Menu Sluiten

Vakantie is één lange verhuizing

Soms heb je van die vakantiehuisjes waar je wel zou willen blijven wonen. De ideale ligging, de fijne hotpot, de rust, de ruimte. Maar als je in IJsland dingen wilt zien zul je regelmatig naar een andere locatie moeten verhuizen.

Naar Borgarnes

Je weet het niet altijd bij vertrek, maar soms ruil je het ene mooie huis in voor het volgende bijzondere huis. Dat gaan wij nu ook doen. Ons volgend huis staat in Borgarnes en is wederom bijzonder. Wij worden daar door de drie eigenaren, Hazeltje, Katja en Juultje, ingezet als hun persoonlijke bedienden. Hazeltje, Katja en Juultje zijn drie katten, en katten hebben nu eenmaal geen baasjes, maar slechts bedienden.

 

De route naar Borgarnes loopt voor ons langs Nesjavellir, zodat we net voorbij het nationale park Þingvellir weer de weg opdraaien. Zodra we de weg opdraaien bevinden we ons plotseling in een winters landschap. Koud was het al vanaf ons vertrek uit het vakantiehuisje, maar de sneeuw vinden we pas hier. Het is een prachtig landschap, de besneeuwde bergen met daarboven donkere dreigende wolken die alvast wat meer sneeuw beloven.

Trollafoss de onbekende schone

Een stuk verder verlaten we de hoofdweg en draaien een gravel weg in. Twee weken terug was ik hier ook al, op zoek naar een waterval waarvan ik kort tevoren het bestaan niet wist. Nu sta ik weer aan het begin van het pad, dat dit keer omlijst wordt door besneeuwde bergtoppen. De lagere grond is nog herfstig bruin. Niet alleen herfstig bruin, maar ook nog eens erg modderig. We stappen vrolijk over het pad, en waar het niet anders kan door de plassen, over stenen en soms over het gras. Als de paden smaller en steiler worden, verwordt de modder tot zand wat net iets makkelijker loopt.

Een totaal veranderd landschap

Een das, een muts, handschoenen, het zijn vandaag geen overbodige luxe artikelen. De wind waait gemeen koud. De kloof waar langs wij wandelen wordt steeds dieper. Het water onder in de kloof laat zich gewillig over de vele watervalletjes en stroomversnellingen naar beneden voeren.

Na een uurtje loopt het pad steil naar beneden en staan we aan de voet van de Trollafoss. Het is twee weken geleden dat ik hier was, maar de Trollafoss lijkt nu een totaal andere waterval. Waar ik twee weken terug nog via de rotsen omhoog kon klimmen stroomt nu een grote massa water. Het beperkt fotografisch een beetje de mogelijkheden, maar het maakt de waterval wel mooier, meer bijzonder.

Anders kijken of anders zien

We zijn nog te vroeg om naar “onze katten” te gaan, en vermijden daarom de tunnel onder het Hvalfjörður door, maar nemen de route er omheen. We kunnen het niet nalaten even te stoppen bij de oude pier uit de tweede wereldoorlog. Soms wil je dingen gewoon nog een keer zien in de hoop dat je die dingen dan anders ziet.

We stoppen een paar kilometer verderop ook nog een keer bij de oude walvisvaarders. Hier waren voor mij de omstandigheden een paar weken terug zovele malen mooier en interessanter dat ik al snel klaar ben met mijn “fotopassie”.

Rond 18:00 komen we aan in Borgarnes, waar we eerst worden begroet door Frans, en wat later door een van de katten Katja. Juultje is nog even de hort op, en Hazeltje bekijkt het liever even van een afstandje.

Nadat we door de gastheer nog voorzien zijn van een lekkere maaltijd, en de instructies en karaktereigenschappen van de katten hebben doorgenomen zoeken we onze slaapkamer op. De dag was mooi, lang en vermoeiend…

Illegaal of allemansrecht

Het is de eerste echte dag van onze vakantie. Het heeft vannacht ligt gevroren, en een dun wolkentapijtje waar de zon zo nu en dan doorprikt hangt aan de hemel. Al snel zijn de lunchpakketjes gemaakt, de rugzakken ingepakt en kunnen we op pad naar onze eerste bestemming. De Brúarfoss. Nou ja, eigenlijk de Hlauptungufoss. De Brúarfoss is al een oude, erg mooie bekende, die ik al vaak op de foto kon en mocht zetten. De vorige keer dat ik op IJsland was, moest ik noodgedwongen een andere route naar de Brúarfoss lopen. Een route die vele malen langer was dan de gebruikelijke route, maar met als verrassing, een waterval die ik persoonlijk, vele malen mooier vond.

De wandeling die enkele kilometers de stroom van de rivier volgde vond ik bovendien erg leuk. Die wandeling wil ik nu met Ans gaan beleven. Als we de auto geparkeerd hebben is het nog even zoeken naar het juiste aantal lagen kleding dat nodig is. Het blijft steeds een gok. Ik voel me niet lekker bij te warme kleding. Bovendien ga je dan snel zweten, wordt alles nat en krijg je het alsnog koud. Nee, dan begin ik liever wat te koud aan de wandeling. De warmte komt vanzelf tijdens het lopen. De belangrijkste laag is toch de waterdichte. Die laag kan gelukkig nog even in de rugzak blijven.

De vele plassen water op het pad zijn voorzien van een vliesdun laagje ijs met allemaal hun eigen structuren en structuurtjes. Op plaatsen is het pad wat modderig en zie je aan de sporen van de voorgangers dat het niet altijd goed ging. Lange glijsporen zijn hiervan getuige.

Toch even een tegenvaller

We lopen op een mooi deel van het pad, dat hier is aangelegd om de eigenaren van de nabijgelegen vakantiehuisjes te vrijwaren van al die toeristen, die hier dagelijks voorbij kwamen lopen. Soms zelfs hun auto op de inritten van die vakantiehuisjes parkeerden. Ik was eigenlijk erg blij met dit nieuwe pad, omdat ik zo kennis kon maken met een mooi stukje IJslandse natuur dat ik nog niet kende. De meeste mensen zullen ook altijd kiezen voor de “bestemming”, en niet nadenken over alles wat er tussen de start en de bestemming in te zien is. Dat probleem ken ik natuurlijk zelf ook, en steeds koos ik voor de kortste route naar de Brúarfoss. Ik vroeg me trouwens wel vaker af wat er verder stroomafwaarts van de rivier nog meer te vinden zou zijn. Met dit nieuwe pad werd ik op mijn wenken bediend. Mijn kennis van IJsland werd met twee mooie watervallen en enkele bijzondere uitzichten uitgebreid.

Ik verheug me al op het kronkelpaadje vlak langs de rivier met de vele korte hellingen als ik een groot wit met rood bord zie staan met daarop de tekst “Private Property”. Het bord van ongeveer een vierkante meter met zijn schreeuwerige letters is onmogelijk te missen. Hoe je nu wel moet lopen is even een raadsel. We gokken op het goede pad. Het goede pad is in dit geval een smal en helemaal kapot gelopen modderspoor dat eindigt bij een poort die gelukkig laag genoeg is om overheen te stappen.

De rest van de route loopt nu wonderwel door het park heen. Het park waarvan de huiseigenaren zo blij waren dat de stroom toeristen was verdwenen. Het wandelen over paden waarover ook auto’s kunnen rijden haalt begrijpelijk ook de natuurbeleving weg.

 

Tijd voor wat anders

We vinden bordjes die ons vanaf het park weer doorsturen naar de Bruárfoss en verlaten gelukkig de wegen en komen terug op de single track zandpaadjes. Vlakbij de rivier staat een bord dat naar rechts verwijst naar de Brúarfoss, en links naar de Miðfoss. Omdat we deze weg ook weer terug moeten lopen gaan we eerst naar het verste punt, de Brúarfoss. Er is best wat volk aanwezig bij de waterval, maar niet echt overdreven veel. We kijken even om ons heen voor bijzondere invalshoeken, maar ik kom er al snel achter dat hier fotograferen alleen resulteert in meer van hetzelfde. De afgelopen jaren heb ik denk ik alle invalshoeken al eens een keer gehad, ja zelfs een tijdje kniediep in het ijskoude water gestaan voor een bijzondere foto. We zijn dan ook al snel klaar met het fotograferen van de toch wel mooie waterval. Ik stort me nog even op wat “bijzondere” details waarna we beginnen aan de wandeling naar de Miðfoss.

Van mijn vorige bezoek weet ik dat er nog twee mooie watervallen langs deze route liggen. Ik weet zo niet welke de Miðfoss en welke de Hlauptungufoss is. Ik hoop dat de Miðfoss de spectaculaire van de twee was, want dan valt de afsluiting van het pad nog mee.

Het allemans recht

We lopen terug over de modderige paadjes en staan niet veel later zowel bij de Miðfoss als bij het aan deze zijde geplaatste “Private Property” bord. De mooiste waterval is de Hlauptungufoss, en onbereikbaar.

We staan een tijdje te dubben wat te doen. Ik wil heel graag de Hlauptungufoss aan Ans laten zien, maar het bord met daarop “Private Property” ziet er wel heel intimiderend uit. Verschillende gedachten passeren de revue. Het kan er bij mij eigenlijk niet in, dat één persoon zo’n mooie waterval kan en wil onthouden aan anderen. Bovendien is er in IJsland zoiets als het allemans recht. Het recht om te gaan en staan waar je wilt op ongecultiveerde grond. Het pad loopt langs de oever van de rivier en alles wat er groeit is wild. Bovendien zijn we uit het zicht van alle bebouwingen, en heeft er dus niemand overlast als het “allemans recht” hier wordt toegepast. We besluiten dus dat de borden een overtreding zijn van de IJslandse wetten en negeren ze.

Niet veel later staan we bij de Hlauptungufoss. Een knap staaltje van natuurlijke architectuur en vormgeving. We genieten van het watergeweld van hetzelfde blauwe water dat de Brúarfoss zo populair heeft gemaakt.

Nog wat oude bekenden

Tevreden lopen we over het pad terug naar onze auto. En nu we toch in de buurt zijn bezoeken we natuurlijk even het geiser gebied en kijken hoe tot twee maal toe een kolom stoom tot wel 20 meter hoog de lucht in wordt gestuwd. Het blijft een prachtig verschijnsel, ook al komt er dit keer geen camera aan te pas.

We rijden ook nog even door naar de Gullfoss. Het blijft een spektakel om het water eerst 11 en daarna nog eens 22 meter de diepte in te zien storten. We kijken een tijdje gefascineerd toe. De dag is weer nuttig besteed, en we maken de rit terug naar ons huisje.

We hebben ons diner nog maar net achter de kiezen als ik even naar buiten ga om te voelen of de hotpot nog goed op temperatuur is. Ik heb nog geen stap buiten de deur gezet als mijn blik naar de hemel wordt getrokken. De Aurora Borealis voert haar show aan het firmament uit.

Nog geen twee minuten later zitten we samen in de hotpot en kijken we naar de mooiste voorstelling van de Aurora Borealis die we ooit zagen. Dit keer geen foto’s, maar ongestoord in bijna complete duisternis genieten van dit wonderbaarlijke fenomeen. Een avond om nooit meer te vergeten.

Weer samen

 

Vandaag staat er niets in de planning. Een goede dag om wat achterstallig werk weg te werken. Ik hoef pas om 12:00 uur mijn kamer in hotel Eyafjallajökull te verlaten. Hoewel het mooi weer is neem ik rustig de tijd voor een ontbijt, en ga dan terug naar mijn hotelkamer om te werken aan mijn blog. Het geeft veel voldoening als ik mijn blog teksten een beetje dichter bij de actualiteit kan brengen.

Rond 12:00 uur verlaat ik het hotel en rijd eerst maar eens richting Gluggafoss. Een waterval waar ik al vaker was, maar waar ik nu op slechts 10 kilometer afstand van heb overnacht. Bovendien zijn er een paar wegen die ik eens wil afrijden om te kijken of ik zo nog bij nieuwe dingen uit kan komen.

Ik sta een tijdje stil bij de Gluggafoss, maar kan geen vernieuwende standpunten ontdekken die de waterval interessanter maken. Maar het weer is mooi, het licht is goed, en er komt een grote hoeveelheid water van de waterval naar beneden.

Als ik fotografisch gezien uitgekeken ben op het moment vervolg ik de weg, op zoek naar nieuwe uitdagingen. Helaas, ik zit te laat in het seizoen, en daar waar het interessant wordt is de weg afgesloten. Ik kan niet anders dan omdraaien en dezelfde weg terugrijden.

Nog een kleine 24 uur

Morgen komt Ans naar IJsland, en kunnen we beginnen aan onze vakantie. In Hvolsvöllur zoek ik op het internet naar een geschikte accommodatie voor de komende drie nachten.  Op booking.com vind ik al snel een bungalow, in de omgeving van Selfoss die me heel geschikt lijkt. De bungalow is van alle gemakken voorzien, en heeft bovendien een hotpot. Goed voor mijn gekwelde rug natuurlijk, maar ook fijn om onze eerste avond buiten onder de sterrenhemel samen door te kunnen brengen.

Het is nog vroeg in de avond, maar toch al bijna donker als ik aankom op Kiðjaberg waar de bungalow ligt. Door wat miscommunicatie en de afwezigheid van de receptioniste sta ik iets langer achter de slagboom dan gepland, en zoek ik daarna tevergeefs naar mijn bungalow. Beide wordt opgelost door een kort telefoontje, en zo kijk ik niet veel later om me heen in mijn mooie iets te warm gestookte bungalow.

Ik maak het huis mijn thuis en vind mezelf niet veel later voor de eerste keer in de hotpot. De warmte is heerlijk, en het scheelt weinig of ik val in de hotpot in slaap. Voordat mijn ogen voor deze nacht definitief dichtvallen, weet ik gelukkig mijn bed nog te vinden.

Weer samen

Als ik wakker word is het weer omgeslagen. De regen valt met bakken uit de hemel, en de wind zweept een en ander nog flink aan. Ik gebruik de ochtend om alvast delen voor mijn boek te schrijven, dat wil zeggen om aantekeningen uit te werken. Rond 13:00 uur vertrek ik richting Keflavík. Daar moet ik de auto inleveren, en kan ik meteen een andere auto ophalen. We zitten alweer twee en een halve week verder richting de winter, dus krijg ik eenzelfde type auto, maar nu voorzien van winterbanden en spikes. Wel zo veilig.

Om 15:00 uur sta ik in de aankomsthal. Het vliegtuig is nog niet geland, en bij de balie van Hertz is het nog rustig. Mijn volgende auto is snel geregeld, en op de borden zie ik dat het vliegtuig met daarin Ans ondertussen is geland. Al snel krijg ik via Whatsapp een berichtje van Ans. Ze mogen het vliegtuig nog niet verlaten vanwege de harde wind. Als ik dan toch extra tijd heb kan ik net zo goed de auto alvast gaan inspecteren.

Het zal een snelle inspectie worden, want de wind raast over het vliegveld, en de regen striemt in mijn gezicht. Ik maak een snel rondje om de auto, en vind geen enkele schade die nog niet door Hertz is ontdekt. Ik zet mijn spullen in de kofferbak van de auto, en met de wind nu in de rug ben ik in no time terug in de aankomsthal. Ik heb me gehaast, want ik wil het moment natuurlijk niet missen dat de deuren van de aankomsthal openschuiven en Ans daar doorheen gelopen komt. Keer op keer schuiven de deuren open, en steeds weer lopen mensen door de deuropening, maar geen Ans te zien. Ik krijg weer een Whatsappje. Het kan nog wel even duren. De wind… Weer wordt mijn geduld in IJsland op de proef gesteld. Het is natuurlijk niet leuk om zo lang te moeten wachten, maar hier is moeder natuur aan het woord, en als moeder natuur spreekt, dan kun je alleen maar luisteren, en dit geval wachten.

De tijd doden

Als tijdverdrijf observeer ik de mensen die aankomen. Families die worden herenigd zijn het leukst, vooral als er kleine kinderen bij betrokken zijn. Zo zie ik diverse kleine kinderen papa of mama om de nek vliegen. Iets oudere kinderen die worden herenigd geven een wat afstandelijker kusje, en vragen meteen of papa of mama een cadeautje meegenomen hebben. Jonge stelletjes die worden herenigd zijn ook mooi om te zien. Die vliegen elkaar om de nek, zoenen elkaar hartstochtelijk, en houden elkaar vast alsof ze elkaar nooit meer los zullen laten.

Soms ook ontstaat er een heuse file van mensen. Dan gaan de schuifdeuren open en lopen de mensen elkaar achterna. Als dan de voorste niet meer verder kan stagneert de rij. De schuifdeuren gaan dan met enige regelmaat nutteloos open en dicht zonder dat er nog iemand doorloopt. Dit gaat dan zo door totdat er één uit de rij ontsnapt en een andere kant in loopt. Dan volgen er meer, en stroomt er plots veel volk de aankomsthal in.

Uiteindelijk komt Ans twee uur later dan gepland door de openschuivende deuren aangelopen. Even lijken wij ook op de jonge stelletjes die herenigd worden. Na twee en een halve week alleen telefonisch contact en Whatsapp voelt het heerlijk haar weer vast te kunnen houden en in de ogen te kunnen kijken. De storm is ondertussen grotendeels gaan liggen. We plaatsen de bagage van Ans in de auto en laten het vliegveld al snel achter ons.

Als we aankomen bij het huisje is het inmiddels aardedonker. De nacht is helder en vol met sterren. Het duurt dan ook niet lang, of we liggen samen dicht tegen elkaar in de hotpot en kijken naar de twinkelende sterren hoog boven ons aan het firmament.

Een blauwtje lopen op IJsland

Zodra ik deze ochtend mijn ogen open schieten er veel gedachten door mijn hoofd. Oké, ik heb een afspraak met Bjartur, in het Skaftafell nationale park, waarmee ik erg blij ben. Het is een sprong voorwaarts in mijn project. Maar, ik zou ook nog teruggebeld worden, en heb niets meer gehoord. Gaat het door? Ik besluit niet op een telefoontje te wachten, maar rijd meteen (na het ontbijt) naar Skaftafell, waarvandaan we om 09:30 uur zouden vertrekken.

Ik wil niet te laat komen, en ben om 08:55 uur al aanwezig. Ik weet alleen niet hoe mijn afspraak er uit ziet. Ik klamp iemand aan die er uitziet alsof hij hier werkt, en vraag hem naar Bjartur. “Bjartur is niet aanwezig”, zegt hij. Die vertrekt vandaag vanuit Freysness. Ik bedank hem en rijd zo snel mogelijk naar Freysness, een klein wegrestaurantje/shop even voorbij Skaftafell.

Om 09:15 parkeer ik mijn auto en stap uit. Het is een mooie zonnige dag, de ideale weersomstandigheden voor de plannen van vandaag. Zowat iedere minuut kijk ik even op mijn horloge. Nog een paar minuten voor half tien. Het kan nog even, bedenk ik. Even voor half tien bel ik Bjartur, maar de telefoon wordt niet opgenomen. “Hij is natuurlijk aan het rijden”, bedenk ik me dan, al heb ik tot nu toe nog maar weinig IJslanders getroffen die zich bewust zijn van “handsfree” bellen. Ook mijn tweede en derde telefoontje wordt niet beantwoord.

Langzaam tikt de tijd verder. Het wordt 09:45, 09:50. In mijn gedachten spelen zich alle scenario’s af waarom Bjartur er nog niet is. Misschien vergiste ik mezelf en zei hij 10:00 uur, of hij heeft zich verslapen en komt wat later, hij moest nog iemand ophalen die nog niet klaar was. Ik kan bedenken wat ik wil, maar er komt niemand. Zo voelde het dus om een blauwtje te lopen.

Ik bel mijn tweede contactpersoon voor een afspraak. Ik ben welkom om met hem mee te gaan, maar hij zit nu op de Solheimajökull, waar hij om 12:00 met een groep de gletsjer op gaat. Om 16:00 uur is hij dan klaar en vertrekt hij naar Reykjavík. Ik kijk op mijn horloge en besef dat het onmogelijk is om op tijd bij hem te zijn.

Als de stemming niet goed is…

Ik zal er niet om liegen, ik heb behoorlijk de pest in, ben teleurgesteld, verdrietig en boos. Ik stap in mijn auto, blijf nog even zitten, maar rijd dan maar richting het westen. Het is prachtig weer. De sneeuw en het ijs van de gletsjer steekt mooi af tegen de blauwe lucht. Hier en daar kruipen wat schapenwolkjes langzaam tegen de besneeuwde hellingen omhoog, en eigenlijk zou ik hier moeten blijven en foto’s moeten maken. Maar ik heb geen zin. In mijn achteruitkijkspiegel zie ik de prachtige gletsjer langzaam kleiner worden. Ik baal ervan dat ik me er nu even niet overheen kan en wil zetten en rijd door.

Ik rijd door tot voorbij de berg Lómagnúpur. Daar zet ik voor het eerst de auto even aan de kant. Ik rijd een voor mij onbekend weggetje in. Wie weet waar deze weg me heen leidt. Veel te vroeg eindigt voor mij de weg. Het wegdek is te slecht, de kuilen te diep. Mijn auto zou het wellicht best hebben gekund, maar ik voel er niets voor hier vast te komen zitten. Ik draai om en stap uit op een voor mij bekend punt en schiet plaatjes van de Lómagnúpur. Allemaal nog steeds een beetje op de automatische piloot.

Langzaam breekt het zonnetje weer door

Langzaam maar zeker verdwijnen de negatieve gedachten naar de achtergrond. Als ik een paar honderd meter van de doorgaande weg een oude brug zie ben ik er weer doorheen. Hier wilde ik al vaker stoppen, maar meestal waren het of de omstandigheden, of het gezelschap waarin ik verkeerde, of was de tijd die ik had te beperkt. Nu heb ik geen enkele reden meer om de brug voorbij te rijden. Ik heb vandaag tijd in overvloed, het weer is prachtig, en ik kan rustig kijken waar ik de weg af kan zonder ander verkeer te hinderen.

Een plekje is snel gevonden, en ik begin de brug te onderzoeken. Waarschijnlijk was dit de plek waar enkele tientallen jaren terug de hoofdweg rondom IJsland nog lag. Nu is het een brug waar aan de ene kant nog een paar meter asfalt ligt, en aan de andere kant een eenvoudig hek is geplaatst zodat de schapen die aan de overkant van de brug het gras kort houden, de rivier niet oversteken.

Tevreden rijd ik een half uurtje later weer verder. Ik zet de muziek in de auto wat harder en begin mee te zingen. Dit keer met Radiohead. Meestal is meezingen een goede remedie om uit een slechte stemming te komen. Nu ook.

hij die in de kloof woont

Mijn volgende stop is bij de waterval Gljúfurárfoss. Een waterval waar je enkele jaren geen levende ziel zou aantreffen. De waterval is vanaf de hoofdweg dan ook bijna niet te zien. De waterval ligt verscholen in een kloof. De letterlijke vertaling van Gljúfurárfoss zou “hij die in de kloof woont” zijn. De waterval is tegenwoordig een stuk populairder geworden. Ik verwacht dan ook dat ik er dit keer niet alleen zal zijn. Mijn camera laat ik gemakshalve maar in de auto liggen. Voor de kloof staan al een aantal mensen die duidelijk twijfelen of ze al dan niet een poging wagen in de kloof te geraken. Je moet over wat stenen door het water stappen, en dat is niet voor iedereen weggelegd. Ik kijk het tafereeltje even af, en zie ook twee meisjes die bezig zijn hun sokken uit te wringen. En jongeman die het risico op natte sokken wilde vermijden komt op blote voeten uit de kloof gelopen. Hij is alleen vergeten dat zijn doorweekte voeten een magneet zijn voor de modder waar hij nog doorheen moet alvorens hij bij zijn brandschone rode schoentjes aankomt.

Als de weg even vrij is loop ik de kloof in. De beleving van de kloof is “anders” nu ik hem moet delen met 15 andere mensen. 15 Mensen die hier bezig zijn “de” selfie van hun leven te maken. Om de beurt klimmen ze op “de” rots en wachten op het moment tot hun partner/vriend/vriendin aangeeft dat de foto is gelukt. Anderen werken vanaf statief en vertrouwen op hun “selftimer” om goed op de foto te komen. Soms wordt het een kleine chaos als drie mensen tegelijkertijd naar voren lopen om op de rots te klimmen. Maar steeds zijn er dan wel twee die zonder morren weer terug op hun plekje gaan staan, afwachten tot hun moment aangebroken is.

Even later loopt de kloof leeg. De aanwezigen hebben het wel gezien. Ik loop zelf ook naar buiten en zie niemand deze kant in komen. Ik loop snel naar mijn auto, pak mijn rugzak en loop terug naar de kloof die ik nog een behoorlijke tijd voor mezelf heb. Oude tijden herleven…

Als ik de kloof uitloop staat de zon al erg laag aan de horizon. Ik rijd naar Hvolsvöllur, en vind daar niet ver vandaan een goede overnachtingsplek in hotel Eyafjallajökull.

Nieuwe kansen

Als ik daar aankom bel ik nogmaals met mijn tweede contactpersoon om te vragen wat hij de komende tijd gaat doen. Nog in oktober vertrekt hij weer naar Skaftafell om daar te gidsen. Ik maak een afspraak om met hem mee de gletsjer op te gaan. Mijn projectweken en vakantie beginnen door elkaar heen te lopen.

Ik ben oprecht blij met deze afspraak. Een positief einde aan deze dag die wat minder positief van start ging.

 

 

Een welbestede verloren dag…

Werken aan een project in IJsland is vaak een kwestie van afwachten, veel afwachten. Projectmatig gezien zijn dat natuurlijk verloren dagen. Afwachten is iets waarin ik niet goed ben. Mentaal blokkeer ik, en ik heb moeite om dan mijn focus te verleggen naar “ander” nuttig werk. Nee, in plaats van werken controleer ik dan steeds mijn telefoon. Heb ik nog wel bereik, heb ik een oproep gemist, kwam er een bericht binnen, heb ik mail? Met al die geluidjes en trilfunctie in de moderne telefoons is het vrijwel onmogelijk een oproep of bericht te missen. Bovendien heb ik zo’n horloge dat ook nog eens vrolijk mee gaat trillen als mijn telefoon enige activiteit vertoond.

Met al die moderne gadgets heb ik mijn kantoor op broekzakformaat en wordt mijn werkgebied ongeveer zo groot als… de hele wereld. Tenminste als ik telefoon en internet bereik, elektriciteit en een leesbril tot mijn beschikking heb. Als dan ook mijn vingers nog een beetje minder dik waren zodat ik die kleine toetsjes beter kon raken, zou je het bijna ideaal kunnen noemen.

Iets ondernemen, mijn beste remedie tegen piekeren

Van deze verloren dag wil ik niet ook nog een zinloze dag maken. Niet veel later zit ik in mijn auto en ben onderweg naar Skaftafell. Als ik langs Sandfell kom draai ik toch even van de hoofdweg af. Jaren geleden werd mijn aandacht hier getrokken door een solitaire boom. De achtergrond van de boom bestond uit een pekzwarte gruisberg, wat toen mooi contrasteerde met de fris groene bladeren van de kruin. Een mooi plaatje wat nog eens werd versterkt door een oud omheind kerkhofje. Later vond ik ook nog uit dat zich hier ooit de eerste vrouwelijke kolonisator van IJsland  had gevestigd. Steeds als ik hier voorbij rijd hoor ik de boom naar mij roepen. Zij roept, ik luister.

Nu rijd ik bijna nooit meer aan de boom voorbij zonder haar even gedag te zeggen en op de foto te zetten. In mijn beeldarchief bevinden zich uit alle seizoenen foto’s van deze “voor mij” bijzondere boom. Er is sindsdien ook geen fotografiereis meer voorbij gegaan zonder hier even met de groep te zijn gestopt.

Even een snelle blik over de Svínafelljökull

Ook de Svínafelljökull schreeuwt om aandacht. Het is normaal gesproken al een van de mooiste gletsjertongen van IJsland, maar dit keer verdiend ze extra aandacht vanwege een aardsverschuiving die hier een paar maanden geleden plaatsvond. De weg naar de gletsjertong is dit keer van erbarmelijke kwaliteit. Tegen al die weersinvloeden en het vele verkeer zijn deze wegen eenvoudigweg niet opgewassen.

Zo nu en dan moet ik even wachten zodat een automobilist die het niet meer aandurft verder te rijden over deze weg, zijn auto wil keren. Het schiet ook niet op als de automobilist voor je zijn of haar best doet om iedere kuil in de weg te ontwijken, en daarvoor de hele breedte van de weg nodig heeft. Het duurt zelfs nog wat langer wanneer een beetje uit de kluiten gewassen camper besluit hier te keren. Ik zou het persoonlijk met een camper ook niet proberen, tenzij al mijn serviesgoed uit onbreekbaar plastic zou bestaan.

Uiteindelijk sta ik dan toch op de parkeerplaats en kan de wandeling naar de gletsjertong beginnen. Die paar honderd meter zijn natuurlijk zo afgelegd. De gletsjer is weer enorm in omvang geslonken. Iedere keer als ik hier kom lijkt de tong weer aan hoogte te hebben verloren. Niet aan lengte. De tong wordt flink vooruit geschoven. Ik geloof zelfs dat ik nog nooit heb gezien dat de tong zover door de gletsjer werd uitgestoken. Zou het een statement zijn?

Voor mij uit lopen drie personen, twee mannen en een vrouw. Ik zie dat de vrouw achterblijft en de mannen een stukje doorlopen. Ik groet de vrouw terwijl ik haar voorbijloop, en spring eenvoudig van rots naar rots om zo verder en hoger langs de gletsjer af te kunnen komen.

Het verkeerde voorbeeld gegeven

Een stukje verderop raak ik in gesprek met een van de mannen. Ze komen uit Zwitserland, en we hebben een kort gesprekje over het terugtrekken van de gletsjers, als we achter ons een gil horen. De vrouw die achterbleef heeft zo te zien besloten toch verder te lopen en is tijdens dat lopen van een één meter hoge rots gevallen.

We lopen met zijn drieën naar de vrouw toe die nog steeds op de grond ligt als we bij haar komen. Ze heeft moeite met opstaan, maar de twee mannen weten haar weer op de been te krijgen. Ze heeft een pijnlijke arm, en een paar wondjes op haar handen. Ik haal mijn EHBO tasje tevoorschijn en kan in ieder geval de open wondjes van pleisters en ontsmettingsmiddel voorzien. Haar arm voelt een beetje dof, maar qua pijn geeft ze zelf aan dat het een viertje is op een schaal van één tot tien. “Eigenlijk wilde ik niet verder lopen”, vertelt ze mij. “Maar ik zag jou zo makkelijk over die stenen springen, ik had het idee dat ik dat ook wel kon”. Ik begin me bijna schuldig te voelen, dat ik niet op zijn minst de schijn op heb weten te houden dat het lopen hier niet zo makkelijk gaat als het lijkt.

Ik raad haar aan om even naar het informatiecentrum van Skaftafell te gaan, want het zal minimaal gekneusd zijn, maar gezien haar leeftijd zou een scheurtje in de botten ook tot de mogelijkheden behoren. Ze staat erop dat haar reisgenoten gewoon doorgaan met fotograferen, en geeft aan te wachten tot ze klaar zijn en dan naar het informatiecentrum te gaan.

Zo lopen we met zijn drieën weer een stukje langs de gletsjer af waar duidelijk de sporen van de aardverschuiving zichtbaar zijn. De opstaande wand van de gletsjer wordt door de wolken aan het zicht onttrokken. Het lijkt ook of de wolken een dempend effect hebben op het geluid van de zuivere frisse wind die over de gletsjer waait. Een bijna perfect “Zen” moment.

Zo nu en dan kijk ik even om naar de vrouw die nog steeds met haar linker arm, de rechter ondersteunt. Nadat de twee heren mij nog enkele keren hebben bedankt nemen ze afscheid, en ondersteunen de vrouw terwijl ze aan de weg naar beneden beginnen.

Ik blijf nog even achter op mij plekje, en voor een korte periode ben ik helemaal alleen, met als enig gezelschap de omgeving.

Op de valreep toch nog een afspraak

Aangekomen bij Skaftafell loop ik het informatie centrum binnen en vraag daar of “Habba” aanwezig is. Ik heb lang geleden eens telefonisch contact met haar gehad over mijn project, en vindt dit de gelegenheid om haar even in real life te ontmoeten.

Even later ontmoet ik Habba en hebben we een leuk gesprek over mijn project. Ze weet wel mensen die mij verder kunnen helpen, en na een paar telefoontjes krijg ik twee telefoonnummers, en heb ik een afspraak voor morgen. Top!

Tevreden keer ik terug naar het bezoekerscentrum waar de drie Zwitsers die ik eerder op de Svínafelljökull ontmoette weer tref. Waarschijnlijk is de arm toch gebroken, en wacht ze op een eerste hulp medewerker die haar verder kan helpen.

Hopelijk valt het mee, en hoeft ze haar vakantie niet te onderbreken. Ik wens ze veel sterkte en nog een goede reis. Op mijn telefoon zoek ik of Hof1, het hotel waar ik vannacht verbleef nog een kamer vrij heeft. Al snel krijg ik de bevestiging en rijd ik terug in de richting van het hotel.

Een goede afsluiter van deze dag

De dag is nog niet voorbij. Ik neem de afslag naar een plaats waar twee gletsjertongen bij elkaar komen. Virkisjökull en de Falljökull, halverwege van elkaar gescheiden door de berg Rauðikambur. Even waan ik mij alleen in dit mooie stukje IJsland. De groene bergen, bedekt met uit vele herfsttinten gekleurde begroeiing en zwarte rotsen. De wolken in de verte voorspellen niet veel goeds. Niet veel goeds is natuurlijk erg relatief. Voor een fotograaf zijn dit wellicht “de” omstandigheden die tot de mooiste plaatjes leiden.

De waan “Alleen op de wereld” komt tot een abrupt eind als ik in de verte vele gekleurde jasjes zie verschijnen. Allen hebben ze een helm, stijgijzers en een houweel in hun handen. Aan een van de gidsen die bij deze gletsjerwandelaars behoord vraag ik tot hoever ik veilig kan wandelen. Het laatste dat ik wil is mezelf in gevaar brengen voor een paar mooie plaatjes.
Ik loop verder in de door hem aangegeven richting en begin aan een pad naar boven vanwaar ik verwacht een mooi uitzicht op de gletsjer te hebben.

Dat uitzicht moet ik nog even tegoed houden, want vlak voor ik het uitzichtpunt heb bereikt steekt uit het niets een zware storm op. Ik moet mezelf helemaal schrap zetten om niet omver geblazen te worden. Mijn hoofd trek ik ver weg in mijn capuchon, en mijn camera houd ik achter mijn rug om zo te ontsnappen aan het harde striemende zand, opgejaagd door de wind.

Met de wind in de rug begin ik aan de wandeling terug naar de auto. Zo nu en dan stop ik even om mezelf schrap te zetten tegen de wind.

Terwijl ik naar de auto wandel denk ik “Ja, dit was een welbestede dag”.

 

Verkeerde interesses?

De weersverwachting voor deze dag ziet er goed uit, dat in tegenstelling tot het daadwerkelijke weer buiten. Het regent zachtjes, en van de omliggende bergen is niets te zien. Al vaak heb ik me door doemscenario’s laten weerhouden om plekken te bezoeken. Vandaag doe ik daar niet aan. Ik heb me voorgenomen vandaag naar Vestrahorn te gaan. Iedereen die naar IJsland gaat, of in ieder geval bijna iedereen, gaat naar Vestrahorn.

De eerste keer dat ik naar Vestrahorn reed was er nog geen replica van een oud Viking dorp, geen Viking totempaal, geen Viking Café, geen slagboom, geen parkeerplaats en geen entree. Het was een eenzame en serene plaats om te zijn. De maagdelijke zandduintjes met hun wuivende halmen, de zwarte sporen in het zand gecreëerd door werking van water en wind, hier en daar wat onder gewaaid drijfhout, maar vooral een plaats van leegte.

Ik zag het Viking Café nog komen. Ik vond het nog een leuk idee. Het was een echt IJslandse steil, terug in de tijd creatief opgezette ruimte waar je koffie, en wat versnaperingen kon kopen. Verder had je het idee in een lounge bar te zitten.

Later hoorde ik de verhalen van het heffen van entree, hoewel volgens de verhalen de grond aan de NATO behoord. Zover ik weet is het heffen van entree hier nog steeds illegaal, maar niemand die er iets aan doet. De verhalen van de eigenaar die boos achter de mensen aan liep die weigerde te betalen vlogen over het internet. Het was voor mij de tijd om deze plek voortaan te vermijden.

De laatste keer dat ik hier was, moet in 2011 zijn geweest. Tijd om te kijken hoe het er nu bij staat. Ik ben bijna bij de afslag naar Stoksness, en houd in de verte de auto’s in de gaten. Vroeger ging hier zowat iedereen de tunnel in. Nu is het anders bijna iedereen zet richting uit naar links en gaat naar Stoksness. Natuurlijk, als je de plaatjes zie top het internet is het moeilijk hier niet heen te gaan.

Ik sla ook af. Onder normale omstandigheden heb ik geen haast, maar de automobilisten voor mij rijden zo langzaam dat ik er echt niet achter kan blijven. Iedere kuil wordt angstvallig vermeden of stapvoets genomen. Op het parkeerterrein is een enorme drukte. Ik zet mijn auto neer, haal diep adem, stap naar binnen, koop mijn entree kaartje en ben bijna in dezelfde ademtocht weer buiten. Zo kan het ook. Ik stap terug in de auto, rijd door de slagboom, en dan door naar het einde van de kapot gereden weg waar ik mijn auto parkeer.

Ik haal een camera uit de rugzak alvorens ik de rugzak omdoe en ga lopen. Natuurlijk gaat ook mijn statief mee. Erg zwaar maar ik verwacht het nodig te hebben. Bovendien als je de rugzak goed omdoet en aansnoert voel je het gewicht nauwelijks.

Ik loop over een pad tussen de fragiele zandduintjes door die nu overal zijn doorlopen. Niet door sporen van water en wind zoals de natuur dat doet, maar door de wandelschoenen gedragen door creaties… die natuurlijk ook zijn gemaakt door de natuur. Ik zou bijna zeggen “eigen schuld natuur”.

Het raakt me wel om de kapot gelopen zandduintjes zo te zien. Ik loop verder het strand op. Zover dat ik voor mij niemand meer zie. En zover hoef je daarvoor niet te gaan. Na 10 minuten lopen heb ik de berg voor mij alleen en waan ik mij alleen op de wereld. Als ik wil ontsnappen aan die eenzaamheid kijk ik achterom en zie hoe een tiental mensen tussen de duintjes aan het struinen is. Sommige staan boven op een duintje en springen zo nu en dan in de lucht met hun armen wijd open. Het is de nieuwe pose voor op de foto. Waar we vroeger als zandzakken poseerden op de vakantiefoto’s moet het nu dynamisch zijn. Een sprongetje, een duckface, de vingers in een V vorm voor het gezicht. Ach ja, tijden veranderen. Ik kijk naar voren en zoek naar de spiegelingen in de stilstaande stukken water, zoek de beweging in de binnenrollende golven, en kijk hoe de wolken reageren op de wind.

Nog een enkele keer word ik even ingehaald door een drone. De camera voor mensen die te lui zijn om een stukje te lopen, of is het gewoon de nieuwe hype? Ik heb nog wel eens gedacht dat het leuk zou zijn om met een drone te werken, maar eerlijk gezegd zie ik maar weinig drone filmpjes die iets toevoegen aan al die andere drone filmpjes die ik al zag. Ik houd het wel bij mijn oude vertrouwde spiegelreflex.

Ik loop zelfs tot buiten het bereik van de uit de zandduintjes aangestuurde drones. Het door water volgezogen zwarte strandzand zuigt aan mijn voeten. Iedere stap is een zware stap. Even wordt het water uit het zand geperst, zakt mijn schoen een stukje weg en komt met het geluid van een zuignap die loslaat weer vrij.

Om de perfecte spiegeling te pakken moet ik zo nu en dan een paar centimeter het water in waden. Dan moet ik mijn camera op statief opstellen, en dan moet ik even wachten tot het water weer tot rust gekomen is en kan de foto gemaakt worden. Gelukkig zijn mijn schoenen nog behoorlijk waterdicht, en kom ik weer met droge voeten terug op het zwarte zuigende zand.

In de verte zie ik wat eenzame zandduintjes liggen. Ik zet koers naar de duintjes die waarschijnlijk nog maagdelijk zijn. Ik loop er eerst in een grote boog omheen om op die manier te voorkomen dat ik mijn voetsporen hier achter laat. Terwijl ik dit tik denk ik aan de slogan: “leave nothing but footprints take nothing but memories” Misschien moet er nog een clausule bij over waar je die “footprints” dan achterlaat en waar niet.

Ik maak fotografisch gebruik van het zandduintje en loop verder. Verder tot ik op een stukje strand loop met een flinterdun laagje water erop. De perfecte spiegeling voor de mooie bergrug, Vestrahorn.

Op de terugweg naar de auto wordt mijn oog getrokken naar een ongeveer 1 meter hoog paaltje. Zomaar midden in het niks staat nogal doelloos een zwart paaltje. Nou ja doelloos? Ik vind het een briljant paaltje voor een foto. Ik maak er een paar met steeds een net iets andere uitsnede en kijk tevreden naar deze creaties. Dan draai ik me om naar de Vestrahorn, en vraag me af welk onderwerp ik tot nu toe eigenlijk het boeiendst vond… 1-0 voor het paaltje dan maar.

Ik ben klaar, maar de dag is nog niet voorbij. Ik laat de Vestrahorn achter mij en rijd weer richting het westen. Op zoek naar de “eenzame” plekjes sla ik af naar de gletsjer tong Hoffelsjokull. De laatste keer dat ik hier was moet in 2011 zijn geweest. Toen was het hoog zomer. Nu is het herfst, en dat geeft een totaal ander beeld en gevoel aan het landschap. Rood, goud, bruin, groen, van de planten, afgewisseld door het zwart van de stenen, wit van de sneeuw en het lichte blauw van het ijs.

Het meertje voor de gletsjertong is bedekt door een minuscuul dun laagje ijs. Het laagje ijs weerspiegelt de blauwe kleur van de hemel waardoor het troebele bruine water wat je hier normaal gesproken vind nu onzichtbaar is.

Zo stop ik onderweg naar het westen ook nog even bij de Heinaberg gletsjer. Ook weer zo’n onontdekt stukje IJsland waar je je nog een met de natuur voelt. De omliggende bergtoppen zijn wit van de sneeuw, en ook hier probeert zich een laagje ijs te vormen. De witte bergtoppen spiegelen zich op de plekjes, waar het ijs het water nog niet in zijn greep heeft.

Ik heb nog een lange weg te gaan vandaag en blijf hier eigenlijk niet lang genoeg. Ik wil niet te laat aankomen in het hotel en neem me voor het Jökulsárlon maar voorbij te rijden. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De ondergaande zon zet de wolken in een rood licht terwijl het zwarte strand is bezaaid met grote brokken ijs. Ik laat me makkelijk verleiden de auto aan de kant te zetten en mezelf naar het strand te spoeden waar al die mooie creaties in de branding wachten om door mij op de foto gezet te worden. Ik blijf net zo lang tot de laatste kleuren door de zon uit de wolken zijn gewrongen. Een paar minuten terug wemelde het hier nog van de fotografen. Met het verdwijnen van de kleuren uit de lucht, verdwenen de fotografen van het strand. Slechts een enkeling heeft besloten nog wat langer te blijven. Ik blijf ook nog heel even hangen, tot het moment waarop ik besef dat het wel weer mooi was voor vandaag. Het was een waardevolle dag met veel moois in mijn blikveld.

Mijn laatste beeld van de dag doet een beetje schilderachtig aan. Technisch gesproken misschien niet de beste plaat van de dag, maar bij het zien van het resultaat krijg ik een fijn gevoel.

Een nieuwe blik

Een onderdeel van mijn voorbereidingen op reizen is het zoeken naar interessante locaties. Ik speur het internet af naar mooie foto’s, en kijk dan of ik kan vinden welke locatie daarbij hoort. Een van de foto’s die mijn aandacht trok was de foto van een waterval tussen kolommen van basalt. Ik was aangenaam verrast toen ik de bijpassende naam vond. De Litlanesfoss. De waterval ligt niet echt langs “de” doorgaande route, maar ook weer niet aan het einde van de wereld. Ik heb deze waterval een drietal keren bezocht, en vond mijn standpunten al best creatief, maar deze had ik nog niet eerder gezien. Gefotografeerd vanaf de andere zijde van de rivier.

De keren dat ik hier kwam volgde ik netjes het aangegeven pad naar boven. Nu had ik mij voorgenomen dat als de omstandigheden het zouden toelaten ik deze waterval zou gaan herontdekken.

Tijden veranderen

Ik sta aan het begin van de wandeling. Er is veel veranderd sinds de eerste keer dat ik hier kwam, ongeveer 20 jaar geleden. De auto moest toen ergens aan de kant van de weg worden neergezet. Met een beetje fantasie en goede wil konden er twee auto’s staan. Niet dat die ruimte nodig was, want op de wandeling die we toen maakten kwamen we niemand tegen.

Als je je behoefte moest doen, dan zocht je maar een struik uit, of een plekje in de berm. Nu staat er een toiletgebouwtje, zelfs met verwarming en een heuse toiletpot. Een enorme luxe als je dat vergelijkt met de openbare toiletten van 20 jaar terug. Dat waren driehoekige tentachtige hutjes met daarin een plank met een gat. Elektrisch licht ontbrak, maar dat had je niet nodig, want het stonk in die hokjes zo enorm dat je geen andere keus had dan de deur open te laten. Ze waren wel altijd schoon, en er was altijd voldoende toiletpapier aanwezig.

Op de parkeerplaats kunnen nu met gemak 50 auto’s staan. Ik ben vroeg, en daarom kan ik kiezen uit nog ongeveer 40 vrije plekken. Er staat een ijskoude wind. Muts, handschoenen, een das en mijn winterjas gaan dit keer meteen aan. Ik laad wat extra eten in mijn rugzak en verlaat de parkeerplaats aan de verkeerde kant en steek de brug over.

De eerste 20 meter volg ik de asfalt weg die naar een boerderij leidt. Bij de eerste bocht moet ik het asfalt verlaten en sta ik tussen het hoge gras. Geen pad onder mijn voeten, geen richtingaanwijzers, geen andere mensen. Ik loop alleen. Zo nu en dan kijk ik naar de overkant van de rivier waar ik een tiental mensen zie lopen.  

Het zijn, of het zo voelen…

Het klinkt misschien raar, maar op een of andere manier voel ik mij superieur aan de mensen aan de overkant. Ik vind mezelf niet beter of fitter, maar wel slimmer. Ik loop hier op onbetreden paden terwijl zij de massa volgen. Natuurlijk ben ik helemaal niet slimmer, ik ben gewoon een eigenwijze fotograaf die eens een keer iets anders of “anders” wil zien. Als mij hier iets overkomt ben ik op mezelf aangewezen. Het zal dan in ieder geval lang duren voor ik hulp krijg. De mensen aan de overkant zijn te ver weg om mij te horen mocht ik om hulp roepen. Ergens voelt dat ook wel onveilig, maar als ik dan terug denk aan 20 jaar geleden, toen liepen we hier ook helemaal alleen en konden we ook niet snel op hulp rekenen.

Zo zie je maar weer, dat hoe meer dingen geregeld zijn, en hoe meer de paden voor je zijn uitgezet, hoe onveiliger je jezelf voelt als je dat pad verlaat, terwijl er niets mooier is dan die gebaande paden te verlaten. Ik denk dat de mensen aan de overkant die mij zien lopen zich op een of andere manier superieur aan mij voelen. Niet beter of fitter, maar wel slimmer, want zei lopen wel aan de goede kant.

Ach, het zijn van die gedachten die door mijn hoofd spoken terwijl ik langzaam omhoog wandel naar mijn eerste doel. Als ik daar aankom zie ik diep 0nder mij de Litlanesfoss liggen. Het is nog even zoeken naar het perfecte standpunt, maar dan ben ik ook…. Nee, helemaal niet zo tevreden. De zon schijnt half op de waterval. De andere helft ligt in de schaduw. Moordend voor de foto. Gelukkig heb ik een zee van tijd vandaag. Ik loop gewoon nog een stukje door naar de wat hoger gelegen Hengifoss. Vanaf hier kan ik daar niet helemaal komen, maar in de meeste gevallen kun je vanaf de andere kant ook niet tot aan de voet van de waterval komen. Ja, wel als je lef hebt en op een dunne richel durft te stappen waarbij je beide handen nodig hebt om niet te vallen. Niet hard of zo, maar wel in het ijskoude water van de rivier.

Normvervaging is mij niet vreemd

Ik loop langzaam naar het verste punt dat ik kan bereiken wat nog veilig is, stel dan mijn norm bij wat nog veilig is, en loop nog een klein stukje door. Ik vind een goede plek uit de wind waar ik rustig ga zitten en aan mijn appeltje begin. Vanaf grootte hoogte kijk ik neer op de kleine mensjes aan de overkant die verwoede pogingen doen om hun normen ook aan te passen en zo net wat verder te komen. Het resultaat is steeds hetzelfde. Terugkeren op je eigen schreden, iets anders proberen, nog even kijken, dit maar als je eindpunt beschouwen en omdraaien. Dus ontkenning, tegen beter weten in doorzetten, boos worden, de situatie accepteren. 4 Fases waar we wel eens vaker doorheen moeten.

Vanaf mijn hoger gelegen punt, uit de wind, verwarmd door de zonnestralen sla ik de tafereeltjes gade Hier eenzaam op mijn hoog gelegen rots voel ik mij de “King of the mountain”.

Ander licht, een andere foto

Het wordt weer tijd om terug te keren naar mijn Litlanesfoss als langzaam een grote wolk voor de zon schuift. Als ik bij de waterval aankom is er geen zon meer te bekennen. Geen speciale lichtval, maar ook geen harde schaduwen. Ik prijs me gelukkig met het laatste en stel mijn camera op om de door mij gewenste opnamen te kunnen maken.

Dan vervolg ik het pad naar beneden waar ik nog diverse mooie plekjes ontdek die ik vanaf het pad aan de overkant nooit ontdekt zou hebben. Als ik aankom bij mijn auto verdwijnt de wolk voor de zon en baadt het hele gebied in zonlicht. Even overweeg ik om terug te keren naar de Litlanesfoss, maar bij die overweging blijft het. Ik stap in mijn auto en laat de waterval achter mij. 

 

Naar Egilstaðir II

Na een goede nachtrust stap ik weer opgewekt in mijn auto. Nog 300 kilometer voor de boeg tot Egilstaðir. Dat wil zeggen dat ik het vandaag rustig aan kan doen. Zo maak ik eerst nog een praatje met een paar andere hotelgasten en geniet ik rustig van een uitgebreid ontbijt voordat ik mijn spullen in de auto laad en vertrek.

De ruitenwissers hebben moeite om de ramen droog te houden, maar in de auto blaast de verwarming, staat de stoelverwarming op hoog, en galmt mijn favoriete muziek uit de spiekers. En ik, ik zing keihard mee. Er is toch niemand die me hoort.

Zo verstrijken de eerste kilometers niet noemenswaardig. Pas als ik Höfn voorbij ben zie ik een waarschuwingsbord voor de regio Hvalnesviti. Wind tot 19 meter per seconde. Bijna windkracht 9 dus. Dat wordt opletten, en rijden met twee handen aan het stuur.

Niet veel later zing ik een toontje lager, en concentreer ik mij vooral op het op de weg houden van de auto. Vooral als er tegenliggers komen, en tegelijkertijd zo‘n windstoot tegen je auto aan slaat moet je even alle zeilen bijzetten om op de weg te blijven. Zo breed zijn die wegen hier nu ook weer niet.

Ergens in deze regionen moet een voor mij nieuwe waterval, de Skutafoss liggen. Zonder bijrijder is het iets lastiger om de juiste afslag te vinden. De juiste locatie staat in mijn hand GPS, maar het aflezen van dat schermpje is op dit moment geen optie. Dan zie ik in de verte een waterval liggen die wel enige gelijkenis vertoont met het plaatje dat ik een tijdje geleden voor ogen kreeg.

Ik rijd een smal gravel weggetje in waarvan ik vermoed dat het mij naar de Skutafoss zal leiden. De weg is erg slecht, maar gelukkig niet erg lang. Ik ben dan ook blij als een paar rotsen midden op de weg het einde van de route aangeven. Vanaf hier moet ik lopen. De wind raast met geweld om mijn auto heen. Voorzichtig open ik het portier en stap naar buiten. Uit de kofferbak grijp ik mijn fotorugzak en begin ik aan de korte wandeling.

Aan weerszijde van de rivier ligt een hoge berg. De wind wordt tussen deze twee bergen in enorm versterkt. De paar regendruppeltjes tussen de wind in deren mij niet. Ik geniet van de wind die hard door mijn haren waait. De wind die mijn capuchon van mijn hoofd blaast. De wind die zo nu en dan de lucht uit mijn longen steelt. Vlak bij de waterval loopt het pad enigszins naar beneden. Een geluk voor mij, want ondanks dat ik enorm geniet van de wind geniet ik ook van de momenten dat die wind even helemaal wegvalt.

Als kers op de kaart is er bij de waterval nog uitstekende beschutting. Een grot die hier waarschijnlijk duizenden jaren geleden met het terugtrekken van de gletsjers al is ontstaan. Uit de wind, onder moeder natuurs paraplu onderzoek ik de opties voor het maken van “de” foto.

Als ik denk “de” foto te hebben gemaakt wandel ik terug naar de auto, maar niet zonder onderweg nog wat plaatjes te schieten. Daarna stel ik mij en de auto weer bloot aan de elementen als ik terug ben op de weg naar Egilsðadir.

Langzaam neemt de winter de plaats van de herfst in. Hoog in de bergen ligt al een mooie laag sneeuw waar hier en daar de zwarte rotspunten nog doorheen priemen. Een duidelijker contrast van zwart/wit zul je hier niet vinden. Ik geniet van de mooie vergezichten, en kan het niet laten om zo nu en dan de auto even te parkeren, uit te stappen en te genieten van het prachtige landschap.

 

De waterval van Fossadalur wil ik eigenlijk overslaan. Ik heb hier een paar jaar terug met heel mooi licht een paar mooie opnames kunnen maken. Dat kan ik met de huidige lichtomstandigheden niet verbeteren. Ik wil voorbijrijden aan de afslag, maar zowel mijn linker hand als mijn rechtervoet hebben buiten mijn hersenen om een complot gesmeet. Terwijl de ene plots de richtingaanwijzer aanzet, trapt de ander het rempedaal in. Of ik nu wil of niet, ik moet de afslag nemen, en eerlijk gezegd ben ik daar ook niet rouwig om.

Voor mij ligt en een mooie waterval, en de mooie taak om er nu eens anders naar te gaan kijken. Ik bestudeer het watergeweld van boven naar beneden, en van links naar rechts en zie mogelijkheden om het dit keer anders te doen. Kijkend door de zoeker zie ik meteen mijn wow-momenten. Ik schiet een paar foto’s, en keer tevreden terug naar de auto. Nog een uurtje, en dan ben ik in Egilstaðir. De glimlach op mijn gezicht blijft de rest van de rit gewoon zitten.

Naar Egilstaðir

Toen het eergisteren in mijn rug schoot moest ik nog ongeveer anderhalf uur lopen om bij de auto te komen. Het lijkt erop dat die wandeling erger heeft voorkomen. Goed, ik was zo stijf als een plank toen ik nog eens een uur later terug in Reykjavík aankwam, maar het viel me niet tegen.

Mijn rug smeerde ik dik in met een Tantum warmte. Een zalf die bij mij altijd goed werkt. Als je die zalf opsmeert lijkt er eerst niets te gebeuren. Als je dan gaat bewegen gaat de zalf werken. Dan wordt je rug niet warm, maar heet. Erg heet.

Gisteren heb ik geprobeerd zoveel mogelijk in beweging te blijven. Toen ik vanmorgen wakker werd voelde mijn rug zelfs ontspannen aan. Het blijft nog wel een tijdje een zwakke plek, en een punt van aandacht, maar ik kan wel weer dingen doen.

Snel op weg

Eén van de dingen die ik moet doen is zo snel mogelijk naar Egilstaðir rijden. Voor mijn project valt daar een en ander te werken, maar dan moet ik er overmorgen wel zijn. Dat lijkt makkelijk, maar het is een afstand van meer dan 600 kilometer, en in IJsland is 600 kilometer een lange rit. Geen snelwegen, een lage maximum snelheid en soms veel verkeer op de weg. Bovendien rijd ik alleen en moet ik zo nu en dan echt even wat anders doen dan autorijden om niet achter het stuur in slaap te vallen.

In een snel tempo pak ik al mijn spullen in, kijk nog goed rond of ik niets ben vergeten en trek de deur van het appartement achter mij dicht. Niet veel later zie ik Reykjavík in mijn achteruitkijkspiegel steeds kleiner worden. Ik ben op weg!

Mijn inkopen doe ik in Selfoss. Dat is maar een uurtje rijden, maar dan heb ik meteen een eerste tussenstop. Ik gooi ook meteen de tank van de auto vol, en leer dat volgens mijn boordcomputer ik de eerste 1000 kilometer de benzinestations voorbij kan rijden. Dat is wel zo prettig.

Plaatsen overslaan is niet mijn sterkste kant

Alle plekken waar ik normaalgesproken zeker stop rijd ik nu zomaar voorbij, en dat valt niet mee. Ik bedenk me steeds wat het volgende op de route is waar ik kan stoppen, maar steeds is het weer zo slecht, of zijn de omstandigheden niet zo geweldig dat ik er aan voorbij ga. Hveragerði, Seljalandsfoss, Skogafoss, Kvernufoss, Dýrholæy, Reynisdrangar, nog nooit reed ik zoveel mooie plekjes voorbij zonder zelfs maar te stoppen.

Een mooie regenboog is mijn eerste halte. Ik ben bij Hjörleifshöfði als een mooie regenboog een omlijsting maakt om de Mýrdalsjökull. Ik maak een paar foto´s en stap weer terug in de warme auto. Een momentje van rust, denk ik en laat de leuning van mijn stoel naar achteren glijden. Het is even wat schuiven en draaien, maar dan lig ik toch best comfortabel. Even mijn ogen wat rust gunnen. Ik sluit mijn ogen en val snel in een diepe slaap.

Stjórnarfoss, de vergeten waterval

Na een half uurtje wordt ik weer wakker en voel me als herboren. De rit gaat verder naar het oosten. Ik rijd zo door tot aan Kirkjubærklaustur. Ik kan niet anders dan toch de afslag te nemen naar de Stjórnarfoss. Een wat kleine maar erg mooie waterval. Het is een mooie plek om weer wat energie bij te tanken.

Terwijl ik wat foto´s maak zie ik tientallen mensen komen en gaan. Ik ben dan ook een enorme teut als ik achter mijn camera zit, sta of hang. Ik zit ook weer als enige aan de andere zijde van de rivier en heb hier het rijk voor mij alleen. Niet veel later loop ik ook nog even naar de andere kant om te zien of hier nog een meer bijzonder standpunt te vinden is. Ik schiet ook hier wat plaatjes, en houd angstvallig iemand in de gaten die te hoog op een te steil stuk uit verveling aan het klimmen is. Na een tijdje gaat de klim in de neerwaartse beweging, en dan zie je duidelijk dat hij zichzelf zwaar overschat heeft. Naar boven klimmen is relatief eenvoudig. De afdaling, daar gaat het vaak mis. Ook hij moet zo nu en dan op handen en voeten om weer veilig beneden te komen.

Ik rijd terug naar het tankstation van Kirkjubaerklaustur, en gooi de inwendige mens vol met brandstof. Daarna gaat de rit weer verder. En weer op dezelfde manier. Het Eldhraun, Fjaðrárgljufur, Lomagnúpur ik rijd ze allemaal voorbij. Natuurlijk niet zonder de omstandigheden mee te wegen. Als de lichtomstandigheden anders waren geweest was ik vast gestopt, maar het is een redelijk grijze dag, dus rijd ik verder zonder spijt.

Een mooie zonsondergang bij Jökulsárlón

Rond 17:00 uur ben ik bij Skaftafell en twijfel of ik hier zal stoppen. Ik draai zelfs af bij de parkeerplaats, maar stap niet uit de auto. Bij Jökulsárón draai ik toch maar de parkeerplaats op. Er ligt redelijk wat ijs in de lagune, dus daar moeten mooie plaatjes te schieten zijn. Er staat een ijskoude wind, dus kleed ik me dik aan. Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe dat Aziatische vrouwtje zich voelt gekleed in haar witte trouwjurk, maar ze zal vanavond lang nodig hebben om op te warmen. Terwijl de temperatuur daalt warmt het licht van de ondergaande zon zich op. Langzaam kleurt de lucht van oranje naar rood. Een rood dat ook weerspiegelt in het meer. Ik klim langzaam een heuvel op om meer van de warme gloed in het water waar te kunnen nemen. Het rood verbleekt langzaam naar een zacht roze, maar Ik blijf hier staan totdat ook het laatste beetje kleur uit de wolken is verdwenen.

Nog een kleine 20 minuten rijden, en dan kan ik overnachten in hotel Smýrlabjörg. Het eerste deel van de route zit erop. Morgen nog een hele dag voor de volgende 300 kilometer…

 

Een nieuwe dag, maar nog even niets

De ochtend verloopt voor een groot deel zoals de vorige ochtend. Buiten is het donker en valt er van tijd tot tijd regen. Soms zie je de Bláfjall wel, en soms weer even niet. Alleen dit keer ben ik strijdvaardiger dan gisteren. Ik mail, bel en app zowat mijn hele kennissenkring in IJsland in de hoop dat ze kunnen helpen mijn project dat net zo vast ligt als de walvisvaarders van gisteren weer los te trekken.

Met een tevreden gevoel, evalueer ik de vorderingen van deze ochtend, en besluit om het resultaat niet af te wachten, maar er gewoon weer op uit te trekken. Mijn fotospullen staan klaar, de accu’s geladen, het lunchpakket ingepakt, er is niets wat mij nu nog kan tegenhouden. Behalve natuurlijk een positief bericht. Ik check mijn mail, app en telefoon. Niets… Dat kan natuurlijk ook niet zo snel, maar een mens mag dromen. Toch?

Niet veel later rijd ik weer door het Hvalfjörður, waarvan ik zo langzaamaan iedere bocht en waterval wel kan dromen. Boven het Brynjudalur hangt een bui, maar ik heb nu met mezelf afgesproken dat geen bui mijn tegen zal houden. Die afspraak wil trouwens niet veel zeggen. Het zal niet mijn eerste afspraak met mezelf zijn die ik toch niet nakom.

Nog even genieten van de warmte en muziek

De auto staat al op zijn plaats. Nu nog de contactsleutel omdraaien en uitstappen. Er zijn veel goede redenen om dat niet te doen. Neem bijvoorbeeld de stoelverwarming, de heerlijke muziek van Radiohead (I Promise) en binnen de veilige portieren van de auto waait geen wind. Te oordelen aan het schudden van de auto is dat buiten wel anders.

Bij het wegsterven van de laatste noten van “I Promise”, draai ik resoluut de contactsleutel om, want ik hoef slechts de eerste noten van het volgende nummer te horen om het uitstappen toch weer even uit te stellen. Even later sta ik buiten en trotseer ik de elementen. Geheel routineus gooi ik mijn rugzak over mijn schouders, gooi de deur van de auto dicht en duw op het knopje waarmee het vehikel aan alle kanten wordt gesloten. Als bevestiging van dit door ons als normaal gevonden wondertje klappen langzaam de spiegels van de auto naar binnen als teken dat de auto in volledige rust is wedergekeerd.

Verdwalen, of verkeerd lopen

Ik loop eerst maar naar het bord waarop zich een kaart van de omgeving bevindt. Op de kaart bevinden zich ook vele paden, maar niet een ervan leidt in de richting van het door mij bedachte einddoel, een waterval. Ik vind een pad dat niet op de kaart staat, maar ongeveer de goede richting in lijkt te gaan, en besluit dat pad maar te gaan volgen. Niet voor lang trouwens, want het pad houdt al snel op te bestaan en wordt ruw onderbroken door een dikke laag modder.

Ik keer terug op mijn schreden en sla een ander pad in. Het pad is moeilijk te volgen, maar niet veel later sta ik toch hijgend en wel op een mooi uitzichtpunt waarvandaan ik de waterval kan zien liggen. Forse regenwolken trekken over het deel waar ik heen wil wandelen. Soms breekt daar ook de zon door wat alles in een adembenemend mooi licht plaatst. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik het appartement achter mij heb gelaten en nu getuige ben van dit mooie stukje IJsland.

Het geeft me afleiding, al betrap ik mezelf er ook regelmatig op dat ik vaak in gedachte, maar soms zelfs hardop, mopper op de hele situatie. Gelukkig ben ik hier alleen, want ik besef me best dat ik vandaag geen leuk gezelschap ben. Vandaag ben ik een combinatie van frustratie en verwondering. Een vreemde gewaarwording.

Ik ben intussen aangekomen bij iets wat het einde van het pad lijkt te zijn. Aan alle kanten gaan wel wat schapensporen uit, maar niets wat nog maar op een door mensen belopen wandelpad lijkt. Ik volg een paadje dat ongeveer de richting in gaat waarheen ik wil, en loop mezelf vast op een dichtbegroeid bos van kromgegroeide berkenboompjes. Ik heb geen zin om weer terug te keren, dus besluit ik dwars door het bos te wandelen. Wandelen is dan een groot woord. De kromgegroeide takken zitten zo in elkaar verstrengeld dat het vrijwel onmogelijk is om er door te komen. Als de takken oren hadden zouden ze waarschijnlijk vanzelf wijken bij het horen van mijn gevloek. Op dit moment is het de frustratie die mij leidt.

Opsparen van fotomomenten is een slechte eigenschap

Gelukkig kan ik over de boomtoppen heen kijken en weet zo dat het niet ver meer is tot de rand van het bos, of het volgende bos. Na een tijdje kruis ik een redelijk te volgen schapenpad. De zon is ondertussen weer gaan schijnen en ik betrap mezelf erop dat ik aan het zingen ben. Blijkbaar heb ik het nu naar mijn zin, want als ik gelukkig ben begin ik vanzelf te zingen. Mijn omgeving zal blij zijn dat ik niet altijd gelukkig ben, maar hier is niemand die er zich aan stoort.

Onderweg zie ik verschillende goede fotomomenten, maar omdat ik niet weet hoever het nog tot is de waterval is, besluit ik die momenten op te sparen voor de terugweg. Met al dat moois ga ik het op de terugweg nog druk krijgen. Ik vind het belangrijker om voor het donker het dal weer uit te zijn, want het pad is in het donker zeker niet te volgen. Ik heb me dan ook voorgenomen om uiterlijk om 16:00 uur om te keren.

Bij een kleine doorwading besluit ik even te stoppen om wat te drinken. Ik reik met mijn hand naar de waterfles, maar grijp in het niets. Ik voel nog eens opnieuw, maar de fles ben ik kwijt. Nu is hier natuurlijk voldoende water, maar ten eerste drinkt het fijner uit zo’n fles, en ten tweede ligt er nu ergens een stuk plastic in dit mooie stukje natuur. Ik voel er niets voor om terug te gaan om de fles te zoeken. De kans dat ik die terugvind door het bos met de kromme takken is vrijwel nul.

Met de haven in zicht…

Voor het einde van de wandeling strand mijn poging om de waterval te bereiken. Ik weet dat het niet meer ver kan zijn, maar het snelstromende, ijskoude en diepe water van de rivier maakt het geholpen door steile wanden onmogelijk om verder te gaan. Het is bijna 16:00 uur en dus ook tijd om aan de terugweg te beginnen.

Nog eenmaal kijk ik om, of er een mogelijkheid is bij de waterval te komen, maar ik besef dat ik mij gewonnen moet geven.

Met een ontevreden gevoel draai ik om en aanvaard ik de terugweg. Ik neem me voor om me dan maar te richten op de mooie plekjes die ik onderweg hierheen tegenkwam. Bij een veldje met lange sprieten bruin gras steken enkele grijze stenen met daarop knalgroen mos mooi af tegen de omgeving. Een mooi plekje om te stoppen. Ik leg mijn rugzak op de grond, rits hem open en wil mijn camera pakken.

Een moment van paniek

Een felle pijnscheut schiet door mijn rug. Nee… Niet hier, niet ver weg van alles, niet op een onbekende plek, en zeker niet op een plek waar ik nog geen andere sterveling heb gezien. Ik ken het gevoel. De eerste keer dat ik dit kreeg kon ik een week niet lopen, laat staan mijn bed uit komen. Binnen een fractie van een seconde dwing ik mezelf in een ontspannen houding. Je zelf dwingen te ontspannen klinkt gek, maar geloof me, het kan.

Voorzichtig probeer ik in te schatten wat nog wel kan en wat niet. Ik voel hoe mijn rug langzaam stijf wordt. Als ik nu 112 moet bellen om me hier te evacueren, dan gelooft niemand me, en dat heeft alles te maken met mijn boekproject waaraan ik hier werk. 112 Bellen is dus eigenlijk geen optie. Knietje voor knietje, ja ik zit op mijn knieën, schuif ik iets dichter naar mijn rugzak. Uit een van de vakjes tover ik een pillendoosje tevoorschijn. Voor noodgevallen heb ik altijd wat bij. Ik begin met een Voltaren tablet, dan een Oxazepam gevolgd door een paracetamol. Een ontstekingsremmer, een spierverslapper, en een pijnstiller. Mijn waterfles was ik al kwijt, en ik ben te ver weg van de stroompjes met water. Ik vul mijn mond met speeksel, gooi de tabletten naar binnen, kauw ze stuk en slik ze door. Mensen die vaker deze pillen slikken weten dat “Gadverdamme” een understatement is. Als troost pak ik maar meteen een powerbar die ik als noodrantsoen in mijn rugzak heb zitten. En ja, er is ook nog plek voor fotospullen.

Langzaam begin ik mijn spullen terug in de rugzak te stoppen en de ritsen te sluiten. De rugzak heeft wel een goed ding. De heupgordel. Ik weet mijn rugzak om mijn rug te krijgen en trek die heupgordel flink aan. Mijn rugspieren krijgen hierdoor wat rust, en ik word in een rechtere houding gedwongen. Langzaam sta ik op en zet mijn eerste stappen. Die doen pijn. Strompelend loop ik in de richting van de auto. Zo nu en dan als ik misstap schiet er een pijnscheut door mijn rug. Even stoppen, bijkomen en doorlopen.

Doorgaan is de enige optie

Het gevaar van alleen wandelen in een verlaten gebied. Hier kunnen kleine dingen grote gevolgen hebben. Het stelt mij gerust dat mijn “room mate” weet waar ik uithang. Als ik vannacht niet thuiskom zal ze best de hulptroepen inschakelen. Ik heb een noodrantsoen bij me, net zoals een aluminium slaapzak en een zaklamp. Eén nachtje zal ik het hier best wel uithouden. Mijn telefoon zal me hier trouwens weinig diensten bewijzen, het ding heeft geen bereik.

Zo af en toe zakt een been plots verder weg in de grond dan waarop ik had gerekend, en verlies zo keer op keer mijn evenwicht. Onder het hoge gras zitten soms diepe kuilen. De beste oplossing op dit moment is me dan volledig te ontspannen en te laten vallen. Als ik probeer overeind te blijven is de kans groot dat het helemaal mis gaat met mijn rug.

Een mantra

In de auto ligt nog een fles water, in de auto ligt nog een fles water. Ik begin dorstig te worden, erg dorstig. Ik kan alleen niet de rivieren of stroompjes bereiken om het heerlijke water te kunnen drinken. Doorlopen naar de auto, daar kan ik drinken. Het zijn vervelende gedachten, maar het leidt wel af van de pijn.

En dan zie ik op enkele tientallen meters voor mij mijn waterfles liggen. Een moment van geluk. Langzaam zak ik door mijn knieën om de fles op te tillen. Ik ben nu volgens mij net zo gelukkig als iemand die net een grote geldprijs heeft gewonnen. Ik zet de fles aan mijn lippen, en slok het water gretig naar binnen.

Met hernieuwde energie loop ik verder naar de auto waar ik aankom als het bijna donker is. De rugzak gaat op de achterbank, en ik laat mezelf in de bestuurdersstoel zakken. Ik draai de contactsleutel om en voel binnen een paar seconden hoe de stoelverwarming mijn rug begint te verwarmen.

Uit de radio klinkt de volgende track van Radiohead, “Man of War”.