Menu Sluiten

naar Schateiland

Het weer in IJsland is nog een stuk wisselvalliger dan het weer in Nederland. Misschien is de term wispelturiger zelfs beter. De ene dag is er geen zuchtje wind en sta je in dichte mist, de andere dag is het helder maar waai je zowat uit je broek. Er zijn in IJsland eigenlijk te veel factoren die invloed kunnen hebben op het weer. Natuurlijk heb je hier ook de hoge en lagedrukgebieden, maar daarnaast heb je ook nog de koude en de warme golfstroom, bergen en gigantische gletsjers, die zo groot zijn dat ze een eigen klimaatsysteem hebben.

We staan bij het Jökulsárlon, en het enige dat we kunnen zien zijn de ijsbergen die dicht bij de brug voorbij komen drijven. De rest van de bergen is door de mist opgeslokt. Het strand, waar ik een paar dagen terug de blauwe ijsbergen tegen een roodkleurende lucht kon fotograferen, heeft vandaag al zijn kleur verloren. Het ijs weet nog enigszins een blauw tintje naar buiten te persen, het strand is zwart, het water wit en tussen deze nuances zie je het grijs van de lucht.

Een zen momentje

Toch vind ik dit geen verloren dagen. Op deze dagen is de lucht frisser, zijn de geluiden warmer en lijkt de wereld in een wat rustiger tempo te draaien. Op dagen als deze heb ik genoeg aan mijn camera, een verdwaald stuk ijs en een beetje golfslag. Ik zou hier wel de hele dag kunnen blijven zitten en zien hoe eb wordt verzwolgen door vloed, hoe het water op het strand geworpen wordt en weer terugvloeit naar de oceaan.

Zou kunnen, is niet hetzelfde als doen. Aan de ene kant zit in mij de ultieme rust, aan de andere kant een nieuwsgierige man die meer wil zien. Een stukje richting Höfn ligt de Fláajökull, een gletsjertong waar ik ondanks mijn vele bezoeken aan de zuidkust nog niet eerder was. Aan het einde van de weg is een klein parkeerplaatsje. We zetten de auto met de neus richting de gletsjer en kijken tussen de op en neer zwiepende ruitenwissers naar de gletsjertong die bij ander weer beslist een mooie wandeling had kunnen uitlokken.

Naar de ijsgrot

De volgende dag ziet alles er heel anders uit. De lucht is helder, het zicht perfect, de temperatuur een stuk lager, de wind een stuk harder. Vandaag ga ik naar een van de ijsgrotten aan de zuidkant van de Vatnajökull. De waarschuwingsborden langs de weg, gaven een windsnelheid van 18 meter per seconde aan. Bij ons beter bekend als windkracht 8, of beter gezegd 8 Beaufort. Het is de grenswaarde waarbij de excursie nog net door kan gaan.

De excursie start vanuit een superjeep met een behoorlijke bodemvrijheid en enorme banden. Alles vanaf een maatje kleiner zou de route ook niet kunnen volbrengen. De jeeptrack waarover we rijden zit vol met diepe kuilen en ligt vol met grote rotsen. Onze gids, Reynir, rijdt behendig met de jeep over het slechte pad. De laatste drie kilometer is het zelfs voor de jeep niet meer mogelijk om verder te gaan en mogen we gaan lopen.

Afzien wordt beloond

Nadat we de eerste kilometer over zand en steen hebben gewandeld worden de crampons onder de schoenen bevestigd en betreden we het ijs. De crampons zorgen voor een stevige grip op het ijs, maar comfortabel is anders. De eerste paar honderd meter lukt het nog wel, daarna lijkt het alsof je loopt op een paar plankjes die met touwtjes aan je voeten zijn vastgesnoerd.

De winterjas, handschoenen, das, muts, het zijn geen overbodige items. De wind raast over de gletsjer en zo nu en dan moet je je echt schrap zetten om te zorgen dat de wind de benen niet onder je heupen vandaan blaast. Na een klein uurtje wandelen staan we in de ijsgrot, beschut voor de wind. Iedereen gaat op zoek naar de mooiste plekjes, de leukste doorkijkjes en de meest grillige vormen die hier in het 1000 jaar oude ijs door weersinvloeden van de laatste jaren door de natuur zijn gecreëerd.

 

 

 

De verborgen vallei

Deze ochtend spring ik zowat uit mijn bed. Mijn ontbijt gooi ik het liefst zo snel mogelijk naar binnen. Ik wil op pad. Op pad naar “de verborgen vallei”. “Verborgen” is misschien wat overdreven, en je hoeft ook geen “Indiana Jones” te heten om de vallei te vinden, maar je vindt aan de hoofdweg geen bordje met daarop “Verborgen Vallei 3 km”. De weg naar de vallei is van het type dat lijkt op te gaan in het landschap. Een bijna anonieme weg waar je zo aan voorbij rijdt, behalve als je weet wat je aan het eind van de weg vindt.

Ik moet ook even turen voor ik de juiste afslag vind, en als ik op de weg rijd, kijk ik veelvuldig in mijn spiegels om te zien of ik niet word gevolgd. Dat klinkt paranoia, maar er is echt een reële kans dat een automobilist geen idee heeft waar ik heen rijd, maar ik rijd ergens heen, dus er is vast iets te zien. En geloof me, dat is me in het verleden herhaaldelijk overkomen. Al sluit ik dan maar even niet uit dat ik misschien toch enigszins paranoia ben.

Aan het einde van de weg vinden we een plek waar we de auto kwijt kunnen. Het is wel een tegenvaller, want er staat al een auto. Iemand was mij voor en heeft ook de verborgen vallei ontdekt. De tegenvaller wordt meteen gecompenseerd door een meevaller. Twee mensen komen ons tegemoet, stappen in de auto en rijden weg.

Omgooien, aantrekken of aandoen

De rugzakken staan al vertrek klaar in de auto. Het is een kwestie van omgooien/ aantrekken/ aandoen of hoe je dat ook noemt als je een rugzak op de daarvoor bestemde plek bevestigd. De hemel is blauw met hier en daar een wit wolkje. Goeie omstandigheden voor een “nieuwe” ontdekking.

Het uitzicht wordt vanaf het eerste moment gedomineerd door de 1442 meter hoge besneeuwde bergtop Drangaklettur. Het uitzicht wordt na het nemen van iedere volgende heuvel, na iedere bocht, bij iedere stap interessanter. Het is dan ook bijna onmogelijk om de camera tussen opnames door weg te leggen. De herfstkleuren in de lage begroeiing maken het er ook niet makkelijker op.

Na een te korte wandeling staan we oog in oog met de Múlagljufur. De waterval Handgandifoss springt meteen in het oog. De smalle maar bijna 120 meter hoge waterval is dan ook bijna niet te missen. In de verte zien we ook de ongeveer 50 meter hoge Múlafoss. Minder indrukwekkend, maar wel recht onder een hagelwit besneeuwde bergtop. Voor de fotograaf komt hier wel een enorme uitdaging. Ongeveer 60% van de kloof ligt in de schaduw, de rest in de zon. Soms is een beetje bewolking eigenlijk beter.  

We wandelen nog een stuk verder. Een klein stuk van het pad gaat over een erg smalle kam. Zowel links als rechts kijk je ver in de diepte. Wat extra concentratie kan hier geen kwaad. Eenmaal dit stuk gepasseerd, is het zoeken naar een weg omhoog. Een pad is hier niet, maar wel het verlangen naar een nog mooier uitzicht. We stappen verder over kleine beekjes en de lage begroeiing. Langzaam wijkt die begroeiing steeds verder uiteen om plaats te maken voor los gesteente. Niet veel verder wandelen we enkel nog over het losse gesteente waar hier en daar een dapper plantje nog probeert te overleven.

Nog één klim, en dan het uitzicht

Nog slechts een kleine maar steile klim ligt voor ons voor het ultieme uitzicht. Maar eenmaal de klim bedwongen kijken we uit over een van de mooiste landschappen van Zuid IJsland. Een uitzicht over een paar van de mooiste uitlopers van de grootste gletsjer van Europa. Ook kijken we van hieruit over de drie meren: Fjallsárlón, Breiðarlón en het Jökulsárlón. Zo dicht bij, en tegelijkertijd zo ver weg.

Een interessante wolkenpartij trekt langzaam over ons uitzicht. Ik vind het een prachtig gezicht en begin de optrekkende bewolking vast te leggen met mijn camera met een extra lange sluitertijd om zo wat meer dynamiek in de voorbij drijvende wolken te krijgen. Ans loopt alvast een stukje naar beneden. Tijdens het maken van slechts twee lange sluitertijd opname lijkt de tijd en de wereld voor mij stil te staan. Als ik naar beneden kijk zie ik Ans druk gebaren. Door de wind en de afstand kan ik haar niet verstaan, maar ik zie wat ze bedoeld. Ze wil alvast een stukje naar beneden lopen. Ik gebaar dat ik dat oke vind en wil verder gaan met mijn foto‘s. Dan zie ik dat Ans naar de wolken wijst, en dan zie ik ook waar de haast om naar beneden te gaan vandaan komt.

Vluchten voor het weer

De wolken komen nu wel heel erg snel, maar worden ook heel snel donker. Vlug pak ik mijn camera in, hang mijn statief aan de rugzak, maar nog voordat ik een stap kan verzetten sta ik in een flinke sneeuwbui. Ik haast me ook een stuk naar beneden waar ik iets minder dicht aan de rand van een redelijk diepe kloof sta. Al snel ben ik weer bij Ans, en haasten we ons samen naar beneden.

Zo snel als de bui op kwam zetten, zo snel is hij weer over. De zon komt weer terug en begroet ons met een mooie regenboog. We wandelen rustig terug naar beneden. In de verte zien we veel auto‘s over de hoofdweg rijden, waarschijnlijk zijn de inzittenden onderweg naar een van de ijsbergenmeren, onwetend van het mooie stukje natuur waar ze aan voorbij rijden.

Onderweg naar onze volgende overnachtingsplaats rijden we ook nog even naar het Fjallsárlón met zijn imposante gletsjer. Vanuit de sereniteit die we zojuist bij de Múlagljufur hebben ervaren, komen we in de hectiek van deze toeristentrekker. Net voor ons is een oversized bus gestopt met daarin veel meer mensen dan je in eerste instantie voor mogelijk zou houden. De overgang is groot. Een grote colonne van druk pratende mensen gaat ons voor. Ans en ik kijken elkaar lachend en veel begrijpend aan. We blijven niet erg lang, en rijden weer verder.

We sluiten deze dag af bij het zwarte strand bij Jökulsárlón en genieten van het spel tussen ijsbergen en golven.

 

 

De Sirenen zingen…

Een gecoördineerde actie samen met al mijn zintuigen. Alsof mijn handen en voeten een eigen wil hebben. In een korte tijd glijden mijn ogen over de spiegels, laat mijn rechtervoet het gaspedaal los terwijl mijn linkerhand het hendeltje links van het stuur omhoog duwt. Even later rijd ik de laatste zes kilometer over weg 215 in Zuid-IJsland, recht naar het strand Reynisfjara.

Het diep zwarte strand, beroemd om zijn basaltkolommen en rotspunten Reynisdrangar, werd in 1991 door National Geographic nog opgenomen in de top 10 van de mooiste, niet tropische stranden van de wereld.

De zon, maan en sterren, getuigen van de eeuwigheid

Diepzwarte voetsporen, afdrukken in het zand, volgen mij naar de plaats op het strand waar rotsen en golven een eeuwigdurende strijd om het bestaan voeren. Waar het in een mensenleven lijkt, alsof de rotsen dapper stand houden, weten zon, maan en sterren, “de” getuigen van de eeuwigheid wel beter. Onder het geweld van de voortdurende golven, op hun beurt geholpen door de wind zal uiteindelijk de grootste rots zijn vermalen tot zand. Hetzelfde zand waarin mijn voetsporen duidelijk zichtbaar zijn tot de volgende fase van eb en vloed.

Daar waar mijn voetsporen ophouden sta ik stil. Het zwarte zand dat voor mij ligt, is onaangeroerd sinds de laatste golven stuksloegen in de branding en het koude water als een smetteloos witte deken over het gitzwarte strand voortstuwde . Hoe lang zit ik hier? Waarom ben ik “weer” hier? Ik heb geen idee. Ik kijk, ik wacht en geniet van iedere golf die dan weer subtiel, dan weer met volle kracht stukslaat op de weerloze rotsen liggend in de branding. Ik geniet van de grotere golven, ver weg in de oceaan die een aanval aandurven op een van de tot 60 meter hoge staken, Skessudrangar, Landdrangar of Langhamrar. Versteende trollen volgens de IJslandse volksverhalen, maar in werkelijkheid de overblijfselen van vulkanische activiteit uit een ver verleden.

Ik moet hier zijn. Ik heb geen keuze als mijn Sirenen zingen.

De canyon van de Skoga

Over een paar dagen heb ik een afspraak staan bij Jökulsárlón. Weliswaar geen bevestigde afspraak, maar voldoende reden om langs de zuidkust, IJsland verder in te rijden. Langs de zuidkust is genoeg te zien en te doen, maar we gaan voor kwaliteit, en niet voor kwantiteit.

De parkeerplaats bij Skogar is goed gevuld, maar we vinden nog een plekje. We bereiden ons voor op een stevige wandeling. De weersvoorspellingen zijn niet super, dus regen- en warme kleding moet mee, net zoals voldoende calorieën en water.

De generatiekloof

We lopen in de richting van de Skogafoss, de waterval die het plaatsje Skogar beroemd heeft gemaakt. Nog voordat we halverwege de weg naar de waterval hebben afgelegd nemen we toch maar de afslag naar de trap die naar boven toe leidt. Beneden is het wat mij betreft te druk, al zou je je hier best lang kunnen vermaken met het kijken naar de mensen. Vooral het poseren voor “de” foto neemt tegenwoordig absurde vormen van kopieergedrag aan. Er zijn een klein aantal poses met slechts kleine variaties, maar op veel verschillende plekken zie je dezelfde poses. Ook de knuffels, Playmobilpoppetjes of andere snuisterijen krijgen op de foto’s tegenwoordig een prominente plek. Ach, het zal de generatiekloof wel zijn, want ik begrijp het allemaal niet meer zo goed.

Wij beginnen aan de ruim 400 treden naar boven waar je kunt kiezen tussen een uitzicht platform, of een wandeling stroomopwaarts langs de rivier. Terwijl ik steeds meer traptreden achter mij laat denk ik terug aan mijn eerste wandeling naar boven. Een trap was er toen niet. Er was iets wat het meeste weg had van een schapenpaadje, wat je ook wel een kuitenbijtertje kon noemen. Wat moest ik vaak even wachten om mijn kuiten niet in vuur en vlam te zetten. En wat was het leuk om eenmaal boven te weten dat je de prestatie niet voor niets had geleverd.

IJsland in al zijn pracht

Als we boven aankomen draaien we nog voor het uitkijkplatform het pad dat parallel met de rivier loopt in. We hoeven niet eens heel ver te lopen om het gevoel van “vroeger” weer terug te krijgen. De mensenmassa blijft achter. Slechts een handjevol mensen, waarvan je aan de rugzakken of het ontbreken daarvan kunt zien dat ze niet ver zullen wandelen begeleid ons nog in de eerste 500 meter, daarna wordt het stiller en stiller. Het IJsland gevoel komt terug.

Nog even kijken we om naar de mensenmassa, druk bezig met de poses waaruit thuis zal moeten blijken hoeveel plezier ze hebben gehad. Het toppunt van plezier is volgens mij nog steeds de “kijk ik hang in de lucht” pose. Die gaat meestal niet in een keer goed, en moet verschillende keren over. Zo zie je maar weer, je hoeft niet ver te wandelen op IJsland om je conditie te verbeteren. Poseren is ook topsport. Ik kijk nog een keer om, en zie dan nog een nieuwe pose. Een jongen die de handstand kent wordt op de camera voor de eeuwigheid vastgelegd.

Een canyon vol schoonheid

Wij lopen nog een stukje verder, en de geluiden achter ons verstommen, en de mensen die we nog zien zijn enkel mensen in de verte. We zijn (bijna) alleen met de vele fotogenieke plaatjes die de rivier Skoga te bieden heeft.

Weg van de massa beginnen mijn zintuigen weer volop te reageren op de omgeving. Ik ruik de herfst, proef de nevel, opgestuwd door de woeste watervallen in de rivier Skoga, zie het natuurgeweld van het wassende water, herontdek de schoonheid in de diepe kleuren van het najaar.

We lopen verder en verder langs de rivier waar het water dan weer diep in een kloof onder ons weg stroomt, en waar we even later weer oog in oog mee komen te staan. Net als we gewend zijn dat de wind in de oren ruist valt de wind weg en volgt een oorverdovende stilte. Als we het te koud krijgen en met de winter accessoires onze kleding aanvullen gaat de zon weer schijnen waardoor de accessoires al snel weer in de rugzak verdwijnen. Zonder aankondiging, en zelfs zonder wolken recht boven ons staan we plotsklaps toch weer in een regenbui.

Door alle schoonheid van de kloof maken we niet echt veel kilometers. De passie van de fotograaf zorgt voor een stevige rem op de af te leggen afstand. Als de lucht dan echt dicht begint te trekken vinden we het beide tijd om terug te keren. Een flinke hagelbui bevestigd de juistheid van onze zojuist gemaakte keuze. Zo nu en dan weten enkele zonnestralen door het wolkendek te breken. Hagel en regen kunnen ons zo niet deren. Onze zintuigen weten ons ervan te overtuigen dat we druk bezig zijn te genieten.

 

 

Gjaín, op bezoek in een sprookje van Grimm

Gjaín, fonetisch geschreven lijkt het wat op Kjouwin, maar dan met een zachte K. Gjaín is nergens groot in. Het heeft een aantal basaltconstructies, een aantal ruige rotsen, kromgegroeide berkenboompjes, een meertje, een riviertje en wat kleine watervalletjes. De manier waarop deze elementen zijn samengevoegd, geven je echter het idee in een groot sprookje te wandelen.

De stormen van de afgelopen weken, hebben al genadeloos afgerekend met de afgestorven blaadjes van de kromgegroeide berkenboompjes. Lager in het landschap, stromen de kleine watervallen tussen weelderig groen mos, en bruine grashalmen. Tussen de kale kromme takken zou ieder moment een heks, een trol of een boze fee tevoorschijn kunnen springen, en een vloek over je uit kunnen spreken. Beneden bij de waterval is het domein van Tinkerbell, sneeuwwitje, en wie weet een paar van de zeven dwergen.

Een (kort) moment van bezinning

Het kan ook bijna niet anders dan dat je in deze omgeving tot rust en bezinning komt. Er is één punt waar ik bijna altijd als ik hier kom, als eerste naar toe loop. De watervalletjes hier vormen tesamen zo´n mooi decor dat ik qua fotograferen altijd wat gretig wordt.

Ik heb net mijn camera opgesteld, het licht gemeten, mijn “droomlandschapsfilter” op de camera geïnstalleerd als aan de overkant van de rivier plots een fotograaf aankomt, en zijn statief precies in “mijn” foto opstelt. Even verdwijnt mijn moment van rust en bezinning, en vervloek ik de rode jas aan de overkant.

Ik richt me even op een paar andere elementen in het landschap, en ben opgelucht als ik zie dat de rode jas uit het zicht verdwijnt. Tegelijkertijd met zijn verdwijnen, arriveren twee nieuwe fotografen. Snel schiet ik mijn “beelden”, maar zie ook dat deze twee heren iets minder lef hebben en zich niet wagen op de natte gladde ondergrond. Ik krijg en neem de tijd en ruimte voor het maken van mijn shots.

Soms ben ik snel tevreden

Na deze shots ga ik op zoek naar de gemiste kansen van mijn vorige bezoeken. Er is altijd meer te zien in een landschap dan je op het eerste gezicht zou zeggen. Het verschil tussen kijken en zien. Als fotograaf ben ik altijd bezig met kijken en proberen te zien wat anderen hebben gemist. Als het mij dan lukt om dit zien, om te zetten in een mooie plaat, heb ik voldoende aan één goede foto om met een brede lach op mijn gezicht de nacht in te gaan, op weg naar een volgende dag.

 

 

 

Een onbekend stukje kust

Een tip die we kregen van onze gastheer, Frans in Borgarnes is de kust bij Melasveit. Wie heeft daar ooit van gehoord? Ik kwam regelmatig langs de afslag als ik van Akranes naar Borgarnes reed, maar nam nog nooit de moeite om de afslag te nemen.

Melasveit is dan ook niet meer dan een verzameling boerderijen. Dat de kust hier bijzonder is weten volgens mij alleen de IJslanders. De kust wordt wel beschreven in een van de IJslandse wandelgidsen, maar is zover ik weet nooit vertaald.

“Ga wel bij laag water”, zij Frans, anders kom je niet voorbij de bocht.

Eb

Het is dan ook laag tij als we de afslag naar Melasveit nemen. Op de gok nemen we de afslag naar een van de boerderijen om na te vragen vanwaar we het beste kunnen vertrekken. Als de deur open gaat stormen meteen twee honden naar buiten. De jonge dame die de deur opende legt ons uit waar we heen moeten gaan, en drukt ons op het hart om niet met de auto op het strand te gaan. Nu was dat ook niet de bedoeling, en kunnen we zonder meer haar advies over nemen. We mogen de auto op hun erf parkeren, wat wel erg makkelijk is, want het enige alternatief om de auto kwijt te raken is op de smalle zandweg die ons naar Melasveit voerde.

We krijgen een hondje

Als we beginnen te lopen komt een van de honden ons achterna. Het baasje roept vanuit de deuropening, maar de hond heeft geen oog of oor voor het baasje. Wij zijn veel interessanter voor het beestje. Het baasje roept ons nog na of we het goed vinden als de hond met ons mee naar het strand loopt, en wij zeggen: “Oke, no problem”… We hebben een hond.

Al snel lopen we op een pekzwart strand waar veel rotsen in de branding liggen. Een mooi onderwerp voor enkele foto’s. Als we nog een stukje verder lopen, zien we wat de kust hier zo bijzonder maakt. Kliffen van 10 tot 15 meter hoog, met veel verschillende kleuren rotsen en zand, kleine grotjes, en zo te zien hele stukken wand die nog niet zo gek lang geleden naar beneden zijn gekomen.

De zwarte hond, die later Loppe blijkt te heten vanwege een wit voetje loopt trouw met ons mee, of soms ver voor ons uit. Maar hij laat ons niet uit het oog. Als wij te langzaam lopen komt hij weer even naar ons met zo’n blik van schiet nu toch eens op.

Wij blijven echter ons eigen tempo lopen. De omgeving in combinatie met dreigende luchten vraagt om veel aandacht van “de fotograaf”. Het valt niet altijd mee om alles in één beeld te vangen. De contrasten zijn vaak te hoog, en ik moet keuzes maken hoe ik de kust zo mooi mogelijk in beeld breng. De rood/oranje kleuren in de wand zijn prachtig, maar moeilijk in een bijzondere compositie vast te leggen.

 

Tevergeefs proberen droog te blijven

We blijven te lang op het strand rondlopen en willen alles in ons opnemen. Dan valt het mij op dat een van de rotsen die net op het strand lag, nu bijna onder water is verdwenen. Hele stukken waar we straks nog wandelden zijn plots verdwenen en hebben plaats gemaakt voor water. De vloed komt op, en wij hebben nog maar beperkte tijd om weer droog voorbij de bocht te komen. We versnellen onze pas en komen zo droog voorbij de bocht, tenminste we zouden droog voorbij de bocht zijn gekomen als het ondertussen niet keihard was gaan regenen.

Loppe had er voor kunnen kiezen om hard naar huis te lopen en zich bij de kachel op te warmen, maar hij kiest voor ons gezelschap. Bij de boerderij nemen we afscheid van Loppe, en rijden we terug naar Borgarnes.

 

Weer samen

 

Vandaag staat er niets in de planning. Een goede dag om wat achterstallig werk weg te werken. Ik hoef pas om 12:00 uur mijn kamer in hotel Eyafjallajökull te verlaten. Hoewel het mooi weer is neem ik rustig de tijd voor een ontbijt, en ga dan terug naar mijn hotelkamer om te werken aan mijn blog. Het geeft veel voldoening als ik mijn blog teksten een beetje dichter bij de actualiteit kan brengen.

Rond 12:00 uur verlaat ik het hotel en rijd eerst maar eens richting Gluggafoss. Een waterval waar ik al vaker was, maar waar ik nu op slechts 10 kilometer afstand van heb overnacht. Bovendien zijn er een paar wegen die ik eens wil afrijden om te kijken of ik zo nog bij nieuwe dingen uit kan komen.

Ik sta een tijdje stil bij de Gluggafoss, maar kan geen vernieuwende standpunten ontdekken die de waterval interessanter maken. Maar het weer is mooi, het licht is goed, en er komt een grote hoeveelheid water van de waterval naar beneden.

Als ik fotografisch gezien uitgekeken ben op het moment vervolg ik de weg, op zoek naar nieuwe uitdagingen. Helaas, ik zit te laat in het seizoen, en daar waar het interessant wordt is de weg afgesloten. Ik kan niet anders dan omdraaien en dezelfde weg terugrijden.

Nog een kleine 24 uur

Morgen komt Ans naar IJsland, en kunnen we beginnen aan onze vakantie. In Hvolsvöllur zoek ik op het internet naar een geschikte accommodatie voor de komende drie nachten.  Op booking.com vind ik al snel een bungalow, in de omgeving van Selfoss die me heel geschikt lijkt. De bungalow is van alle gemakken voorzien, en heeft bovendien een hotpot. Goed voor mijn gekwelde rug natuurlijk, maar ook fijn om onze eerste avond buiten onder de sterrenhemel samen door te kunnen brengen.

Het is nog vroeg in de avond, maar toch al bijna donker als ik aankom op Kiðjaberg waar de bungalow ligt. Door wat miscommunicatie en de afwezigheid van de receptioniste sta ik iets langer achter de slagboom dan gepland, en zoek ik daarna tevergeefs naar mijn bungalow. Beide wordt opgelost door een kort telefoontje, en zo kijk ik niet veel later om me heen in mijn mooie iets te warm gestookte bungalow.

Ik maak het huis mijn thuis en vind mezelf niet veel later voor de eerste keer in de hotpot. De warmte is heerlijk, en het scheelt weinig of ik val in de hotpot in slaap. Voordat mijn ogen voor deze nacht definitief dichtvallen, weet ik gelukkig mijn bed nog te vinden.

Weer samen

Als ik wakker word is het weer omgeslagen. De regen valt met bakken uit de hemel, en de wind zweept een en ander nog flink aan. Ik gebruik de ochtend om alvast delen voor mijn boek te schrijven, dat wil zeggen om aantekeningen uit te werken. Rond 13:00 uur vertrek ik richting Keflavík. Daar moet ik de auto inleveren, en kan ik meteen een andere auto ophalen. We zitten alweer twee en een halve week verder richting de winter, dus krijg ik eenzelfde type auto, maar nu voorzien van winterbanden en spikes. Wel zo veilig.

Om 15:00 uur sta ik in de aankomsthal. Het vliegtuig is nog niet geland, en bij de balie van Hertz is het nog rustig. Mijn volgende auto is snel geregeld, en op de borden zie ik dat het vliegtuig met daarin Ans ondertussen is geland. Al snel krijg ik via Whatsapp een berichtje van Ans. Ze mogen het vliegtuig nog niet verlaten vanwege de harde wind. Als ik dan toch extra tijd heb kan ik net zo goed de auto alvast gaan inspecteren.

Het zal een snelle inspectie worden, want de wind raast over het vliegveld, en de regen striemt in mijn gezicht. Ik maak een snel rondje om de auto, en vind geen enkele schade die nog niet door Hertz is ontdekt. Ik zet mijn spullen in de kofferbak van de auto, en met de wind nu in de rug ben ik in no time terug in de aankomsthal. Ik heb me gehaast, want ik wil het moment natuurlijk niet missen dat de deuren van de aankomsthal openschuiven en Ans daar doorheen gelopen komt. Keer op keer schuiven de deuren open, en steeds weer lopen mensen door de deuropening, maar geen Ans te zien. Ik krijg weer een Whatsappje. Het kan nog wel even duren. De wind… Weer wordt mijn geduld in IJsland op de proef gesteld. Het is natuurlijk niet leuk om zo lang te moeten wachten, maar hier is moeder natuur aan het woord, en als moeder natuur spreekt, dan kun je alleen maar luisteren, en dit geval wachten.

De tijd doden

Als tijdverdrijf observeer ik de mensen die aankomen. Families die worden herenigd zijn het leukst, vooral als er kleine kinderen bij betrokken zijn. Zo zie ik diverse kleine kinderen papa of mama om de nek vliegen. Iets oudere kinderen die worden herenigd geven een wat afstandelijker kusje, en vragen meteen of papa of mama een cadeautje meegenomen hebben. Jonge stelletjes die worden herenigd zijn ook mooi om te zien. Die vliegen elkaar om de nek, zoenen elkaar hartstochtelijk, en houden elkaar vast alsof ze elkaar nooit meer los zullen laten.

Soms ook ontstaat er een heuse file van mensen. Dan gaan de schuifdeuren open en lopen de mensen elkaar achterna. Als dan de voorste niet meer verder kan stagneert de rij. De schuifdeuren gaan dan met enige regelmaat nutteloos open en dicht zonder dat er nog iemand doorloopt. Dit gaat dan zo door totdat er één uit de rij ontsnapt en een andere kant in loopt. Dan volgen er meer, en stroomt er plots veel volk de aankomsthal in.

Uiteindelijk komt Ans twee uur later dan gepland door de openschuivende deuren aangelopen. Even lijken wij ook op de jonge stelletjes die herenigd worden. Na twee en een halve week alleen telefonisch contact en Whatsapp voelt het heerlijk haar weer vast te kunnen houden en in de ogen te kunnen kijken. De storm is ondertussen grotendeels gaan liggen. We plaatsen de bagage van Ans in de auto en laten het vliegveld al snel achter ons.

Als we aankomen bij het huisje is het inmiddels aardedonker. De nacht is helder en vol met sterren. Het duurt dan ook niet lang, of we liggen samen dicht tegen elkaar in de hotpot en kijken naar de twinkelende sterren hoog boven ons aan het firmament.