Zodra ik deze ochtend mijn ogen open schieten er veel gedachten door mijn hoofd. Oké, ik heb een afspraak met Bjartur, in het Skaftafell nationale park, waarmee ik erg blij ben. Het is een sprong voorwaarts in mijn project. Maar, ik zou ook nog teruggebeld worden, en heb niets meer gehoord. Gaat het door? Ik besluit niet op een telefoontje te wachten, maar rijd meteen (na het ontbijt) naar Skaftafell, waarvandaan we om 09:30 uur zouden vertrekken.
Ik wil niet te laat komen, en ben om 08:55 uur al aanwezig. Ik weet alleen niet hoe mijn afspraak er uit ziet. Ik klamp iemand aan die er uitziet alsof hij hier werkt, en vraag hem naar Bjartur. “Bjartur is niet aanwezig”, zegt hij. Die vertrekt vandaag vanuit Freysness. Ik bedank hem en rijd zo snel mogelijk naar Freysness, een klein wegrestaurantje/shop even voorbij Skaftafell.
Om 09:15 parkeer ik mijn auto en stap uit. Het is een mooie zonnige dag, de ideale weersomstandigheden voor de plannen van vandaag. Zowat iedere minuut kijk ik even op mijn horloge. Nog een paar minuten voor half tien. Het kan nog even, bedenk ik. Even voor half tien bel ik Bjartur, maar de telefoon wordt niet opgenomen. “Hij is natuurlijk aan het rijden”, bedenk ik me dan, al heb ik tot nu toe nog maar weinig IJslanders getroffen die zich bewust zijn van “handsfree” bellen. Ook mijn tweede en derde telefoontje wordt niet beantwoord.
Langzaam tikt de tijd verder. Het wordt 09:45, 09:50. In mijn gedachten spelen zich alle scenario’s af waarom Bjartur er nog niet is. Misschien vergiste ik mezelf en zei hij 10:00 uur, of hij heeft zich verslapen en komt wat later, hij moest nog iemand ophalen die nog niet klaar was. Ik kan bedenken wat ik wil, maar er komt niemand. Zo voelde het dus om een blauwtje te lopen.
Ik bel mijn tweede contactpersoon voor een afspraak. Ik ben welkom om met hem mee te gaan, maar hij zit nu op de Solheimajökull, waar hij om 12:00 met een groep de gletsjer op gaat. Om 16:00 uur is hij dan klaar en vertrekt hij naar Reykjavík. Ik kijk op mijn horloge en besef dat het onmogelijk is om op tijd bij hem te zijn.
Als de stemming niet goed is…
Ik zal er niet om liegen, ik heb behoorlijk de pest in, ben teleurgesteld, verdrietig en boos. Ik stap in mijn auto, blijf nog even zitten, maar rijd dan maar richting het westen. Het is prachtig weer. De sneeuw en het ijs van de gletsjer steekt mooi af tegen de blauwe lucht. Hier en daar kruipen wat schapenwolkjes langzaam tegen de besneeuwde hellingen omhoog, en eigenlijk zou ik hier moeten blijven en foto’s moeten maken. Maar ik heb geen zin. In mijn achteruitkijkspiegel zie ik de prachtige gletsjer langzaam kleiner worden. Ik baal ervan dat ik me er nu even niet overheen kan en wil zetten en rijd door.
Ik rijd door tot voorbij de berg Lómagnúpur. Daar zet ik voor het eerst de auto even aan de kant. Ik rijd een voor mij onbekend weggetje in. Wie weet waar deze weg me heen leidt. Veel te vroeg eindigt voor mij de weg. Het wegdek is te slecht, de kuilen te diep. Mijn auto zou het wellicht best hebben gekund, maar ik voel er niets voor hier vast te komen zitten. Ik draai om en stap uit op een voor mij bekend punt en schiet plaatjes van de Lómagnúpur. Allemaal nog steeds een beetje op de automatische piloot.
Langzaam breekt het zonnetje weer door
Langzaam maar zeker verdwijnen de negatieve gedachten naar de achtergrond. Als ik een paar honderd meter van de doorgaande weg een oude brug zie ben ik er weer doorheen. Hier wilde ik al vaker stoppen, maar meestal waren het of de omstandigheden, of het gezelschap waarin ik verkeerde, of was de tijd die ik had te beperkt. Nu heb ik geen enkele reden meer om de brug voorbij te rijden. Ik heb vandaag tijd in overvloed, het weer is prachtig, en ik kan rustig kijken waar ik de weg af kan zonder ander verkeer te hinderen.
Een plekje is snel gevonden, en ik begin de brug te onderzoeken. Waarschijnlijk was dit de plek waar enkele tientallen jaren terug de hoofdweg rondom IJsland nog lag. Nu is het een brug waar aan de ene kant nog een paar meter asfalt ligt, en aan de andere kant een eenvoudig hek is geplaatst zodat de schapen die aan de overkant van de brug het gras kort houden, de rivier niet oversteken.
Tevreden rijd ik een half uurtje later weer verder. Ik zet de muziek in de auto wat harder en begin mee te zingen. Dit keer met Radiohead. Meestal is meezingen een goede remedie om uit een slechte stemming te komen. Nu ook.
hij die in de kloof woont
Mijn volgende stop is bij de waterval Gljúfurárfoss. Een waterval waar je enkele jaren geen levende ziel zou aantreffen. De waterval is vanaf de hoofdweg dan ook bijna niet te zien. De waterval ligt verscholen in een kloof. De letterlijke vertaling van Gljúfurárfoss zou “hij die in de kloof woont” zijn. De waterval is tegenwoordig een stuk populairder geworden. Ik verwacht dan ook dat ik er dit keer niet alleen zal zijn. Mijn camera laat ik gemakshalve maar in de auto liggen. Voor de kloof staan al een aantal mensen die duidelijk twijfelen of ze al dan niet een poging wagen in de kloof te geraken. Je moet over wat stenen door het water stappen, en dat is niet voor iedereen weggelegd. Ik kijk het tafereeltje even af, en zie ook twee meisjes die bezig zijn hun sokken uit te wringen. En jongeman die het risico op natte sokken wilde vermijden komt op blote voeten uit de kloof gelopen. Hij is alleen vergeten dat zijn doorweekte voeten een magneet zijn voor de modder waar hij nog doorheen moet alvorens hij bij zijn brandschone rode schoentjes aankomt.
Als de weg even vrij is loop ik de kloof in. De beleving van de kloof is “anders” nu ik hem moet delen met 15 andere mensen. 15 Mensen die hier bezig zijn “de” selfie van hun leven te maken. Om de beurt klimmen ze op “de” rots en wachten op het moment tot hun partner/vriend/vriendin aangeeft dat de foto is gelukt. Anderen werken vanaf statief en vertrouwen op hun “selftimer” om goed op de foto te komen. Soms wordt het een kleine chaos als drie mensen tegelijkertijd naar voren lopen om op de rots te klimmen. Maar steeds zijn er dan wel twee die zonder morren weer terug op hun plekje gaan staan, afwachten tot hun moment aangebroken is.
Even later loopt de kloof leeg. De aanwezigen hebben het wel gezien. Ik loop zelf ook naar buiten en zie niemand deze kant in komen. Ik loop snel naar mijn auto, pak mijn rugzak en loop terug naar de kloof die ik nog een behoorlijke tijd voor mezelf heb. Oude tijden herleven…
Als ik de kloof uitloop staat de zon al erg laag aan de horizon. Ik rijd naar Hvolsvöllur, en vind daar niet ver vandaan een goede overnachtingsplek in hotel Eyafjallajökull.
Nieuwe kansen
Als ik daar aankom bel ik nogmaals met mijn tweede contactpersoon om te vragen wat hij de komende tijd gaat doen. Nog in oktober vertrekt hij weer naar Skaftafell om daar te gidsen. Ik maak een afspraak om met hem mee de gletsjer op te gaan. Mijn projectweken en vakantie beginnen door elkaar heen te lopen.
Ik ben oprecht blij met deze afspraak. Een positief einde aan deze dag die wat minder positief van start ging.