandduintje in de hoop sneller bij het duintje te zijn, dan dat het zonlicht weer zou verdwijnen.

De zandduintjes van soms meer dan een meter hoog, lagen hier maagdelijk, onberoerd door voetsporen aan mijn voeten. De laagstaande zon brak nu volledig door het wolkendek, en maakte de zwarte duintjes tot bergen van goud. Een moment van absolute schoonheid.

Een lang geluksgevoel

Ik keek om me heen. Een paar honderd meter achter mij stond een aantal mensen te kijken naar de vloedlijn. In de verte voor mij stond een handjevol mensen te kijken bij de plek waar je normaal gesproken de weerspiegeling moest kunnen zien, en ik? Ik had de zandduintjes met hun mooie licht helemaal voor mezelf. Een moment van natuurlijke perfectie. Het moment duurde totaal nog geen zeven minuten, mijn geluksgevoel veel langer.

 

Fardagafoss

Een mooie afsluiter

De reis komt tot een eind, dus wordt het tijd om naar Seyðisfjörður te rijden. Een dag eerder dan ik had gepland zit ik in Egilsstaðir, niet goed wetend wat ik hier nog ga doen. Dan bedenk ik me dat hier nog een waterval is die ik nog nooit gezien heb. Een keer heb ik een poging gewaagd erheen te wandelen. Door een dikke pak sneeuw was er van het pad niets terug te vinden. We hebben het geprobeerd, maar besloten toch maar het risico niet te nemen.

Vandaag is een goede dag voor een korte wandeling, en vol goede moed ga ik richting de waterval. Het pad is op stukken best steil, dus ben nu extra blij dat ik in de sneeuw niet ben doorgegaan.

Steiler dan ik had gedacht

Het laatste stuk, de afdaling naar de waterval is extra steil. Als ondersteuning hangen kettingen aan de wand waaraan je jezelf kunt vasthouden. De waterval, Fardagafoss is een aangename verrassing. Tussen het water liggen stukken afgebroken basalt die wat rood zijn aan een zijde, of groen bekleed met wat mos.

Een traktatie van de zon

De mooiste verrassing is natuurlijk dat je er ook nog achterlangs kunt. Ik moet even zoeken hoe je dat precies voor elkaar krijgt, maar even later sta ik achter de waterval. In de hoek van een van de wanden die de waterval omsluit komt net de zon tevoorschijn. Als verrassing heeft de zon vandaag een halo aangetrokken.

De basaltkust van Kálfshamarsvík

Kálfshamarsvík, een kleine baai in het noordelijk deel van het schiereiland Skagi. Aan het begin van de 20ste eeuw werd het bewoond door ongeveer 100 mensen die voornamelijk leefden van de visserij. Rond 1940 was de nederzetting grotendeels verlaten. De laatste inwoner vertrok in 1961. De huizen werden grotendeels afgebroken, en elders opgebouwd. Wat nog rest zijn enkele turfmuren en funderingen.

Een puzzel van basalt kolommen

De schoonheid van de baai is voornamelijk te danken aan de vele basalt kolommen die hier bijna ordelijk lijken te zijn neergesmeten.

Te midden van de basalt kolommen die ongeveer twee miljoen jaar geleden ontstonden staat sinds 1940 een in Art Deco stijl gebouwde vuurtoren welke in 1942 in gebruik werd genomen.

Als ik kom aanlopen kijken de vele schapen even verschrikt op. De schapenoogjes volgen iedere stap die ik zet, en als ik iets te dichtbij kom, draaien de schapen om, en gaan er in een rustig tempo vandoor, om even verderop verder te gaan met wat schapen voornamelijk doen, eten.

Een klein paradijsje voor wie van fotografie houdt.

Ik heb mazzel met het weer, en kijk op mijn gemak rond en probeer de ideale spots te vinden voor het maken van wat foto’s. Als de zon langzaam richting de horizon vertrekt loop ik terug naar de camper, en neem mezelf voor om terug te zijn bij de vuurtoren voordat de zon deze dag uitzwaait.

 

 

Litli Hrútur eruptie op IJsland juli 2023

Al sinds 23 januari 1973 was het een wens van mij een uitbarsting live te mogen meemaken. Ik was toen 9 jaar oud, en zag de beelden van de Eldfell op de Westmaneilanden, waar grote lavafonteinen over een lengte van 1600 meter uit de aarde spuwden.

Terwijl ik aan het werken was aan een nieuw boekproject, dat verband houdt met IJsland, bereikte mij het nieuws dat een nieuwe uitbarsting van een vulkaan aanstaande was. Ik hield het nieuws natuurlijk nauwlettend in de gaten.

Ik was in het Noordwesten van IJsland, toen de lava begon te stromen. Diezelfde dag reed ik naar het zuiden met het plan om nog dezelfde nacht naar de uitbarsting te wandelen. Vlak voor Reykjavik kreeg ik bericht dat in verband met giftige gassen de eruptie site voor iedereen was gesloten. Het was rond middernacht. Een goede tijd om een plaats voor de nacht te zoeken.

De volgende dag was de site nog steeds gesloten. Om goed voorbereid te zijn kocht ik alvast een gasmasker met een ABEK filter. De minimale vereisten om onder deze omstandigheden bij de nieuwe krater te mogen zijn, en een vergunning hiervoor te krijgen.

De eruptiesite gaat weer open

Op het moment dat het nieuws mij bereikte dat de eruptie site weer openging was ik vlak bij de site in het plaatsje Grindavík. Ik was dan ook snel ter plaatse en kon beginnen aan de 9 kilometer wandeling naar de eruptie site. Twee uur later stond ik oog in oog met de krater. Oog in oog is misschien wat te voorbarig. Van de krater was niets te zien. Door het smeulende mos was van zowel de krater als de lava fonteinen niets te zien.

Soms speelde de wind even mee en werd de rook naar beneden geblazen waardoor een glimp van de krater zichtbaar was. Mijn droombeeld? Nee! Een bijzondere sfeer? Jazeker.

Na enkele uren besloot ik dat het tijd was om terug te gaan naar de camper. “Morgen een rustdag, en overmorgen weer”, dacht ik bij mezelf.

Een nachtelijke ontmoeting

Het is laat in de nacht, of vroeg in de ochtend. Het is maar hoe je het bekijkt, als ik de camper even verlaat. Er komen nog steeds mensen teruglopen van de nieuwe krater, die al snel de naam Litli Hrútur heeft gekregen. Ik raak aan de praat met iemand die net terug is van de site, en bekijk op haar camera de beelden die zij schoot. Wow! In het semi donker van een IJslandse zomer zie je de stromende lava een stuk beter. Vandaag geen rustdag, of tenminste niet de hele dag. Overdag ga ik rusten, maar vanavond ga ik nog terug.

Een hernieuwde kennismaking met Litli Hrútur

In de avond ga ik vroeg op pad. Het is net 20:00 geweest als ik naar de eruptie site begin te wandelen. Aan het begin van de wandeling spreek ik nog iemand van de “Search and Rescue” organisatie, Landsbjörg,  van IJsland. Hij vertelt me dat het pad weliswaar open is, maar dat het zicht op de krater minimaal is vanwege de vele rook.

Het kan me niet tegenhouden toch te gaan. Enkele kilometers voor de eruptie site hangen dikke rookwolken over het pad. Ik begin te twijfelen aan mijn beslissing. Is er echt zoveel meer rook als gisteren?

Zodra de eruptie site in beeld komt, zie ik inderdaad voornamelijk rook. Veel rook. Langzaam nader ik de site tot op enkele honderden meters, en sta dan voor een dik rookgordijn waarachter zowel de nog steeds hoogstaande zon als de krater vaag te zien zijn.

Het is niet waar ik op rekende, maar het is waar ik het mee moet doen. Ik zit een tijdje te kijken, en zie dan door de rook heen mensen bewegen. Natuurlijk, gisteren smeulde het mos, dicht bij de krater. Misschien is de rook waarachter ik zit slechts een rookgordijn, en sta je voorbij de rook, met vrij zicht bij Litli Hrútur.

Ik pak mijn gasmasker, en waag mezelf door de rook heen. De dikke rook die om mij heen hangt is plotseling weg, en voor het eerst in mijn leven zie ik een heldere en heftige vulkaanuitbarsting. Ik ben er een tijdje stil van. Een wens van 50 jaar geleden komt uit.

Al snel sta ik te fotograferen, en te kijken. Voornamelijk te kijken.

Het wordt toch koud

Het klinkt misschien vreemd, zo dicht bij de krater waarin lava van 800 tot 1200 graden steeds de lucht in wordt gesmeten, maar het wordt toch koud. Ik besluit dat het mooi geweest is, en terug te keren naar de camper. De eerste 2 kilometer van de terugweg is er nog zicht op de krater met de uitvloeiende lava. Ik heb nog nooit zo vaak achteromgekeken tijdens een wandeling. Het blijft een fascinerend schouwspel.

Zodra de krater uit beeld verdwijnt, verdwijnt mijn camera pas weer in de rugzak. Ik heb nog bijna 2 uur lopen voor de boeg, maar die 2 uren vliegen voorbij. Het is bijna 04:00 als ik bij de camper terugkom. Ik ga nu niet meer rijden. Hoewel het niet mag, zie ik het niet zitten om rond deze tijd nog een camping op te gaan zoeken.

De volgende ochtend

Ik ben alweer vroeg wakker. In ieder geval vroeg voor iemand die na 04:00 naar bed is gegaan. Terwijl ik het parkeerterrein afrijd, zie ik dat de medewerkers en auto’s van Landsbjörg weg zijn. Er staan enkel twee politieauto’s. De ene blokkeert de ingang van het parkeerterrein, terwijl een agent uit de andere auto mij maant om door te rijden.

De toegang tot de eruptie site wordt afgesloten.

Van Landmannalaugar naar Herðubreiðarlindir

Er gebeurt hier zoveel, dat ik bijna geen tijd heb om mijn blog bij te houden. Daarom eerst maar even mijn laatste ervaringen.

Gisteren nam ik afscheid van Landmannalaugar. Landmannalaugar is zonder twijfel een van de mooiste gebieden in IJsland. Hoewel ik er bijna een week ben geweest, heb ik helaas niet de mogelijkheid gehad om heel veel te gaan zien. Het project waarmee ik bezig ben, later dit jaar meer daarover, betekend ook dat ik veel tijd moet wachten, en op oproep paraat moet kunnen staan. Ik breng veel tijd door op de camping, en maak korte wandelingen vanaf daar.

Maar goed, Landmannalaugar is nu even achter de rug, en ik ben nu onderweg naar de Herðubreiðarlindir om daar mijn project weer op te pakken.

Om de kortste route te nemen, ben ik gisteren via de F208, Fjallabak, naar de F26, de Sprengisandur gereden. De Sprengisandur is zowel een martelgang om over te rijden, als een genoegen. Door het weer van gisteren had ik weinig vergezichten, maar reed ik voornamelijk door een minimalistisch landschap.

De Sprengisandur is een route waar je ruim zes uur voor moet uittrekken, ondanks dat de afstand maar een 250 kilometer is.

Het duurde dan ook lang voordat ik de Sprengisandur door was, en ik was bek af. Ik pauzeerde even bij de Aldeyjarfoss om wat te eten, en kwam er al snel achter dat ik te moe was om nog een uur door te rijden naar een camping. Ongeveer tegelijkertijd met het idee om bij de waterval te overnachten, gingen mijn ogen dicht, en het licht uit.

Vanmorgen besloot ik om zonder naar de waterval te wandelen, ik gewoon weg zou rijden naar mijn volgende doel. Dat besluit werd even snel weer herroepen, omdat de waterval lonkte…

Een bijzondere ontmoeting

Op 8 augustus 2021, 3 dagen na de publicatie over mijn boek “IJslandse Parels” in het Eindhovens Dagblad gaat de telefoon. Een voor mij onbekend nummer licht op in het display van mijn telefoon. Ik neem op, en hoor aan de andere kant van de lijn een vrouwenstem. “Hallo, met Mary”.

Ze heeft het artikel in de krant gelezen, en dat bracht herinneringen bij haar terug van haar IJslandreis in 1969. We spreken elkaar een tijdje aan de telefoon, en besluiten dan een keer echt af te spreken.

Het bezoek

Op 25 augustus is het zover. Het is vanaf hier iets meer als een half uurtje rijden. Ik word door Mary hartelijk ontvangen, en natuurlijk gaat het gesprek al snel over IJsland. Het is erg leuk om te horen hoe alles er in 1969 aan toe ging in IJsland. De oude geiser werkte nog. Er is nog geen massatoerisme. Waarschuwingsbordjes, hekjes en touwtjes waren niet nodig, er werd uitgegaan van het gebruik van je gezonde verstand. De Hallgrímskirkja stond nog in de steigers, en was ook de enige hoogbouw van Reykjavik. De kerk van Ólafsvík was nog vanaf de doorgaande weg te zien. Het grootste deel van het wegennet bestond uit gravel, en de vervolmaking van de ringweg zou nog vijf jaren gaan duren.  

Wilde je een reis maken in IJsland, en je wilde helemaal rond, dan was je het beste uit door met de boot te gaan. Mary ging met het schip Esja. Ze vertelt over het schip, en de kapitein, “Tryggvi Gunnar Blöndal”. Een aardige man die zelfs een tekening van papegaaiduikers voor haar maakt, en een gedicht schrijft.

Er is even wat hilariteit als de kapitein schrijft over de vrouwen met de grote boezem. Maar dit is vooral een communicatieprobleem, hij bedoeld “met het grote hart”.  Bij het oversteken van de poolcirkel krijgen ze een heus certificaat.

IJslandse foto’s van meer dan 50 jaar geleden

Natuurlijk bladeren we door haar fotoalbum. IJsland in 1969 was echt een andere beleving. Natuurlijk laat ik mijn boek IJslandse Parels voor haar achter, en ik mag haar fotoalbum en een oud boek van IJsland mee naar huis nemen om eens rustig door te kijken. We houden telefonisch contact, maar door veel omstandigheden wordt een tweede bezoek steeds uitgesteld.

2023, een tweede bezoek

Afgelopen week stond ik weer bij Mary op de stoep. Dit keer om haar albums en boeken terug te brengen. Mary is inmiddels 90 jaar oud, maar als ze verteld over IJsland, of haar andere reizen, want Mary is in haar leven veel op reis geweest, merk je daar niets van. Dan zit daar plots weer die jonge vrouw die in 1969 aan boord van de Esja stapte en haar IJsland avontuur beleefde.

Bij het afscheid geef ik haar nog mijn eerste IJsland Publicatie “Ode aan IJsland”. Ik heb nog enkele exemplaren liggen, en ik denk dat Mary er wel van zal genieten.

Een leuk telefoongesprek

Bij mijn laatste bezoek vertelde Mary dat ze in de middag nog bezoek zou krijgen van de huisarts. Ze voelde zich niet helemaal prettig, maar ze had mijn bezoek niet af willen zeggen. Ik bel haar twee dagen na mijn bezoek nog even om te vragen hoe het nu met haar gaat. Gelukkig gaat het alweer een stuk beter.

Maar Mary vindt het niet nodig om over haar te praten, ze heeft het steeds over mijn boek, “Ode aan IJsland”, dat ik bij haar achterliet. Ze vindt de geschreven stukjes zo leuk, gevoelig en poëtisch beschreven. Ik krijg zoveel complimenten dat ik het er gewoon warm van krijg. Volgens mij kleurden mijn wangen zelfs even rood.