Werken aan een project in IJsland is vaak een kwestie van afwachten, veel afwachten. Projectmatig gezien zijn dat natuurlijk verloren dagen. Afwachten is iets waarin ik niet goed ben. Mentaal blokkeer ik, en ik heb moeite om dan mijn focus te verleggen naar “ander” nuttig werk. Nee, in plaats van werken controleer ik dan steeds mijn telefoon. Heb ik nog wel bereik, heb ik een oproep gemist, kwam er een bericht binnen, heb ik mail? Met al die geluidjes en trilfunctie in de moderne telefoons is het vrijwel onmogelijk een oproep of bericht te missen. Bovendien heb ik zo’n horloge dat ook nog eens vrolijk mee gaat trillen als mijn telefoon enige activiteit vertoond.
Met al die moderne gadgets heb ik mijn kantoor op broekzakformaat en wordt mijn werkgebied ongeveer zo groot als… de hele wereld. Tenminste als ik telefoon en internet bereik, elektriciteit en een leesbril tot mijn beschikking heb. Als dan ook mijn vingers nog een beetje minder dik waren zodat ik die kleine toetsjes beter kon raken, zou je het bijna ideaal kunnen noemen.
Iets ondernemen, mijn beste remedie tegen piekeren
Van deze verloren dag wil ik niet ook nog een zinloze dag maken. Niet veel later zit ik in mijn auto en ben onderweg naar Skaftafell. Als ik langs Sandfell kom draai ik toch even van de hoofdweg af. Jaren geleden werd mijn aandacht hier getrokken door een solitaire boom. De achtergrond van de boom bestond uit een pekzwarte gruisberg, wat toen mooi contrasteerde met de fris groene bladeren van de kruin. Een mooi plaatje wat nog eens werd versterkt door een oud omheind kerkhofje. Later vond ik ook nog uit dat zich hier ooit de eerste vrouwelijke kolonisator van IJsland had gevestigd. Steeds als ik hier voorbij rijd hoor ik de boom naar mij roepen. Zij roept, ik luister.
Nu rijd ik bijna nooit meer aan de boom voorbij zonder haar even gedag te zeggen en op de foto te zetten. In mijn beeldarchief bevinden zich uit alle seizoenen foto’s van deze “voor mij” bijzondere boom. Er is sindsdien ook geen fotografiereis meer voorbij gegaan zonder hier even met de groep te zijn gestopt.
Even een snelle blik over de Svínafelljökull
Ook de Svínafelljökull schreeuwt om aandacht. Het is normaal gesproken al een van de mooiste gletsjertongen van IJsland, maar dit keer verdiend ze extra aandacht vanwege een aardsverschuiving die hier een paar maanden geleden plaatsvond. De weg naar de gletsjertong is dit keer van erbarmelijke kwaliteit. Tegen al die weersinvloeden en het vele verkeer zijn deze wegen eenvoudigweg niet opgewassen.
Zo nu en dan moet ik even wachten zodat een automobilist die het niet meer aandurft verder te rijden over deze weg, zijn auto wil keren. Het schiet ook niet op als de automobilist voor je zijn of haar best doet om iedere kuil in de weg te ontwijken, en daarvoor de hele breedte van de weg nodig heeft. Het duurt zelfs nog wat langer wanneer een beetje uit de kluiten gewassen camper besluit hier te keren. Ik zou het persoonlijk met een camper ook niet proberen, tenzij al mijn serviesgoed uit onbreekbaar plastic zou bestaan.
Uiteindelijk sta ik dan toch op de parkeerplaats en kan de wandeling naar de gletsjertong beginnen. Die paar honderd meter zijn natuurlijk zo afgelegd. De gletsjer is weer enorm in omvang geslonken. Iedere keer als ik hier kom lijkt de tong weer aan hoogte te hebben verloren. Niet aan lengte. De tong wordt flink vooruit geschoven. Ik geloof zelfs dat ik nog nooit heb gezien dat de tong zover door de gletsjer werd uitgestoken. Zou het een statement zijn?
Voor mij uit lopen drie personen, twee mannen en een vrouw. Ik zie dat de vrouw achterblijft en de mannen een stukje doorlopen. Ik groet de vrouw terwijl ik haar voorbijloop, en spring eenvoudig van rots naar rots om zo verder en hoger langs de gletsjer af te kunnen komen.
Het verkeerde voorbeeld gegeven
Een stukje verderop raak ik in gesprek met een van de mannen. Ze komen uit Zwitserland, en we hebben een kort gesprekje over het terugtrekken van de gletsjers, als we achter ons een gil horen. De vrouw die achterbleef heeft zo te zien besloten toch verder te lopen en is tijdens dat lopen van een één meter hoge rots gevallen.
We lopen met zijn drieën naar de vrouw toe die nog steeds op de grond ligt als we bij haar komen. Ze heeft moeite met opstaan, maar de twee mannen weten haar weer op de been te krijgen. Ze heeft een pijnlijke arm, en een paar wondjes op haar handen. Ik haal mijn EHBO tasje tevoorschijn en kan in ieder geval de open wondjes van pleisters en ontsmettingsmiddel voorzien. Haar arm voelt een beetje dof, maar qua pijn geeft ze zelf aan dat het een viertje is op een schaal van één tot tien. “Eigenlijk wilde ik niet verder lopen”, vertelt ze mij. “Maar ik zag jou zo makkelijk over die stenen springen, ik had het idee dat ik dat ook wel kon”. Ik begin me bijna schuldig te voelen, dat ik niet op zijn minst de schijn op heb weten te houden dat het lopen hier niet zo makkelijk gaat als het lijkt.
Ik raad haar aan om even naar het informatiecentrum van Skaftafell te gaan, want het zal minimaal gekneusd zijn, maar gezien haar leeftijd zou een scheurtje in de botten ook tot de mogelijkheden behoren. Ze staat erop dat haar reisgenoten gewoon doorgaan met fotograferen, en geeft aan te wachten tot ze klaar zijn en dan naar het informatiecentrum te gaan.
Zo lopen we met zijn drieën weer een stukje langs de gletsjer af waar duidelijk de sporen van de aardverschuiving zichtbaar zijn. De opstaande wand van de gletsjer wordt door de wolken aan het zicht onttrokken. Het lijkt ook of de wolken een dempend effect hebben op het geluid van de zuivere frisse wind die over de gletsjer waait. Een bijna perfect “Zen” moment.
Zo nu en dan kijk ik even om naar de vrouw die nog steeds met haar linker arm, de rechter ondersteunt. Nadat de twee heren mij nog enkele keren hebben bedankt nemen ze afscheid, en ondersteunen de vrouw terwijl ze aan de weg naar beneden beginnen.
Ik blijf nog even achter op mij plekje, en voor een korte periode ben ik helemaal alleen, met als enig gezelschap de omgeving.
Op de valreep toch nog een afspraak
Aangekomen bij Skaftafell loop ik het informatie centrum binnen en vraag daar of “Habba” aanwezig is. Ik heb lang geleden eens telefonisch contact met haar gehad over mijn project, en vindt dit de gelegenheid om haar even in real life te ontmoeten.
Even later ontmoet ik Habba en hebben we een leuk gesprek over mijn project. Ze weet wel mensen die mij verder kunnen helpen, en na een paar telefoontjes krijg ik twee telefoonnummers, en heb ik een afspraak voor morgen. Top!
Tevreden keer ik terug naar het bezoekerscentrum waar de drie Zwitsers die ik eerder op de Svínafelljökull ontmoette weer tref. Waarschijnlijk is de arm toch gebroken, en wacht ze op een eerste hulp medewerker die haar verder kan helpen.
Hopelijk valt het mee, en hoeft ze haar vakantie niet te onderbreken. Ik wens ze veel sterkte en nog een goede reis. Op mijn telefoon zoek ik of Hof1, het hotel waar ik vannacht verbleef nog een kamer vrij heeft. Al snel krijg ik de bevestiging en rijd ik terug in de richting van het hotel.
Een goede afsluiter van deze dag
De dag is nog niet voorbij. Ik neem de afslag naar een plaats waar twee gletsjertongen bij elkaar komen. Virkisjökull en de Falljökull, halverwege van elkaar gescheiden door de berg Rauðikambur. Even waan ik mij alleen in dit mooie stukje IJsland. De groene bergen, bedekt met uit vele herfsttinten gekleurde begroeiing en zwarte rotsen. De wolken in de verte voorspellen niet veel goeds. Niet veel goeds is natuurlijk erg relatief. Voor een fotograaf zijn dit wellicht “de” omstandigheden die tot de mooiste plaatjes leiden.
De waan “Alleen op de wereld” komt tot een abrupt eind als ik in de verte vele gekleurde jasjes zie verschijnen. Allen hebben ze een helm, stijgijzers en een houweel in hun handen. Aan een van de gidsen die bij deze gletsjerwandelaars behoord vraag ik tot hoever ik veilig kan wandelen. Het laatste dat ik wil is mezelf in gevaar brengen voor een paar mooie plaatjes.
Ik loop verder in de door hem aangegeven richting en begin aan een pad naar boven vanwaar ik verwacht een mooi uitzicht op de gletsjer te hebben.
Dat uitzicht moet ik nog even tegoed houden, want vlak voor ik het uitzichtpunt heb bereikt steekt uit het niets een zware storm op. Ik moet mezelf helemaal schrap zetten om niet omver geblazen te worden. Mijn hoofd trek ik ver weg in mijn capuchon, en mijn camera houd ik achter mijn rug om zo te ontsnappen aan het harde striemende zand, opgejaagd door de wind.
Met de wind in de rug begin ik aan de wandeling terug naar de auto. Zo nu en dan stop ik even om mezelf schrap te zetten tegen de wind.
Terwijl ik naar de auto wandel denk ik “Ja, dit was een welbestede dag”.