Deze ochtend spring ik zowat uit mijn bed. Mijn ontbijt gooi ik het liefst zo snel mogelijk naar binnen. Ik wil op pad. Op pad naar “de verborgen vallei”. “Verborgen” is misschien wat overdreven, en je hoeft ook geen “Indiana Jones” te heten om de vallei te vinden, maar je vindt aan de hoofdweg geen bordje met daarop “Verborgen Vallei 3 km”. De weg naar de vallei is van het type dat lijkt op te gaan in het landschap. Een bijna anonieme weg waar je zo aan voorbij rijdt, behalve als je weet wat je aan het eind van de weg vindt.
Ik moet ook even turen voor ik de juiste afslag vind, en als ik op de weg rijd, kijk ik veelvuldig in mijn spiegels om te zien of ik niet word gevolgd. Dat klinkt paranoia, maar er is echt een reële kans dat een automobilist geen idee heeft waar ik heen rijd, maar ik rijd ergens heen, dus er is vast iets te zien. En geloof me, dat is me in het verleden herhaaldelijk overkomen. Al sluit ik dan maar even niet uit dat ik misschien toch enigszins paranoia ben.
Aan het einde van de weg vinden we een plek waar we de auto kwijt kunnen. Het is wel een tegenvaller, want er staat al een auto. Iemand was mij voor en heeft ook de verborgen vallei ontdekt. De tegenvaller wordt meteen gecompenseerd door een meevaller. Twee mensen komen ons tegemoet, stappen in de auto en rijden weg.
Omgooien, aantrekken of aandoen
De rugzakken staan al vertrek klaar in de auto. Het is een kwestie van omgooien/ aantrekken/ aandoen of hoe je dat ook noemt als je een rugzak op de daarvoor bestemde plek bevestigd. De hemel is blauw met hier en daar een wit wolkje. Goeie omstandigheden voor een “nieuwe” ontdekking.
Het uitzicht wordt vanaf het eerste moment gedomineerd door de 1442 meter hoge besneeuwde bergtop Drangaklettur. Het uitzicht wordt na het nemen van iedere volgende heuvel, na iedere bocht, bij iedere stap interessanter. Het is dan ook bijna onmogelijk om de camera tussen opnames door weg te leggen. De herfstkleuren in de lage begroeiing maken het er ook niet makkelijker op.
Na een te korte wandeling staan we oog in oog met de Múlagljufur. De waterval Handgandifoss springt meteen in het oog. De smalle maar bijna 120 meter hoge waterval is dan ook bijna niet te missen. In de verte zien we ook de ongeveer 50 meter hoge Múlafoss. Minder indrukwekkend, maar wel recht onder een hagelwit besneeuwde bergtop. Voor de fotograaf komt hier wel een enorme uitdaging. Ongeveer 60% van de kloof ligt in de schaduw, de rest in de zon. Soms is een beetje bewolking eigenlijk beter.
We wandelen nog een stuk verder. Een klein stuk van het pad gaat over een erg smalle kam. Zowel links als rechts kijk je ver in de diepte. Wat extra concentratie kan hier geen kwaad. Eenmaal dit stuk gepasseerd, is het zoeken naar een weg omhoog. Een pad is hier niet, maar wel het verlangen naar een nog mooier uitzicht. We stappen verder over kleine beekjes en de lage begroeiing. Langzaam wijkt die begroeiing steeds verder uiteen om plaats te maken voor los gesteente. Niet veel verder wandelen we enkel nog over het losse gesteente waar hier en daar een dapper plantje nog probeert te overleven.
Nog één klim, en dan het uitzicht
Nog slechts een kleine maar steile klim ligt voor ons voor het ultieme uitzicht. Maar eenmaal de klim bedwongen kijken we uit over een van de mooiste landschappen van Zuid IJsland. Een uitzicht over een paar van de mooiste uitlopers van de grootste gletsjer van Europa. Ook kijken we van hieruit over de drie meren: Fjallsárlón, Breiðarlón en het Jökulsárlón. Zo dicht bij, en tegelijkertijd zo ver weg.
Een interessante wolkenpartij trekt langzaam over ons uitzicht. Ik vind het een prachtig gezicht en begin de optrekkende bewolking vast te leggen met mijn camera met een extra lange sluitertijd om zo wat meer dynamiek in de voorbij drijvende wolken te krijgen. Ans loopt alvast een stukje naar beneden. Tijdens het maken van slechts twee lange sluitertijd opname lijkt de tijd en de wereld voor mij stil te staan. Als ik naar beneden kijk zie ik Ans druk gebaren. Door de wind en de afstand kan ik haar niet verstaan, maar ik zie wat ze bedoeld. Ze wil alvast een stukje naar beneden lopen. Ik gebaar dat ik dat oke vind en wil verder gaan met mijn foto‘s. Dan zie ik dat Ans naar de wolken wijst, en dan zie ik ook waar de haast om naar beneden te gaan vandaan komt.
Vluchten voor het weer
De wolken komen nu wel heel erg snel, maar worden ook heel snel donker. Vlug pak ik mijn camera in, hang mijn statief aan de rugzak, maar nog voordat ik een stap kan verzetten sta ik in een flinke sneeuwbui. Ik haast me ook een stuk naar beneden waar ik iets minder dicht aan de rand van een redelijk diepe kloof sta. Al snel ben ik weer bij Ans, en haasten we ons samen naar beneden.
Zo snel als de bui op kwam zetten, zo snel is hij weer over. De zon komt weer terug en begroet ons met een mooie regenboog. We wandelen rustig terug naar beneden. In de verte zien we veel auto‘s over de hoofdweg rijden, waarschijnlijk zijn de inzittenden onderweg naar een van de ijsbergenmeren, onwetend van het mooie stukje natuur waar ze aan voorbij rijden.
Onderweg naar onze volgende overnachtingsplaats rijden we ook nog even naar het Fjallsárlón met zijn imposante gletsjer. Vanuit de sereniteit die we zojuist bij de Múlagljufur hebben ervaren, komen we in de hectiek van deze toeristentrekker. Net voor ons is een oversized bus gestopt met daarin veel meer mensen dan je in eerste instantie voor mogelijk zou houden. De overgang is groot. Een grote colonne van druk pratende mensen gaat ons voor. Ans en ik kijken elkaar lachend en veel begrijpend aan. We blijven niet erg lang, en rijden weer verder.
We sluiten deze dag af bij het zwarte strand bij Jökulsárlón en genieten van het spel tussen ijsbergen en golven.