We vissen meer en meer kledinglaagjes uit onze kofferbak. Vanuit de warme auto zou je niet vermoeden dat er buiten zo´n koude wind staat. Het is niet fijn om te koud gekleed, aan een wandeling te beginnen, maar te warm vind ik nog vele malen erger. Toch gaat de complete wintergarderobe vandaag mee. De summiere informatie die ik heb kunnen vinden over deze wandeling geeft globaal een afstand, en globaal een locatie. Het gegeven dat de wandeling acht kilometer lang is geeft ook geen houvast omdat we niet konden achterhalen of dat enkele reis is of retour. De enige informatie waar we iets aan hebben is dat je ongeveer zeven á acht uur voor de wandeling uit moet trekken.
In deze tijd van het jaar hebben we ongeveer negen uur daglicht waarvan er al twee om zijn als we bij de start van de wandeling aankomen. Het is natuurlijk niet meteen aardedonker als de zon achter de horizon verdwijnt, zodat we nog anderhalf tot twee uur schemering kunnen optellen bij de tijd die we hebben om terug bij het startpunt te zijn.
De kans om te verdwalen is niet zo heel groot, we lopen in het dal van de gletsjerrivier, Jökuldalur. Zolang we de rivier onder in het dal blijven volgen lopen we niet verkeerd, hooguit te ver.
De basalt kolommen vallei
We zijn onderweg naar de Stuðlagil, wat vertaald naar het Nederlands “Basalt kolommen vallei” betekend. Door de bouw van een waterkrachtcentrale, “Kárahnjúkavirkjun” is de eens woeste en daardoor beruchte rivier Jökulsá á Brú veranderd in een vriendelijk stroompje, dat wordt gevoed door kleinere rivieren en regenwater uit de omliggende bergen. Door het dalen van het waterpeil kwam een schitterende vallei met basaltkolommen tevoorschijn.
Enigszins opgewonden beginnen we aan de wandeling. De verwachtingen zijn hoog, en dan kan het eigenlijk alleen maar tegenvallen. De enige auto op de parkeerplaats is die van ons, en dat kan ik niet goed begrijpen. Voor mij moet dit zo ongeveer het hoogtepunt van deze IJsland reis zijn, en ik kan me bijna niet voorstellen dat er vandaag niemand anders is die ook op het idee is gekomen deze plek te bezoeken.
Bij de boerderij Klaustursel steken we de brug over en slaan meteen rechts af op de weg die de rivier volgt. Zo nu en dan moeten we over een hek klimmen dat hier duidelijk is bedoeld om de schapen aan de andere kant te houden, en niet om wandelaars te ontmoedigen. Het ontmoedigen is meer toebedeeld aan de koude wind die ons dwingt de mutsen ver over de oren te trekken, en mond en neus diep in de das te duwen.
Zoeken naar de juiste locatie
Er is niets wat ons ook maar enigszins de goede richting in stuurt. Geen bordjes en geen paaltjes. We volgen de canyon, die een paar honderd meter rechts van ons ligt en proberen een glimp op te vangen van basalt kolommen. Door voorbereidingen weet ik dat er maar één plek is waar je in de canyon kunt afdalen. Waar die plek is werd niet verteld.
Ik houd de steile wanden van de canyon goed in de gaten. Ik ben te bang dat we anders de afdalingsplek zullen missen. Als je de canyon goed volgt is er maar één logische plek waar je kunt afdalen. We lopen er dan ook in een keer naar toe. Even later staan we in de canyon. Ik kan bijna niet geloven wat ik zie. Nog nooit zag ik zoveel basalt structuren op zo’n korte afstand bij elkaar. Waar ik ook kijk, alles is interessant en fotogeniek. Teveel om te fotograferen voor één fotograaf. Dat maakt me niet moedeloos, dat maakt mij gelukkig.
Mooi maar glad
Voortbewegen door de canyon is nog een uitdaging. Het heeft vannacht gevroren, en alle stenen, alle afdalingen zijn bedekt met een flinterdunlaagje helder ijs. Je ziet het bijna niet, maar het is wel spekglad. Langzaam schuifelend werk ik mezelf door de canyon naar de mooiste plekjes.
Ik kan niet overal komen. Soms zijn de risico’s te groot om nog een stapje verder te gaan. Zo nu en dan moet ik al op handen en voeten als ik net die extra stap wil zetten.
Ik kan niet stoppen met het maken van foto’s. Soms maak ik een foto, die vind ik dan zo mooi dat ik hem nog een keer maak. Ja, ik weet het. Een rare tik die ik over heb gehouden uit de film en dia tijd. Stel je voor dat zo’n dia of negatief net beschadigd is, dan kan het geen kwaad om er nog een te hebben.
Te weinig tijd voor teveel foto momenten. Toch moet ik even stoppen en gaan we even een stukje lopen. Ik ben redelijk in beweging, maar Ans die toch vooral wacht tot ik weer eens fotografisch bevredigd ben heeft het ijskoud. We lopen ons even warm buiten de canyon, maar keren dan weer terug en dalen opnieuw af
We gaan nu de andere kant in. Ondertussen is ook de zon flink gaan schijnen, en dat levert op een andere manier weer prachtige plaatjes op. Vooral het groene water springt er mooi uit. Als we op het verste punt in de canyon zijn, en dan bedoel ik het punt waar je niet verder kunt zonder minimaal kniediep door het water te moeten waden, keren we om. Als we ons omdraaien kijken we tegen een hele donkere lucht aan. Zo’n lucht waar of heel veel water, sneeuw of hagel uit kan vallen. Even later dwarrelen de witte watjes vrolijk om ons heen. Van zonneschijn naar sneeuw binnen een paar minuten. We zullen wel in IJsland zijn.
De terugweg met natte voeten
Het wordt ook zo langzaam aan tijd om de canyon te verlaten. We moeten nog vier kilometer terugwandelen en doen dit bij voorkeur toch bij daglicht. Na twee kilometer stoppen we nog even bij de Stuðlafoss. De basaltkolommen waterval dus. Op de heenweg stopte we hier ook voor korte tijd, en hoewel de waterval zeker enorm fotogeniek was, was ik toch te gretig om de canyon te zien en gingen we in mijn optiek snel verder. (Mijn optiek is niet gelijk aan die van Ans).
Het voordeel is dat er nu aanzienlijk meer water door de waterval stroomt. Het nadeel is dat de stapstenen om naar de overkant te komen gedeeltelijk onder water liggen. Terwijl Ans twijfelt om van steen naar steen te stappen maak ik eerst wat foto’s en stap dan naar de overkant. Ans twijfelt nog steeds, en ik doe mijn best om haar daarmee voor de gek te houden. Als ik dan voor de derde keer over de stapstenen loop, mis ik plotseling ook een paar stenen. In een paar minuten tijd is het water nog eens minstens 10 centimeter gestegen.
Ik maan Ans om nu echt haast te maken voordat het water nog verder stijgt. Het stijgende water geeft Ans vleugels, en hoewel niet met droge voeten, staat ze nu snel aan de goede kant van het water en kunnen we de laatste twee kilometer terugwandelen naar de auto, waar droge sokken op haar wachten.
Met de verwarming van de auto op de hoogste stand rijden we niet veel later terug naar ons huisje Ásgeirsstaðir terwijl de sneeuw de weg, witter en witter kleurt.
Stuðlagil
Van 1 mei tot en met 10 juni broed hier de Kleine rietgans, (Anser brachyrhynchus). In deze tijd wordt je vriendelijk verzocht het gebied niet te betreden.