Menu Sluiten

Een welbestede verloren dag…

Werken aan een project in IJsland is vaak een kwestie van afwachten, veel afwachten. Projectmatig gezien zijn dat natuurlijk verloren dagen. Afwachten is iets waarin ik niet goed ben. Mentaal blokkeer ik, en ik heb moeite om dan mijn focus te verleggen naar “ander” nuttig werk. Nee, in plaats van werken controleer ik dan steeds mijn telefoon. Heb ik nog wel bereik, heb ik een oproep gemist, kwam er een bericht binnen, heb ik mail? Met al die geluidjes en trilfunctie in de moderne telefoons is het vrijwel onmogelijk een oproep of bericht te missen. Bovendien heb ik zo’n horloge dat ook nog eens vrolijk mee gaat trillen als mijn telefoon enige activiteit vertoond.

Met al die moderne gadgets heb ik mijn kantoor op broekzakformaat en wordt mijn werkgebied ongeveer zo groot als… de hele wereld. Tenminste als ik telefoon en internet bereik, elektriciteit en een leesbril tot mijn beschikking heb. Als dan ook mijn vingers nog een beetje minder dik waren zodat ik die kleine toetsjes beter kon raken, zou je het bijna ideaal kunnen noemen.

Iets ondernemen, mijn beste remedie tegen piekeren

Van deze verloren dag wil ik niet ook nog een zinloze dag maken. Niet veel later zit ik in mijn auto en ben onderweg naar Skaftafell. Als ik langs Sandfell kom draai ik toch even van de hoofdweg af. Jaren geleden werd mijn aandacht hier getrokken door een solitaire boom. De achtergrond van de boom bestond uit een pekzwarte gruisberg, wat toen mooi contrasteerde met de fris groene bladeren van de kruin. Een mooi plaatje wat nog eens werd versterkt door een oud omheind kerkhofje. Later vond ik ook nog uit dat zich hier ooit de eerste vrouwelijke kolonisator van IJsland  had gevestigd. Steeds als ik hier voorbij rijd hoor ik de boom naar mij roepen. Zij roept, ik luister.

Nu rijd ik bijna nooit meer aan de boom voorbij zonder haar even gedag te zeggen en op de foto te zetten. In mijn beeldarchief bevinden zich uit alle seizoenen foto’s van deze “voor mij” bijzondere boom. Er is sindsdien ook geen fotografiereis meer voorbij gegaan zonder hier even met de groep te zijn gestopt.

Even een snelle blik over de Svínafelljökull

Ook de Svínafelljökull schreeuwt om aandacht. Het is normaal gesproken al een van de mooiste gletsjertongen van IJsland, maar dit keer verdiend ze extra aandacht vanwege een aardsverschuiving die hier een paar maanden geleden plaatsvond. De weg naar de gletsjertong is dit keer van erbarmelijke kwaliteit. Tegen al die weersinvloeden en het vele verkeer zijn deze wegen eenvoudigweg niet opgewassen.

Zo nu en dan moet ik even wachten zodat een automobilist die het niet meer aandurft verder te rijden over deze weg, zijn auto wil keren. Het schiet ook niet op als de automobilist voor je zijn of haar best doet om iedere kuil in de weg te ontwijken, en daarvoor de hele breedte van de weg nodig heeft. Het duurt zelfs nog wat langer wanneer een beetje uit de kluiten gewassen camper besluit hier te keren. Ik zou het persoonlijk met een camper ook niet proberen, tenzij al mijn serviesgoed uit onbreekbaar plastic zou bestaan.

Uiteindelijk sta ik dan toch op de parkeerplaats en kan de wandeling naar de gletsjertong beginnen. Die paar honderd meter zijn natuurlijk zo afgelegd. De gletsjer is weer enorm in omvang geslonken. Iedere keer als ik hier kom lijkt de tong weer aan hoogte te hebben verloren. Niet aan lengte. De tong wordt flink vooruit geschoven. Ik geloof zelfs dat ik nog nooit heb gezien dat de tong zover door de gletsjer werd uitgestoken. Zou het een statement zijn?

Voor mij uit lopen drie personen, twee mannen en een vrouw. Ik zie dat de vrouw achterblijft en de mannen een stukje doorlopen. Ik groet de vrouw terwijl ik haar voorbijloop, en spring eenvoudig van rots naar rots om zo verder en hoger langs de gletsjer af te kunnen komen.

Het verkeerde voorbeeld gegeven

Een stukje verderop raak ik in gesprek met een van de mannen. Ze komen uit Zwitserland, en we hebben een kort gesprekje over het terugtrekken van de gletsjers, als we achter ons een gil horen. De vrouw die achterbleef heeft zo te zien besloten toch verder te lopen en is tijdens dat lopen van een één meter hoge rots gevallen.

We lopen met zijn drieën naar de vrouw toe die nog steeds op de grond ligt als we bij haar komen. Ze heeft moeite met opstaan, maar de twee mannen weten haar weer op de been te krijgen. Ze heeft een pijnlijke arm, en een paar wondjes op haar handen. Ik haal mijn EHBO tasje tevoorschijn en kan in ieder geval de open wondjes van pleisters en ontsmettingsmiddel voorzien. Haar arm voelt een beetje dof, maar qua pijn geeft ze zelf aan dat het een viertje is op een schaal van één tot tien. “Eigenlijk wilde ik niet verder lopen”, vertelt ze mij. “Maar ik zag jou zo makkelijk over die stenen springen, ik had het idee dat ik dat ook wel kon”. Ik begin me bijna schuldig te voelen, dat ik niet op zijn minst de schijn op heb weten te houden dat het lopen hier niet zo makkelijk gaat als het lijkt.

Ik raad haar aan om even naar het informatiecentrum van Skaftafell te gaan, want het zal minimaal gekneusd zijn, maar gezien haar leeftijd zou een scheurtje in de botten ook tot de mogelijkheden behoren. Ze staat erop dat haar reisgenoten gewoon doorgaan met fotograferen, en geeft aan te wachten tot ze klaar zijn en dan naar het informatiecentrum te gaan.

Zo lopen we met zijn drieën weer een stukje langs de gletsjer af waar duidelijk de sporen van de aardverschuiving zichtbaar zijn. De opstaande wand van de gletsjer wordt door de wolken aan het zicht onttrokken. Het lijkt ook of de wolken een dempend effect hebben op het geluid van de zuivere frisse wind die over de gletsjer waait. Een bijna perfect “Zen” moment.

Zo nu en dan kijk ik even om naar de vrouw die nog steeds met haar linker arm, de rechter ondersteunt. Nadat de twee heren mij nog enkele keren hebben bedankt nemen ze afscheid, en ondersteunen de vrouw terwijl ze aan de weg naar beneden beginnen.

Ik blijf nog even achter op mij plekje, en voor een korte periode ben ik helemaal alleen, met als enig gezelschap de omgeving.

Op de valreep toch nog een afspraak

Aangekomen bij Skaftafell loop ik het informatie centrum binnen en vraag daar of “Habba” aanwezig is. Ik heb lang geleden eens telefonisch contact met haar gehad over mijn project, en vindt dit de gelegenheid om haar even in real life te ontmoeten.

Even later ontmoet ik Habba en hebben we een leuk gesprek over mijn project. Ze weet wel mensen die mij verder kunnen helpen, en na een paar telefoontjes krijg ik twee telefoonnummers, en heb ik een afspraak voor morgen. Top!

Tevreden keer ik terug naar het bezoekerscentrum waar de drie Zwitsers die ik eerder op de Svínafelljökull ontmoette weer tref. Waarschijnlijk is de arm toch gebroken, en wacht ze op een eerste hulp medewerker die haar verder kan helpen.

Hopelijk valt het mee, en hoeft ze haar vakantie niet te onderbreken. Ik wens ze veel sterkte en nog een goede reis. Op mijn telefoon zoek ik of Hof1, het hotel waar ik vannacht verbleef nog een kamer vrij heeft. Al snel krijg ik de bevestiging en rijd ik terug in de richting van het hotel.

Een goede afsluiter van deze dag

De dag is nog niet voorbij. Ik neem de afslag naar een plaats waar twee gletsjertongen bij elkaar komen. Virkisjökull en de Falljökull, halverwege van elkaar gescheiden door de berg Rauðikambur. Even waan ik mij alleen in dit mooie stukje IJsland. De groene bergen, bedekt met uit vele herfsttinten gekleurde begroeiing en zwarte rotsen. De wolken in de verte voorspellen niet veel goeds. Niet veel goeds is natuurlijk erg relatief. Voor een fotograaf zijn dit wellicht “de” omstandigheden die tot de mooiste plaatjes leiden.

De waan “Alleen op de wereld” komt tot een abrupt eind als ik in de verte vele gekleurde jasjes zie verschijnen. Allen hebben ze een helm, stijgijzers en een houweel in hun handen. Aan een van de gidsen die bij deze gletsjerwandelaars behoord vraag ik tot hoever ik veilig kan wandelen. Het laatste dat ik wil is mezelf in gevaar brengen voor een paar mooie plaatjes.
Ik loop verder in de door hem aangegeven richting en begin aan een pad naar boven vanwaar ik verwacht een mooi uitzicht op de gletsjer te hebben.

Dat uitzicht moet ik nog even tegoed houden, want vlak voor ik het uitzichtpunt heb bereikt steekt uit het niets een zware storm op. Ik moet mezelf helemaal schrap zetten om niet omver geblazen te worden. Mijn hoofd trek ik ver weg in mijn capuchon, en mijn camera houd ik achter mijn rug om zo te ontsnappen aan het harde striemende zand, opgejaagd door de wind.

Met de wind in de rug begin ik aan de wandeling terug naar de auto. Zo nu en dan stop ik even om mezelf schrap te zetten tegen de wind.

Terwijl ik naar de auto wandel denk ik “Ja, dit was een welbestede dag”.

 

Verkeerde interesses?

De weersverwachting voor deze dag ziet er goed uit, dat in tegenstelling tot het daadwerkelijke weer buiten. Het regent zachtjes, en van de omliggende bergen is niets te zien. Al vaak heb ik me door doemscenario’s laten weerhouden om plekken te bezoeken. Vandaag doe ik daar niet aan. Ik heb me voorgenomen vandaag naar Vestrahorn te gaan. Iedereen die naar IJsland gaat, of in ieder geval bijna iedereen, gaat naar Vestrahorn.

De eerste keer dat ik naar Vestrahorn reed was er nog geen replica van een oud Viking dorp, geen Viking totempaal, geen Viking Café, geen slagboom, geen parkeerplaats en geen entree. Het was een eenzame en serene plaats om te zijn. De maagdelijke zandduintjes met hun wuivende halmen, de zwarte sporen in het zand gecreëerd door werking van water en wind, hier en daar wat onder gewaaid drijfhout, maar vooral een plaats van leegte.

Ik zag het Viking Café nog komen. Ik vond het nog een leuk idee. Het was een echt IJslandse steil, terug in de tijd creatief opgezette ruimte waar je koffie, en wat versnaperingen kon kopen. Verder had je het idee in een lounge bar te zitten.

Later hoorde ik de verhalen van het heffen van entree, hoewel volgens de verhalen de grond aan de NATO behoord. Zover ik weet is het heffen van entree hier nog steeds illegaal, maar niemand die er iets aan doet. De verhalen van de eigenaar die boos achter de mensen aan liep die weigerde te betalen vlogen over het internet. Het was voor mij de tijd om deze plek voortaan te vermijden.

De laatste keer dat ik hier was, moet in 2011 zijn geweest. Tijd om te kijken hoe het er nu bij staat. Ik ben bijna bij de afslag naar Stoksness, en houd in de verte de auto’s in de gaten. Vroeger ging hier zowat iedereen de tunnel in. Nu is het anders bijna iedereen zet richting uit naar links en gaat naar Stoksness. Natuurlijk, als je de plaatjes zie top het internet is het moeilijk hier niet heen te gaan.

Ik sla ook af. Onder normale omstandigheden heb ik geen haast, maar de automobilisten voor mij rijden zo langzaam dat ik er echt niet achter kan blijven. Iedere kuil wordt angstvallig vermeden of stapvoets genomen. Op het parkeerterrein is een enorme drukte. Ik zet mijn auto neer, haal diep adem, stap naar binnen, koop mijn entree kaartje en ben bijna in dezelfde ademtocht weer buiten. Zo kan het ook. Ik stap terug in de auto, rijd door de slagboom, en dan door naar het einde van de kapot gereden weg waar ik mijn auto parkeer.

Ik haal een camera uit de rugzak alvorens ik de rugzak omdoe en ga lopen. Natuurlijk gaat ook mijn statief mee. Erg zwaar maar ik verwacht het nodig te hebben. Bovendien als je de rugzak goed omdoet en aansnoert voel je het gewicht nauwelijks.

Ik loop over een pad tussen de fragiele zandduintjes door die nu overal zijn doorlopen. Niet door sporen van water en wind zoals de natuur dat doet, maar door de wandelschoenen gedragen door creaties… die natuurlijk ook zijn gemaakt door de natuur. Ik zou bijna zeggen “eigen schuld natuur”.

Het raakt me wel om de kapot gelopen zandduintjes zo te zien. Ik loop verder het strand op. Zover dat ik voor mij niemand meer zie. En zover hoef je daarvoor niet te gaan. Na 10 minuten lopen heb ik de berg voor mij alleen en waan ik mij alleen op de wereld. Als ik wil ontsnappen aan die eenzaamheid kijk ik achterom en zie hoe een tiental mensen tussen de duintjes aan het struinen is. Sommige staan boven op een duintje en springen zo nu en dan in de lucht met hun armen wijd open. Het is de nieuwe pose voor op de foto. Waar we vroeger als zandzakken poseerden op de vakantiefoto’s moet het nu dynamisch zijn. Een sprongetje, een duckface, de vingers in een V vorm voor het gezicht. Ach ja, tijden veranderen. Ik kijk naar voren en zoek naar de spiegelingen in de stilstaande stukken water, zoek de beweging in de binnenrollende golven, en kijk hoe de wolken reageren op de wind.

Nog een enkele keer word ik even ingehaald door een drone. De camera voor mensen die te lui zijn om een stukje te lopen, of is het gewoon de nieuwe hype? Ik heb nog wel eens gedacht dat het leuk zou zijn om met een drone te werken, maar eerlijk gezegd zie ik maar weinig drone filmpjes die iets toevoegen aan al die andere drone filmpjes die ik al zag. Ik houd het wel bij mijn oude vertrouwde spiegelreflex.

Ik loop zelfs tot buiten het bereik van de uit de zandduintjes aangestuurde drones. Het door water volgezogen zwarte strandzand zuigt aan mijn voeten. Iedere stap is een zware stap. Even wordt het water uit het zand geperst, zakt mijn schoen een stukje weg en komt met het geluid van een zuignap die loslaat weer vrij.

Om de perfecte spiegeling te pakken moet ik zo nu en dan een paar centimeter het water in waden. Dan moet ik mijn camera op statief opstellen, en dan moet ik even wachten tot het water weer tot rust gekomen is en kan de foto gemaakt worden. Gelukkig zijn mijn schoenen nog behoorlijk waterdicht, en kom ik weer met droge voeten terug op het zwarte zuigende zand.

In de verte zie ik wat eenzame zandduintjes liggen. Ik zet koers naar de duintjes die waarschijnlijk nog maagdelijk zijn. Ik loop er eerst in een grote boog omheen om op die manier te voorkomen dat ik mijn voetsporen hier achter laat. Terwijl ik dit tik denk ik aan de slogan: “leave nothing but footprints take nothing but memories” Misschien moet er nog een clausule bij over waar je die “footprints” dan achterlaat en waar niet.

Ik maak fotografisch gebruik van het zandduintje en loop verder. Verder tot ik op een stukje strand loop met een flinterdun laagje water erop. De perfecte spiegeling voor de mooie bergrug, Vestrahorn.

Op de terugweg naar de auto wordt mijn oog getrokken naar een ongeveer 1 meter hoog paaltje. Zomaar midden in het niks staat nogal doelloos een zwart paaltje. Nou ja doelloos? Ik vind het een briljant paaltje voor een foto. Ik maak er een paar met steeds een net iets andere uitsnede en kijk tevreden naar deze creaties. Dan draai ik me om naar de Vestrahorn, en vraag me af welk onderwerp ik tot nu toe eigenlijk het boeiendst vond… 1-0 voor het paaltje dan maar.

Ik ben klaar, maar de dag is nog niet voorbij. Ik laat de Vestrahorn achter mij en rijd weer richting het westen. Op zoek naar de “eenzame” plekjes sla ik af naar de gletsjer tong Hoffelsjokull. De laatste keer dat ik hier was moet in 2011 zijn geweest. Toen was het hoog zomer. Nu is het herfst, en dat geeft een totaal ander beeld en gevoel aan het landschap. Rood, goud, bruin, groen, van de planten, afgewisseld door het zwart van de stenen, wit van de sneeuw en het lichte blauw van het ijs.

Het meertje voor de gletsjertong is bedekt door een minuscuul dun laagje ijs. Het laagje ijs weerspiegelt de blauwe kleur van de hemel waardoor het troebele bruine water wat je hier normaal gesproken vind nu onzichtbaar is.

Zo stop ik onderweg naar het westen ook nog even bij de Heinaberg gletsjer. Ook weer zo’n onontdekt stukje IJsland waar je je nog een met de natuur voelt. De omliggende bergtoppen zijn wit van de sneeuw, en ook hier probeert zich een laagje ijs te vormen. De witte bergtoppen spiegelen zich op de plekjes, waar het ijs het water nog niet in zijn greep heeft.

Ik heb nog een lange weg te gaan vandaag en blijf hier eigenlijk niet lang genoeg. Ik wil niet te laat aankomen in het hotel en neem me voor het Jökulsárlon maar voorbij te rijden. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De ondergaande zon zet de wolken in een rood licht terwijl het zwarte strand is bezaaid met grote brokken ijs. Ik laat me makkelijk verleiden de auto aan de kant te zetten en mezelf naar het strand te spoeden waar al die mooie creaties in de branding wachten om door mij op de foto gezet te worden. Ik blijf net zo lang tot de laatste kleuren door de zon uit de wolken zijn gewrongen. Een paar minuten terug wemelde het hier nog van de fotografen. Met het verdwijnen van de kleuren uit de lucht, verdwenen de fotografen van het strand. Slechts een enkeling heeft besloten nog wat langer te blijven. Ik blijf ook nog heel even hangen, tot het moment waarop ik besef dat het wel weer mooi was voor vandaag. Het was een waardevolle dag met veel moois in mijn blikveld.

Mijn laatste beeld van de dag doet een beetje schilderachtig aan. Technisch gesproken misschien niet de beste plaat van de dag, maar bij het zien van het resultaat krijg ik een fijn gevoel.

Een nieuwe blik

Een onderdeel van mijn voorbereidingen op reizen is het zoeken naar interessante locaties. Ik speur het internet af naar mooie foto’s, en kijk dan of ik kan vinden welke locatie daarbij hoort. Een van de foto’s die mijn aandacht trok was de foto van een waterval tussen kolommen van basalt. Ik was aangenaam verrast toen ik de bijpassende naam vond. De Litlanesfoss. De waterval ligt niet echt langs “de” doorgaande route, maar ook weer niet aan het einde van de wereld. Ik heb deze waterval een drietal keren bezocht, en vond mijn standpunten al best creatief, maar deze had ik nog niet eerder gezien. Gefotografeerd vanaf de andere zijde van de rivier.

De keren dat ik hier kwam volgde ik netjes het aangegeven pad naar boven. Nu had ik mij voorgenomen dat als de omstandigheden het zouden toelaten ik deze waterval zou gaan herontdekken.

Tijden veranderen

Ik sta aan het begin van de wandeling. Er is veel veranderd sinds de eerste keer dat ik hier kwam, ongeveer 20 jaar geleden. De auto moest toen ergens aan de kant van de weg worden neergezet. Met een beetje fantasie en goede wil konden er twee auto’s staan. Niet dat die ruimte nodig was, want op de wandeling die we toen maakten kwamen we niemand tegen.

Als je je behoefte moest doen, dan zocht je maar een struik uit, of een plekje in de berm. Nu staat er een toiletgebouwtje, zelfs met verwarming en een heuse toiletpot. Een enorme luxe als je dat vergelijkt met de openbare toiletten van 20 jaar terug. Dat waren driehoekige tentachtige hutjes met daarin een plank met een gat. Elektrisch licht ontbrak, maar dat had je niet nodig, want het stonk in die hokjes zo enorm dat je geen andere keus had dan de deur open te laten. Ze waren wel altijd schoon, en er was altijd voldoende toiletpapier aanwezig.

Op de parkeerplaats kunnen nu met gemak 50 auto’s staan. Ik ben vroeg, en daarom kan ik kiezen uit nog ongeveer 40 vrije plekken. Er staat een ijskoude wind. Muts, handschoenen, een das en mijn winterjas gaan dit keer meteen aan. Ik laad wat extra eten in mijn rugzak en verlaat de parkeerplaats aan de verkeerde kant en steek de brug over.

De eerste 20 meter volg ik de asfalt weg die naar een boerderij leidt. Bij de eerste bocht moet ik het asfalt verlaten en sta ik tussen het hoge gras. Geen pad onder mijn voeten, geen richtingaanwijzers, geen andere mensen. Ik loop alleen. Zo nu en dan kijk ik naar de overkant van de rivier waar ik een tiental mensen zie lopen.  

Het zijn, of het zo voelen…

Het klinkt misschien raar, maar op een of andere manier voel ik mij superieur aan de mensen aan de overkant. Ik vind mezelf niet beter of fitter, maar wel slimmer. Ik loop hier op onbetreden paden terwijl zij de massa volgen. Natuurlijk ben ik helemaal niet slimmer, ik ben gewoon een eigenwijze fotograaf die eens een keer iets anders of “anders” wil zien. Als mij hier iets overkomt ben ik op mezelf aangewezen. Het zal dan in ieder geval lang duren voor ik hulp krijg. De mensen aan de overkant zijn te ver weg om mij te horen mocht ik om hulp roepen. Ergens voelt dat ook wel onveilig, maar als ik dan terug denk aan 20 jaar geleden, toen liepen we hier ook helemaal alleen en konden we ook niet snel op hulp rekenen.

Zo zie je maar weer, dat hoe meer dingen geregeld zijn, en hoe meer de paden voor je zijn uitgezet, hoe onveiliger je jezelf voelt als je dat pad verlaat, terwijl er niets mooier is dan die gebaande paden te verlaten. Ik denk dat de mensen aan de overkant die mij zien lopen zich op een of andere manier superieur aan mij voelen. Niet beter of fitter, maar wel slimmer, want zei lopen wel aan de goede kant.

Ach, het zijn van die gedachten die door mijn hoofd spoken terwijl ik langzaam omhoog wandel naar mijn eerste doel. Als ik daar aankom zie ik diep 0nder mij de Litlanesfoss liggen. Het is nog even zoeken naar het perfecte standpunt, maar dan ben ik ook…. Nee, helemaal niet zo tevreden. De zon schijnt half op de waterval. De andere helft ligt in de schaduw. Moordend voor de foto. Gelukkig heb ik een zee van tijd vandaag. Ik loop gewoon nog een stukje door naar de wat hoger gelegen Hengifoss. Vanaf hier kan ik daar niet helemaal komen, maar in de meeste gevallen kun je vanaf de andere kant ook niet tot aan de voet van de waterval komen. Ja, wel als je lef hebt en op een dunne richel durft te stappen waarbij je beide handen nodig hebt om niet te vallen. Niet hard of zo, maar wel in het ijskoude water van de rivier.

Normvervaging is mij niet vreemd

Ik loop langzaam naar het verste punt dat ik kan bereiken wat nog veilig is, stel dan mijn norm bij wat nog veilig is, en loop nog een klein stukje door. Ik vind een goede plek uit de wind waar ik rustig ga zitten en aan mijn appeltje begin. Vanaf grootte hoogte kijk ik neer op de kleine mensjes aan de overkant die verwoede pogingen doen om hun normen ook aan te passen en zo net wat verder te komen. Het resultaat is steeds hetzelfde. Terugkeren op je eigen schreden, iets anders proberen, nog even kijken, dit maar als je eindpunt beschouwen en omdraaien. Dus ontkenning, tegen beter weten in doorzetten, boos worden, de situatie accepteren. 4 Fases waar we wel eens vaker doorheen moeten.

Vanaf mijn hoger gelegen punt, uit de wind, verwarmd door de zonnestralen sla ik de tafereeltjes gade Hier eenzaam op mijn hoog gelegen rots voel ik mij de “King of the mountain”.

Ander licht, een andere foto

Het wordt weer tijd om terug te keren naar mijn Litlanesfoss als langzaam een grote wolk voor de zon schuift. Als ik bij de waterval aankom is er geen zon meer te bekennen. Geen speciale lichtval, maar ook geen harde schaduwen. Ik prijs me gelukkig met het laatste en stel mijn camera op om de door mij gewenste opnamen te kunnen maken.

Dan vervolg ik het pad naar beneden waar ik nog diverse mooie plekjes ontdek die ik vanaf het pad aan de overkant nooit ontdekt zou hebben. Als ik aankom bij mijn auto verdwijnt de wolk voor de zon en baadt het hele gebied in zonlicht. Even overweeg ik om terug te keren naar de Litlanesfoss, maar bij die overweging blijft het. Ik stap in mijn auto en laat de waterval achter mij. 

 

Naar Egilstaðir II

Na een goede nachtrust stap ik weer opgewekt in mijn auto. Nog 300 kilometer voor de boeg tot Egilstaðir. Dat wil zeggen dat ik het vandaag rustig aan kan doen. Zo maak ik eerst nog een praatje met een paar andere hotelgasten en geniet ik rustig van een uitgebreid ontbijt voordat ik mijn spullen in de auto laad en vertrek.

De ruitenwissers hebben moeite om de ramen droog te houden, maar in de auto blaast de verwarming, staat de stoelverwarming op hoog, en galmt mijn favoriete muziek uit de spiekers. En ik, ik zing keihard mee. Er is toch niemand die me hoort.

Zo verstrijken de eerste kilometers niet noemenswaardig. Pas als ik Höfn voorbij ben zie ik een waarschuwingsbord voor de regio Hvalnesviti. Wind tot 19 meter per seconde. Bijna windkracht 9 dus. Dat wordt opletten, en rijden met twee handen aan het stuur.

Niet veel later zing ik een toontje lager, en concentreer ik mij vooral op het op de weg houden van de auto. Vooral als er tegenliggers komen, en tegelijkertijd zo‘n windstoot tegen je auto aan slaat moet je even alle zeilen bijzetten om op de weg te blijven. Zo breed zijn die wegen hier nu ook weer niet.

Ergens in deze regionen moet een voor mij nieuwe waterval, de Skutafoss liggen. Zonder bijrijder is het iets lastiger om de juiste afslag te vinden. De juiste locatie staat in mijn hand GPS, maar het aflezen van dat schermpje is op dit moment geen optie. Dan zie ik in de verte een waterval liggen die wel enige gelijkenis vertoont met het plaatje dat ik een tijdje geleden voor ogen kreeg.

Ik rijd een smal gravel weggetje in waarvan ik vermoed dat het mij naar de Skutafoss zal leiden. De weg is erg slecht, maar gelukkig niet erg lang. Ik ben dan ook blij als een paar rotsen midden op de weg het einde van de route aangeven. Vanaf hier moet ik lopen. De wind raast met geweld om mijn auto heen. Voorzichtig open ik het portier en stap naar buiten. Uit de kofferbak grijp ik mijn fotorugzak en begin ik aan de korte wandeling.

Aan weerszijde van de rivier ligt een hoge berg. De wind wordt tussen deze twee bergen in enorm versterkt. De paar regendruppeltjes tussen de wind in deren mij niet. Ik geniet van de wind die hard door mijn haren waait. De wind die mijn capuchon van mijn hoofd blaast. De wind die zo nu en dan de lucht uit mijn longen steelt. Vlak bij de waterval loopt het pad enigszins naar beneden. Een geluk voor mij, want ondanks dat ik enorm geniet van de wind geniet ik ook van de momenten dat die wind even helemaal wegvalt.

Als kers op de kaart is er bij de waterval nog uitstekende beschutting. Een grot die hier waarschijnlijk duizenden jaren geleden met het terugtrekken van de gletsjers al is ontstaan. Uit de wind, onder moeder natuurs paraplu onderzoek ik de opties voor het maken van “de” foto.

Als ik denk “de” foto te hebben gemaakt wandel ik terug naar de auto, maar niet zonder onderweg nog wat plaatjes te schieten. Daarna stel ik mij en de auto weer bloot aan de elementen als ik terug ben op de weg naar Egilsðadir.

Langzaam neemt de winter de plaats van de herfst in. Hoog in de bergen ligt al een mooie laag sneeuw waar hier en daar de zwarte rotspunten nog doorheen priemen. Een duidelijker contrast van zwart/wit zul je hier niet vinden. Ik geniet van de mooie vergezichten, en kan het niet laten om zo nu en dan de auto even te parkeren, uit te stappen en te genieten van het prachtige landschap.

 

De waterval van Fossadalur wil ik eigenlijk overslaan. Ik heb hier een paar jaar terug met heel mooi licht een paar mooie opnames kunnen maken. Dat kan ik met de huidige lichtomstandigheden niet verbeteren. Ik wil voorbijrijden aan de afslag, maar zowel mijn linker hand als mijn rechtervoet hebben buiten mijn hersenen om een complot gesmeet. Terwijl de ene plots de richtingaanwijzer aanzet, trapt de ander het rempedaal in. Of ik nu wil of niet, ik moet de afslag nemen, en eerlijk gezegd ben ik daar ook niet rouwig om.

Voor mij ligt en een mooie waterval, en de mooie taak om er nu eens anders naar te gaan kijken. Ik bestudeer het watergeweld van boven naar beneden, en van links naar rechts en zie mogelijkheden om het dit keer anders te doen. Kijkend door de zoeker zie ik meteen mijn wow-momenten. Ik schiet een paar foto’s, en keer tevreden terug naar de auto. Nog een uurtje, en dan ben ik in Egilstaðir. De glimlach op mijn gezicht blijft de rest van de rit gewoon zitten.

Naar Egilstaðir

Toen het eergisteren in mijn rug schoot moest ik nog ongeveer anderhalf uur lopen om bij de auto te komen. Het lijkt erop dat die wandeling erger heeft voorkomen. Goed, ik was zo stijf als een plank toen ik nog eens een uur later terug in Reykjavík aankwam, maar het viel me niet tegen.

Mijn rug smeerde ik dik in met een Tantum warmte. Een zalf die bij mij altijd goed werkt. Als je die zalf opsmeert lijkt er eerst niets te gebeuren. Als je dan gaat bewegen gaat de zalf werken. Dan wordt je rug niet warm, maar heet. Erg heet.

Gisteren heb ik geprobeerd zoveel mogelijk in beweging te blijven. Toen ik vanmorgen wakker werd voelde mijn rug zelfs ontspannen aan. Het blijft nog wel een tijdje een zwakke plek, en een punt van aandacht, maar ik kan wel weer dingen doen.

Snel op weg

Eén van de dingen die ik moet doen is zo snel mogelijk naar Egilstaðir rijden. Voor mijn project valt daar een en ander te werken, maar dan moet ik er overmorgen wel zijn. Dat lijkt makkelijk, maar het is een afstand van meer dan 600 kilometer, en in IJsland is 600 kilometer een lange rit. Geen snelwegen, een lage maximum snelheid en soms veel verkeer op de weg. Bovendien rijd ik alleen en moet ik zo nu en dan echt even wat anders doen dan autorijden om niet achter het stuur in slaap te vallen.

In een snel tempo pak ik al mijn spullen in, kijk nog goed rond of ik niets ben vergeten en trek de deur van het appartement achter mij dicht. Niet veel later zie ik Reykjavík in mijn achteruitkijkspiegel steeds kleiner worden. Ik ben op weg!

Mijn inkopen doe ik in Selfoss. Dat is maar een uurtje rijden, maar dan heb ik meteen een eerste tussenstop. Ik gooi ook meteen de tank van de auto vol, en leer dat volgens mijn boordcomputer ik de eerste 1000 kilometer de benzinestations voorbij kan rijden. Dat is wel zo prettig.

Plaatsen overslaan is niet mijn sterkste kant

Alle plekken waar ik normaalgesproken zeker stop rijd ik nu zomaar voorbij, en dat valt niet mee. Ik bedenk me steeds wat het volgende op de route is waar ik kan stoppen, maar steeds is het weer zo slecht, of zijn de omstandigheden niet zo geweldig dat ik er aan voorbij ga. Hveragerði, Seljalandsfoss, Skogafoss, Kvernufoss, Dýrholæy, Reynisdrangar, nog nooit reed ik zoveel mooie plekjes voorbij zonder zelfs maar te stoppen.

Een mooie regenboog is mijn eerste halte. Ik ben bij Hjörleifshöfði als een mooie regenboog een omlijsting maakt om de Mýrdalsjökull. Ik maak een paar foto´s en stap weer terug in de warme auto. Een momentje van rust, denk ik en laat de leuning van mijn stoel naar achteren glijden. Het is even wat schuiven en draaien, maar dan lig ik toch best comfortabel. Even mijn ogen wat rust gunnen. Ik sluit mijn ogen en val snel in een diepe slaap.

Stjórnarfoss, de vergeten waterval

Na een half uurtje wordt ik weer wakker en voel me als herboren. De rit gaat verder naar het oosten. Ik rijd zo door tot aan Kirkjubærklaustur. Ik kan niet anders dan toch de afslag te nemen naar de Stjórnarfoss. Een wat kleine maar erg mooie waterval. Het is een mooie plek om weer wat energie bij te tanken.

Terwijl ik wat foto´s maak zie ik tientallen mensen komen en gaan. Ik ben dan ook een enorme teut als ik achter mijn camera zit, sta of hang. Ik zit ook weer als enige aan de andere zijde van de rivier en heb hier het rijk voor mij alleen. Niet veel later loop ik ook nog even naar de andere kant om te zien of hier nog een meer bijzonder standpunt te vinden is. Ik schiet ook hier wat plaatjes, en houd angstvallig iemand in de gaten die te hoog op een te steil stuk uit verveling aan het klimmen is. Na een tijdje gaat de klim in de neerwaartse beweging, en dan zie je duidelijk dat hij zichzelf zwaar overschat heeft. Naar boven klimmen is relatief eenvoudig. De afdaling, daar gaat het vaak mis. Ook hij moet zo nu en dan op handen en voeten om weer veilig beneden te komen.

Ik rijd terug naar het tankstation van Kirkjubaerklaustur, en gooi de inwendige mens vol met brandstof. Daarna gaat de rit weer verder. En weer op dezelfde manier. Het Eldhraun, Fjaðrárgljufur, Lomagnúpur ik rijd ze allemaal voorbij. Natuurlijk niet zonder de omstandigheden mee te wegen. Als de lichtomstandigheden anders waren geweest was ik vast gestopt, maar het is een redelijk grijze dag, dus rijd ik verder zonder spijt.

Een mooie zonsondergang bij Jökulsárlón

Rond 17:00 uur ben ik bij Skaftafell en twijfel of ik hier zal stoppen. Ik draai zelfs af bij de parkeerplaats, maar stap niet uit de auto. Bij Jökulsárón draai ik toch maar de parkeerplaats op. Er ligt redelijk wat ijs in de lagune, dus daar moeten mooie plaatjes te schieten zijn. Er staat een ijskoude wind, dus kleed ik me dik aan. Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe dat Aziatische vrouwtje zich voelt gekleed in haar witte trouwjurk, maar ze zal vanavond lang nodig hebben om op te warmen. Terwijl de temperatuur daalt warmt het licht van de ondergaande zon zich op. Langzaam kleurt de lucht van oranje naar rood. Een rood dat ook weerspiegelt in het meer. Ik klim langzaam een heuvel op om meer van de warme gloed in het water waar te kunnen nemen. Het rood verbleekt langzaam naar een zacht roze, maar Ik blijf hier staan totdat ook het laatste beetje kleur uit de wolken is verdwenen.

Nog een kleine 20 minuten rijden, en dan kan ik overnachten in hotel Smýrlabjörg. Het eerste deel van de route zit erop. Morgen nog een hele dag voor de volgende 300 kilometer…

 

Een nieuwe dag, maar nog even niets

De ochtend verloopt voor een groot deel zoals de vorige ochtend. Buiten is het donker en valt er van tijd tot tijd regen. Soms zie je de Bláfjall wel, en soms weer even niet. Alleen dit keer ben ik strijdvaardiger dan gisteren. Ik mail, bel en app zowat mijn hele kennissenkring in IJsland in de hoop dat ze kunnen helpen mijn project dat net zo vast ligt als de walvisvaarders van gisteren weer los te trekken.

Met een tevreden gevoel, evalueer ik de vorderingen van deze ochtend, en besluit om het resultaat niet af te wachten, maar er gewoon weer op uit te trekken. Mijn fotospullen staan klaar, de accu’s geladen, het lunchpakket ingepakt, er is niets wat mij nu nog kan tegenhouden. Behalve natuurlijk een positief bericht. Ik check mijn mail, app en telefoon. Niets… Dat kan natuurlijk ook niet zo snel, maar een mens mag dromen. Toch?

Niet veel later rijd ik weer door het Hvalfjörður, waarvan ik zo langzaamaan iedere bocht en waterval wel kan dromen. Boven het Brynjudalur hangt een bui, maar ik heb nu met mezelf afgesproken dat geen bui mijn tegen zal houden. Die afspraak wil trouwens niet veel zeggen. Het zal niet mijn eerste afspraak met mezelf zijn die ik toch niet nakom.

Nog even genieten van de warmte en muziek

De auto staat al op zijn plaats. Nu nog de contactsleutel omdraaien en uitstappen. Er zijn veel goede redenen om dat niet te doen. Neem bijvoorbeeld de stoelverwarming, de heerlijke muziek van Radiohead (I Promise) en binnen de veilige portieren van de auto waait geen wind. Te oordelen aan het schudden van de auto is dat buiten wel anders.

Bij het wegsterven van de laatste noten van “I Promise”, draai ik resoluut de contactsleutel om, want ik hoef slechts de eerste noten van het volgende nummer te horen om het uitstappen toch weer even uit te stellen. Even later sta ik buiten en trotseer ik de elementen. Geheel routineus gooi ik mijn rugzak over mijn schouders, gooi de deur van de auto dicht en duw op het knopje waarmee het vehikel aan alle kanten wordt gesloten. Als bevestiging van dit door ons als normaal gevonden wondertje klappen langzaam de spiegels van de auto naar binnen als teken dat de auto in volledige rust is wedergekeerd.

Verdwalen, of verkeerd lopen

Ik loop eerst maar naar het bord waarop zich een kaart van de omgeving bevindt. Op de kaart bevinden zich ook vele paden, maar niet een ervan leidt in de richting van het door mij bedachte einddoel, een waterval. Ik vind een pad dat niet op de kaart staat, maar ongeveer de goede richting in lijkt te gaan, en besluit dat pad maar te gaan volgen. Niet voor lang trouwens, want het pad houdt al snel op te bestaan en wordt ruw onderbroken door een dikke laag modder.

Ik keer terug op mijn schreden en sla een ander pad in. Het pad is moeilijk te volgen, maar niet veel later sta ik toch hijgend en wel op een mooi uitzichtpunt waarvandaan ik de waterval kan zien liggen. Forse regenwolken trekken over het deel waar ik heen wil wandelen. Soms breekt daar ook de zon door wat alles in een adembenemend mooi licht plaatst. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik het appartement achter mij heb gelaten en nu getuige ben van dit mooie stukje IJsland.

Het geeft me afleiding, al betrap ik mezelf er ook regelmatig op dat ik vaak in gedachte, maar soms zelfs hardop, mopper op de hele situatie. Gelukkig ben ik hier alleen, want ik besef me best dat ik vandaag geen leuk gezelschap ben. Vandaag ben ik een combinatie van frustratie en verwondering. Een vreemde gewaarwording.

Ik ben intussen aangekomen bij iets wat het einde van het pad lijkt te zijn. Aan alle kanten gaan wel wat schapensporen uit, maar niets wat nog maar op een door mensen belopen wandelpad lijkt. Ik volg een paadje dat ongeveer de richting in gaat waarheen ik wil, en loop mezelf vast op een dichtbegroeid bos van kromgegroeide berkenboompjes. Ik heb geen zin om weer terug te keren, dus besluit ik dwars door het bos te wandelen. Wandelen is dan een groot woord. De kromgegroeide takken zitten zo in elkaar verstrengeld dat het vrijwel onmogelijk is om er door te komen. Als de takken oren hadden zouden ze waarschijnlijk vanzelf wijken bij het horen van mijn gevloek. Op dit moment is het de frustratie die mij leidt.

Opsparen van fotomomenten is een slechte eigenschap

Gelukkig kan ik over de boomtoppen heen kijken en weet zo dat het niet ver meer is tot de rand van het bos, of het volgende bos. Na een tijdje kruis ik een redelijk te volgen schapenpad. De zon is ondertussen weer gaan schijnen en ik betrap mezelf erop dat ik aan het zingen ben. Blijkbaar heb ik het nu naar mijn zin, want als ik gelukkig ben begin ik vanzelf te zingen. Mijn omgeving zal blij zijn dat ik niet altijd gelukkig ben, maar hier is niemand die er zich aan stoort.

Onderweg zie ik verschillende goede fotomomenten, maar omdat ik niet weet hoever het nog tot is de waterval is, besluit ik die momenten op te sparen voor de terugweg. Met al dat moois ga ik het op de terugweg nog druk krijgen. Ik vind het belangrijker om voor het donker het dal weer uit te zijn, want het pad is in het donker zeker niet te volgen. Ik heb me dan ook voorgenomen om uiterlijk om 16:00 uur om te keren.

Bij een kleine doorwading besluit ik even te stoppen om wat te drinken. Ik reik met mijn hand naar de waterfles, maar grijp in het niets. Ik voel nog eens opnieuw, maar de fles ben ik kwijt. Nu is hier natuurlijk voldoende water, maar ten eerste drinkt het fijner uit zo’n fles, en ten tweede ligt er nu ergens een stuk plastic in dit mooie stukje natuur. Ik voel er niets voor om terug te gaan om de fles te zoeken. De kans dat ik die terugvind door het bos met de kromme takken is vrijwel nul.

Met de haven in zicht…

Voor het einde van de wandeling strand mijn poging om de waterval te bereiken. Ik weet dat het niet meer ver kan zijn, maar het snelstromende, ijskoude en diepe water van de rivier maakt het geholpen door steile wanden onmogelijk om verder te gaan. Het is bijna 16:00 uur en dus ook tijd om aan de terugweg te beginnen.

Nog eenmaal kijk ik om, of er een mogelijkheid is bij de waterval te komen, maar ik besef dat ik mij gewonnen moet geven.

Met een ontevreden gevoel draai ik om en aanvaard ik de terugweg. Ik neem me voor om me dan maar te richten op de mooie plekjes die ik onderweg hierheen tegenkwam. Bij een veldje met lange sprieten bruin gras steken enkele grijze stenen met daarop knalgroen mos mooi af tegen de omgeving. Een mooi plekje om te stoppen. Ik leg mijn rugzak op de grond, rits hem open en wil mijn camera pakken.

Een moment van paniek

Een felle pijnscheut schiet door mijn rug. Nee… Niet hier, niet ver weg van alles, niet op een onbekende plek, en zeker niet op een plek waar ik nog geen andere sterveling heb gezien. Ik ken het gevoel. De eerste keer dat ik dit kreeg kon ik een week niet lopen, laat staan mijn bed uit komen. Binnen een fractie van een seconde dwing ik mezelf in een ontspannen houding. Je zelf dwingen te ontspannen klinkt gek, maar geloof me, het kan.

Voorzichtig probeer ik in te schatten wat nog wel kan en wat niet. Ik voel hoe mijn rug langzaam stijf wordt. Als ik nu 112 moet bellen om me hier te evacueren, dan gelooft niemand me, en dat heeft alles te maken met mijn boekproject waaraan ik hier werk. 112 Bellen is dus eigenlijk geen optie. Knietje voor knietje, ja ik zit op mijn knieën, schuif ik iets dichter naar mijn rugzak. Uit een van de vakjes tover ik een pillendoosje tevoorschijn. Voor noodgevallen heb ik altijd wat bij. Ik begin met een Voltaren tablet, dan een Oxazepam gevolgd door een paracetamol. Een ontstekingsremmer, een spierverslapper, en een pijnstiller. Mijn waterfles was ik al kwijt, en ik ben te ver weg van de stroompjes met water. Ik vul mijn mond met speeksel, gooi de tabletten naar binnen, kauw ze stuk en slik ze door. Mensen die vaker deze pillen slikken weten dat “Gadverdamme” een understatement is. Als troost pak ik maar meteen een powerbar die ik als noodrantsoen in mijn rugzak heb zitten. En ja, er is ook nog plek voor fotospullen.

Langzaam begin ik mijn spullen terug in de rugzak te stoppen en de ritsen te sluiten. De rugzak heeft wel een goed ding. De heupgordel. Ik weet mijn rugzak om mijn rug te krijgen en trek die heupgordel flink aan. Mijn rugspieren krijgen hierdoor wat rust, en ik word in een rechtere houding gedwongen. Langzaam sta ik op en zet mijn eerste stappen. Die doen pijn. Strompelend loop ik in de richting van de auto. Zo nu en dan als ik misstap schiet er een pijnscheut door mijn rug. Even stoppen, bijkomen en doorlopen.

Doorgaan is de enige optie

Het gevaar van alleen wandelen in een verlaten gebied. Hier kunnen kleine dingen grote gevolgen hebben. Het stelt mij gerust dat mijn “room mate” weet waar ik uithang. Als ik vannacht niet thuiskom zal ze best de hulptroepen inschakelen. Ik heb een noodrantsoen bij me, net zoals een aluminium slaapzak en een zaklamp. Eén nachtje zal ik het hier best wel uithouden. Mijn telefoon zal me hier trouwens weinig diensten bewijzen, het ding heeft geen bereik.

Zo af en toe zakt een been plots verder weg in de grond dan waarop ik had gerekend, en verlies zo keer op keer mijn evenwicht. Onder het hoge gras zitten soms diepe kuilen. De beste oplossing op dit moment is me dan volledig te ontspannen en te laten vallen. Als ik probeer overeind te blijven is de kans groot dat het helemaal mis gaat met mijn rug.

Een mantra

In de auto ligt nog een fles water, in de auto ligt nog een fles water. Ik begin dorstig te worden, erg dorstig. Ik kan alleen niet de rivieren of stroompjes bereiken om het heerlijke water te kunnen drinken. Doorlopen naar de auto, daar kan ik drinken. Het zijn vervelende gedachten, maar het leidt wel af van de pijn.

En dan zie ik op enkele tientallen meters voor mij mijn waterfles liggen. Een moment van geluk. Langzaam zak ik door mijn knieën om de fles op te tillen. Ik ben nu volgens mij net zo gelukkig als iemand die net een grote geldprijs heeft gewonnen. Ik zet de fles aan mijn lippen, en slok het water gretig naar binnen.

Met hernieuwde energie loop ik verder naar de auto waar ik aankom als het bijna donker is. De rugzak gaat op de achterbank, en ik laat mezelf in de bestuurdersstoel zakken. Ik draai de contactsleutel om en voel binnen een paar seconden hoe de stoelverwarming mijn rug begint te verwarmen.

Uit de radio klinkt de volgende track van Radiohead, “Man of War”.

 

 

 

Verveling, zelfs in IJsland,

 

Zo nu en dan dwaalt mijn blik naar buiten. Waar je normaal gesproken in de verte de besneeuwde bergtoppen van Bláfjall kunt zien liggen wordt nu het uitzicht beperkt door de zware regenbuien die hier met grote snelheid voorbij komen drijven.

Boven de tafel brandt de lamp waardoor het buiten donkerder lijkt dan het in werkelijkheid is. Voor mij staat een geurende kop koffie die nog te heet is om te drinken. De regen die tegen het raam tikt, de sombere duisternis, de geurende koffie. Dit is het gevoel van herfst.

Even wordt mijn aandacht getrokken door kleine mensen stemmetjes. Ik loop naar het raam en kijk naar buiten waar voor de allerkleinste een allerkleinst schooltje staat, met een in verhouding gelijke speeltuin. De regen komt met bakken uit de regen, maar de kinderen spelen tikkertje op het pleintje, schommelen op de schommel, wippen op de wip, allemaal ingepakt in dikke kleding en capuchonnetjes, ver over hun kleine hoofdjes getrokken.

Het zijn toch de kleine dingen

Het tafereeltje tovert een lach op mijn gezicht. Mijn eerste lach van vandaag. Want ik verveel me… Ik ben in IJsland, en verveel me. Waarom? Ik zit te wachten, en wachten is niet mijn sterkste kant. Keer op keer check ik mijn mail, kijk ik op mijn telefoon, maar geen bericht. Ik kan opgeroepen worden, een mailtje krijgen, wellicht een SMSje, maar hoe vaak ik ook kijk, hoe vaak ik ook controleer of ik wel een internetverbinding heb, hoe groter mijn ongeduld wordt.

Ik heb moeite om me te concentreren of ook maar iets op papier te krijgen. Ik loop mezelf enorm in de weg. Het is even niet leuk om mezelf te zijn.

Als de lucht een beetje opklaart neem ik het beste besluit van de dag. Ik ga er op uit. Mijn fotorugzak staat altijd startklaar, en de rest van de dingen die ik onderweg nodig kan hebben liggen in de auto. Ik ben dan ook binnen een paar minuten op weg.

Op zoek naar wat nieuws

Van vrienden kreeg ik de tip om het Brynjudalur in te gaan. Een minder bezochte maar niet minder mooie plek in het Hvalfjörður. Voor vandaag lijkt me dit de beste optie. Niet veel later laat ik Reykjavík achter me en draai het fjord in. Ik heb hier nog verschillende opties om te stoppen, maar de regen heeft me vanaf Reykjavík achtervolgd, of beter gezegd de regen weet waar ik heen ga en heeft van het fjord één grote regenbui gemaakt. De bergtoppen zijn niet of nauwelijks zichtbaar, maar tegen beter weten in blijf ik het gaspedaal intrappen. Wellicht wordt het beter.

Maar beter wordt het niet, en ik blijf in de auto zitten, en ik blijf doorrijden. Ik rijd het Brynjudalur voorbij, en even later ook het bekendere Botsná dalur met daarin de Glymur waterval. Ik besluit nog een klein stukje door te rijden tot aan de twee gestrande walvisvaarders die ik een paar jaar geleden hier per toeval ontdekte. Twee grote boten die hier gelukkig al een tijdje werkeloos aan de grond liggen. Als ik er bijna ben komt zelfs de zon even kijken. Als de regen zo hard valt, en de zon weet dan toch even door te dringen krijg je voor fotografen bijna gegarandeerd mooi licht.

De walvisvaarders als fotomodel

De wind en de regen houd mij nog een tijdje opgesloten in mijn auto. Ik heb er de moed niet voor om uit te stappen. Als de wind even een beetje minder wordt spring ik uit mijn auto, pak mijn spullen en haast me naar de schepen. Het licht is mooi, de wind stuwd de golven op, en de wolken maken een mooie achtergrond. Geduldig bepaal ik de compositie, het brandpunt, het standpunt en bedenk me welk filter ik het best kan gebruiken om het meest uit de situatie te halen. Dat werk heeft tijd nodig. Hoe meer ik naar de lucht kijk, hoe meer ik besef dat ik niet alles zal kunnen met de tijd die ik nog krijg. Ik begin me wat te haasten, maar de optimist in mij blijft maar vertellen dat ik nog best kan blijven. Terwijl ik geteisterd wordt door regen en hagel, en binnen minder dan 2 minuten door en door koud en nat wordt, hoor ik mijn ingebouwde optimist jammerlijk klagen, als hij een flinke veeg uit de pan krijgt van mijn van nature aanwezige pessimist. Is een optimist in feite dan ook niet meer dan een slecht geinformeerde pessimist?

Ik gooi mijn rugzak op de achterbank van de auto, gooi mijn jas er achteraan, en stap snel in en start de auto. Niet veel later voel ik de weldadige warmte van de stoelverwarming. Hey, is dat nu mijn tweede glimlach van vandaag…

Voor vandaag is het weer mooi geweest. Een wandeling heeft met dit weer weinig zin, en ik heb toch de mogelijkheid gehad voor het maken van enkele goede foto’s. Mijn dag is weer goed.

Op de terugweg besluit ik toch nog even het Brynjudalur in te rijden. Ik wil deze dag natuurlijk niet voorbij laten gaan zonder dat ik iets nieuws gezien heb. In de verte zie ik een graafmachine staan. Ik ben nogal op een afstand, en vanuit mijn zichtpunt lijkt het alsof de machine midden op de weg staat.

Midden op de weg misschien niet, maar wel halverwege het midden. Ik zie ook waarom. De machine waakt voor een diep gat waar eens de weg was. Ik kan er makkelijk om heen en rijd zo een paar kilometer het dal in. Veel schapen, een paar mooie watervallen, een paar autowrakken en wat erg oude boerderijen. Bewoond, of onbewoond? Aan de staat van de boerderij te zien zou je denken aan het laatste, maar er staan wel auto’s geparkeerd. Ik rijd nog een stukje verder tot het punt waar de weg ophoudt. Aan het eind van de weg is een parkeerplaats waarvandaan een paar paden verder het dal in leiden. Ik weet genoeg. Bij betere weersomstandigheden en voldoende tijd kom ik hier nog eens terug en waag me dan aan de wandeling.

Opgesloten?

Ik ben bijna het dal uit, en ben er nog net getuige van dat een vrachtwagen bij het eerdergenoemde gat in de weg een paar kuub aan puin uitstort. Ik kan geen kant meer op. Wellicht dacht de chauffeur dat er niemand in het dal aanwezig was, en heeft hij de puin gestort, gaat hij naar huis en komt hij het morgen verder in orde maken. Ik weet niet of hij mij heeft gezien, dus ik stap uit en loop even naar hem toe. “Five minutes, then it is done…”, zegt hij. Ik ga in de auto zitten en zie dat hij niet heeft gelogen. 5 Minuten later kan ik de auto weer starten en rijd ik terug naar het appartement.

Ik check mijn telefoon. Geen berichten….

Knopen doorhakken

In de ochtend heb ik al verschillende keren aanstalten gemaakt om uit het appartement te vertrekken. Steeds weer gaan de hemelsluizen open en zie ik er maar vanaf. Als het gekletter van de regen tegen de ramen even stopt kijk ik naar buiten. De zon priemt even door de wolken heen en tovert een schitterend dramatisch licht tevoorschijn. Ik kan wel blijven wachten op beter weer, maar mooier licht? Dat komt waarschijnlijk toch niet.

Ik gooi mijn rugzak over mijn schouder, trek de deur achter mij dicht en ben onderweg naar de Trollafoss.  Op de kaart heb ik precies opgezocht waar ik het beste mijn wandeling kan beginnen, en die coördinaten staan ingesteld in mijn navigatie. Die navigatie brengt me tot aan een bord met daarop de tekst: “Einkavegur”, Privéweg. Mijn kaart leert me dat ik nog wel een stukje verder kan rijden en dan de volgende afslag kan nemen. Vol goede moet rijd ik verder om bij de volgende afslag zo’n zelfde bordje te vinden.

Ik stop bij een boerderij om te vragen hoe ik bij de Trollafoss kan komen, en het blijkt dat ik al heel dicht bij de start van de wandeling ben. Ik kan de auto zelfs laten staan en de laatste kilometers van hieraf lopen.

Niet weer een nat pak

Een blik op de lucht is genoeg om te besluiten mijn regenpak, muts en handschoenen een prominente plek in mijn rugzak te geven. Voor de winterjas is het nog te warm. Tijdens een wandeling heb ik het liever net een beetje te koud dan een beetje te warm. Als je comfortabel warm aan een wandeling begint, betekend dat meestal dat je oververhit en bezweet raakt, en dat is vele malen meer vermoeiend dan het te koud hebben.

Ik ben op weg naar iets nieuws, dus mijn tempo ligt hoog. Niet alleen door mijn nieuwsgierigheid naar het onbekende, maar ook door het naderend onheil dat in de vorm van een erg donkere wolk met mij mee “wandelt”.

De zon kleurt de bergen voor mij in zo’n mooi herfstpallet dat ik mij afvraag waarom ik hier als enige wandel. Op sommige delen moet ik moeite doen het goede pad te volgen. Ik vind dat een goed teken. Zolang ik de kloof waarlangs ik wandel niet te ver uit het oog verlies moet ik goed uitkomen.

Een heerlijk gevoel van alleen op de wereld

Waarschijnlijk is dit wat in de volksmond “van de gebaande paden” heet. Zo nu en dan ontkom je er niet aan om door enkeldiep modder te banjeren. Soms moet je een stuk terugkeren in je voetsporen om het gevoel te houden op de juiste route te lopen. Een minuut geleden liep ik nog langs een kloof, en plotseling loop ik op gelijke hoogte als de rivier. Dat kan maar een ding betekenen, ik ben de waterval voorbij gegaan.

Ik keer weer terug in mijn voetsporen en zie ver onder mij de waterval, o zo dicht bij en tegelijkertijd zo ver weg. Ik zoek naar mogelijkheden om naar beneden te komen, maar zie ze niet vanaf hier. Ik loop langs de rand, niet te dicht langs de rand, terug langs de kloof en vind even later een steil pad naar beneden. Het kan niet anders dan de juiste weg zijn.

Voorzichtig stap ik naar beneden, waarbij alleen het laatste stuk handen en voetenwerk is. Vlak bij de waterval staan twee vissers. De ene met een knalgele en de andere met een vuurrode muts. Die gaan het goed doen op mijn foto… Als ik zoek naar een goed standpunt voor mijn foto, hoor ik een harde Hee. Een hee met een toon die niets aan de verbeelding overlaat. Ik weet niet wat, maar ik doe iets enorm fout.  Ik kijk op, en uit de bij de Hee horende handbewegingen kan ik opmaken dat ik meer naar de kant moet.

Een geval van zelfverdediging

Ik wil natuurlijk niet het plezier van de vissers bederven en loop voorzichtig een beetje naar de zijkant van de rivier. Het is blijkbaar niet genoeg, want de rood gemutste visser legt zijn hengel neer en komt naar mij toe gelopen. Hij kijkt nogal woest en komt met grote stappen dichterbij. Ik spring in mijn beste verdedigingshouding die op deze situatie van toepassing is. De brede glimlach, en zeg, “Hey how are you?”. Het helpt, mijn glimlach heeft roodmuts ontwapend, en we hebben een kort gesprek over hun visserij, en mijn fotografie. We besluiten het gesprek met wederzijds respect, ik mag met enige restricties, nodig om zijn vissen niet te verjagen, mijn foto’s maken. Ik geef hem een hand en doe mijn best zo goed mogelijk op de achtergrond te opereren. Ik kan wel niet alle foto’s maken die ik graag zou willen maken, maar ik wil ook zeker niet de dag van de vissers verpesten door hun vissen de stuipen op het lijf te jagen.

Ik denk bijna klaar te zijn met mijn foto’s als de lucht wel heel erg snel betrekt. Ik heb mijn regenjas net aan als ik de hagelstenen op mijn capuchon hoor vallen. Snel trek ik ook nog mijn regenbroek aan. Zodra ik goed bewapend ben tegen de omstandigheden dringt de zon zich weer tussen de wolken en is het met de hagel ook weer gedaan.

Voor de zekerheid loop ik nog even met mijn regenpak terug langs de kloof, maar besluit al snel dat het mij te warm wordt zodat de regenkleding weer in mijn tas verdwijnt.

En zo eindigt ook deze dag met een “Not A Highlight”.

De dag begint met een Highlight…

Gisteren doopte ik mijn huidige IJsland reis nog de  “Not The Highlights Tour”, maar misschien moet ik er nog twee woordjes aan toevoegen. “Except for….” Er zijn nu eenmaal Highlights die je niet kunt overslaan, maar eigenlijk ook andere Highlights zijn in de ruimste vorm van het woord. Duidelijk? Ik denk het niet, gelukkig heb ik de vrijheid het hier uit te leggen, en zul je het snel begrijpen. Vooropgesteld dat je even de moeite neemt door te lezen.

Ik ga even terug naar gisterenavond. Na een lange dag met bijzondere ontmoetingen zat ik een beetje uitgezakt in een luie stoel TV te kijken. Eigenlijk zelfs meer te luisteren, want mijn ogen kon ik niet meer openhouden. Voor wie het wil weten, ik was aan het luisteren naar mijn jeugdheldin Kate Bush. De klanken van de piano werden even onderbroken door twee korte piepjes uit mijn mobiele telefoon. Vaak negeer ik die piepjes als ik ergens mee bezig ben of geen zin heb om te kijken wat mijn smartphone nu weer van mij wil.

Ik opende het scherm en zag meteen dat mijn Aurora alarm was afgegaan. KP index 4. Kenners weten dan dat je zo snel mogelijk je fotospullen bij elkaar moet zoeken en moet maken dat je op een voor het fotograferen van de Aurora geschikte plaats komt. Als je zo uit een bijna slaap komt is de eerste gedachte die door je hoofd schiet “Echt niet”. 

Ik had de dag al afgesloten en wilde niets liever dan slapen. Met een beetje tegenzin pakte ik mezelf bij mijn lurven, trek mijn schoenen aan en sleep mezelf naar de lift om even te gaan kijken hoe het gesteld is met die KP index 4.

Waar zitten nu je lurven?

Terwijl ik dit tik bedenk ik me dat ik niet weet waar ik mezelf nu eigenlijk heb gepakt. Waar zitten nu je lurven. Ik heb het even opgezocht op taalbank.nl:

In woordenboeken staat bij het woord lurven gewoonlijk iets als: ‘alleen in de verbinding: iemand bij de lurven hebben, krijgen, pakken, vatten’. Over wat die lurven nu precies zijn, rept het woordenboek niet. Volgens sommigen zitten ze rond iemands middel, volgens anderen moeten we ze zoeken bij de schouders, maar in werkelijkheid hebben we in dit geval te maken met een fictief lichaamsdeel. De herkomst van het woord lurven is onbekend, maar aangenomen wordt dat de oorspronkelijke betekenis ‘vodden’ of ‘lorren’ was. Die aanname berust op de vergelijking met betekenisverwante uitdrukkingen zoals iemand bij de vodden of kladden hebben, krijgen, pakken, vatten, waarin klad trouwens een verouderd woord is voor een afgescheurd of bijhangend stuk stof. Verder wordt er wel op gewezen dat in een paar Scandinavische talen vergelijkbare woorden bestaan, die verwijzen naar vodden, zoals het Noorse woord lurva (vod) en het Zweedse woord lurvig (in lompen gekleed).

Even later sta ik buiten en speur de hemel af en ja hoor, noorderlicht. Daar gaat mijn nachtrust.

Ik snel naar boven, pak mijn rugzak, en snel weer naar beneden. In de avonduren heb ik mijn rugzak natuurlijk standaard klaar staan mocht de Aurora zich plotseling laten zien. De extra lagen kleding die ik nodig heb liggen al klaar in de auto. Contactsleutel omdraaien, navigatie instellen en rijden maar.

Ik had me al voorgenomen dat mocht de Aurora zich presenteren ik naar het Kleifarvatn, ver weg van alle lichtvervuiling zou rijden.

Na ongeveer 20 minuten rijd ik Reykjavík uit, en het donker in. Ik verbaas me over de grote hoeveelheid auto’s die hier overal in de berm staan. Allemaal mensen die het donker hebben opgezocht om van de Aurora te genieten. De eerste parkeerplaatsen bij het Kleifarvatn zijn ook afgeladen vol met auto’s. Ik rijd nog een paar kilometer verder en vindt een plekje waar slechts één andere auto zich bevindt.

Jassen, das, handschoenen en muts. Ik ben er helemaal klaar voor. Vanaf de parkeerplaats loop ik nog een paar honderd meter terug om zo aan de rand van het water te kunnen gaan staan, en tevens de mensen die nu meer en meer de parkeerplaats beginnen te bevolken, te ontlopen.

Dankzij de bijna volle maan vind ik het pad in het donker eenvoudig terug. In het bijna donker geniet ik van het zachtjes klotsende water, de frisse lucht, de bijna volle maan en natuurlijk de Aurora. Ik sta hier helemaal alleen. Dat klinkt eenzaam, maar ik vind het heerlijk en geniet van het moment.

De Aurora is een beetje flauw aanwezig, maar mijn camera weet het licht toch mooi te vangen, al mag het van mij wel wat heftiger worden. De Aurora danst over het firmament, maar de kleuren zijn nog vaag. Als ik achteromkijk zie ik zo nu en dan een nieuwe auto aankomen, of een andere wegrijden. Al van kilometers afstand zie je de autolichten naderen.

In de verte naderen veel auto’s tegelijkertijd. Ik zie een lange slang lichtjes naderen. Als de lichtjes dichterbij komen zie ik dat het een bus is waarin alle binnenverlichting brand. Een paar honderd meter verderop komt de bulderende bus tot stilstand. De motor wordt uitgeschakeld, en even is de serene stilte weer terug. Niet voor lang, want zodra de deuren van de bus zich openen vult de parkeerplaats zich met een wel zeer luidruchtig publiek. Hoewel ik normaal gesproken erg kan genieten van de bijna oorverdovende stilte geniet ik nu ook van het geluid van de mensen die net de bus hebben verlaten. Het is het geluid van enthousiasme dat hier over het Kleifarvatn galmt. In gedachten keer ik terug naar het moment dat ik voor het eerst de Aurora mocht zien…

Na verloop van tijd verstomt het geluid en geniet een grote groep ver boven mij, onwetend van mijn aanwezigheid, op de parkeerplaats in stilte.

Met het aanzwellen van de Aurora die boven ons lijkt te exploderen zwelt ook het geluid van de groep mensen weer aan. Een flinke verzameling geluksmomenten komt tegelijkertijd tot een uitbarsting.

Als het licht van de Aurora langzaam uitdooft is het voor mij het teken om mijn spullen weer in te pakken en naar huis te gaan. Het is al half twee geworden, begin ondanks mijn warme kleding sterk af te koelen en verlang hevig naar mijn bed.

Aurora ziet dat ik haar ga verlaten. Met een mooie lichtshow wil ze me verleiden nog even te blijven, maar ik heb mijn besluit genomen. Ze begeleid me nog terug naar de lichten van Reykjavík, en wenst me welterusten.

 

Het is 02:00. Ik kruip mijn bed in en val snel met een gelukzalige glimlach op mijn gezicht in slaap.

En? Denk je nu… Hoe zat dat nu met die Highlights?

De Aurora Borealis is zo’n fascinerend “Hoog Licht”, dat past zelfs in een “Not The Highlights Tour”.

 

 

 

Not The Highlights Tour

Keer op keer, keer ik terug naar IJsland. Het oerlandschap heeft mij in zijn greep en wil me niet meer loslaten. Zo zijn er diverse plaatsen waar ik nog steeds niet aan voorbij kan rijden zonder er op zijn minst even stil gestaan te hebben en minimaal één foto te hebben geschoten. Als ik er geen foto schiet ben ik er gevoelsmatig niet echt geweest.

Dit keer moet het anders. Tenminste, ik sta nu aan het begin van mijn reis en heb me voorgenomen dat het dit keer echt anders moet. Diverse highlights heb ik van mijn lijstje geschrapt. Niet dat ik er niet heen wil, maar het neemt teveel kostbare tijd in beslag. Tijd waarin ik ook nieuwe dingen wil gaan ontdekken.

Soms kan het niet anders

Ik ga er zeker niet aan ontsnappen om bij enkele highlights alsnog de auto even aan de kant te zetten, en er vervolgens misschien weer net iets langer te blijven dan gepland. Hopelijk dan wel gemotiveerd door bijzondere omstandigheden. Dat is wat ik zoek, nieuw territorium of interessante omstandigheden. Mocht er straks ergens een foto van de Skogafoss, het Jökulsárlon of wellicht Kirkjufell voorbijkomt op mijn blog, dan kon ik het toch weer even niet laten.

Nu ben ik de eerste twee weken van mijn reis even niet met “vakantie” bezig, maar met een nog geheim project waarover ik op dit moment nog even niets wil los laten. Nou ja, helemaal niets… Het gaat over een nieuw boek.

Maar goed, “Not the Highlights Tour” dus. Ik kan niet alle dagen aan mijn project werken, dus zo nu en dan heb ik een vrije dag. Deze dag moet ik vroeg in de avond op locatie zijn, dus heb ik overdag tijd om andere dingen te doen. Die andere dingen moeten wel plaatsvinden op Reykjanes. Nu is er op Reykjanes niet meer zo heel veel dat ik nog niet gezien heb, dus besluit ik af te reizen naar Krýsuvík. Niet om naar Krýsuvík te gaan, maar al zolang ik daar kom zie ik op hemelsbreed ongeveer twee kilometer afstand naar het oosten een flinke stoompluim uit de bergen opstijgen. Tijd om te onderzoeken waar die stoom vandaan komt.

De tijd nemen levert veel op

De meeste wolken zijn door de zon verjaagd, dus het weer is ideaal voor het zoeken naar nieuwe territorium. De weg brengt me eerst nog naar het Kleifarvatn, waar ik meestal de tijd niet neem om wat langer, of beter te kijken. Dit keer in het kader van “Not The Highlights Tour” dus wel. Ik ben aangenaam verrast door de mooie rotsformaties, pilaren in het water, en zelfs een ondiepe grot.

 

Het is wel vechten tegen de snoeiharde en ijskoude wind, maar het is zo enorm de moeite waard om hier wat langer te blijven dat ik dat maar voor lief neem.

Even later rijd ik Krýsuvík voorbij. Nou ja, bijna voorbij. Het vlees is zwak. Ik draai toch de parkeerplaats op. Hoe kon ik het in mijn hoofd halen hier zomaar aan voorbij te rijden? Het voelt tegennatuurlijk. Mijn wilskracht om nieuwe dingen te zien wint het op het laatste moment van mijn obsessie om hier te stoppen. De deuren van de auto blijven dicht, de motor blijft draaien, en zonder echt stil te hebben gestaan trap ik het gaspedaal weer in en rijd ik het parkeerterrein weer af.

Een paar honderd meter bij een oude nertsenfarm stuur ik de auto het parkeerterrein op. De avond gaat nog zwaar worden, dus besluit ik mijn rugzak met fotospullen niet mee te nemen. Mijn trouwe camera met één objectief moet genoeg zijn. Zonder statief, zonder back-up camera, geen andere objectieven, geen filters. Het voelt alsof ik half naakt op pad ben.

In de hoogste versnelling

Al snel vind ik een spoor dat in de goede richting leidt. Als ik “vol verwachting” ben van de dingen die gaan komen gaat de pas er altijd flink in. Door mijn hoofd spoken dan de mooie beelden die ik verwacht te gaan zien, afgewisseld met het doemscenario dat het waarschijnlijk toch niets is en dat ik hier voor niets met een flink verhoogde hartslag wandel.

Het laatste stukje van de wandeling verlaat ik het pad. Slechts een niet al te hoge heuvel staat tussen mij en mijn hooggespannen verwachting in. Het pad gaat in een wijde boog om de heuvel heen, maar ik kan niet wachten op die te langzame onthulling, en snel over de heuvel heen.

Dan sta ik oog in oog met mijn stoompluim. De stoompluim wordt vergezeld door een witblauw meertje, pruttelende gasputjes en een wit uitgeslagen riviertje met net zo’n wit gesteente. Het overtollige water wordt door dit riviertje afgevoerd. Missie geslaagd. Mijn eerste “Not A Highlight” van deze tour kan worden afgevinkt.

 

Wat betreft mijn project…

Hier alvast een tipje van de sluier…