Het weer in IJsland is nog een stuk wisselvalliger dan het weer in Nederland. Misschien is de term wispelturiger zelfs beter. De ene dag is er geen zuchtje wind en sta je in dichte mist, de andere dag is het helder maar waai je zowat uit je broek. Er zijn in IJsland eigenlijk te veel factoren die invloed kunnen hebben op het weer. Natuurlijk heb je hier ook de hoge en lagedrukgebieden, maar daarnaast heb je ook nog de koude en de warme golfstroom, bergen en gigantische gletsjers, die zo groot zijn dat ze een eigen klimaatsysteem hebben.
We staan bij het Jökulsárlon, en het enige dat we kunnen zien zijn de ijsbergen die dicht bij de brug voorbij komen drijven. De rest van de bergen is door de mist opgeslokt. Het strand, waar ik een paar dagen terug de blauwe ijsbergen tegen een roodkleurende lucht kon fotograferen, heeft vandaag al zijn kleur verloren. Het ijs weet nog enigszins een blauw tintje naar buiten te persen, het strand is zwart, het water wit en tussen deze nuances zie je het grijs van de lucht.
Een zen momentje
Toch vind ik dit geen verloren dagen. Op deze dagen is de lucht frisser, zijn de geluiden warmer en lijkt de wereld in een wat rustiger tempo te draaien. Op dagen als deze heb ik genoeg aan mijn camera, een verdwaald stuk ijs en een beetje golfslag. Ik zou hier wel de hele dag kunnen blijven zitten en zien hoe eb wordt verzwolgen door vloed, hoe het water op het strand geworpen wordt en weer terugvloeit naar de oceaan.
Zou kunnen, is niet hetzelfde als doen. Aan de ene kant zit in mij de ultieme rust, aan de andere kant een nieuwsgierige man die meer wil zien. Een stukje richting Höfn ligt de Fláajökull, een gletsjertong waar ik ondanks mijn vele bezoeken aan de zuidkust nog niet eerder was. Aan het einde van de weg is een klein parkeerplaatsje. We zetten de auto met de neus richting de gletsjer en kijken tussen de op en neer zwiepende ruitenwissers naar de gletsjertong die bij ander weer beslist een mooie wandeling had kunnen uitlokken.
Naar de ijsgrot
De volgende dag ziet alles er heel anders uit. De lucht is helder, het zicht perfect, de temperatuur een stuk lager, de wind een stuk harder. Vandaag ga ik naar een van de ijsgrotten aan de zuidkant van de Vatnajökull. De waarschuwingsborden langs de weg, gaven een windsnelheid van 18 meter per seconde aan. Bij ons beter bekend als windkracht 8, of beter gezegd 8 Beaufort. Het is de grenswaarde waarbij de excursie nog net door kan gaan.
De excursie start vanuit een superjeep met een behoorlijke bodemvrijheid en enorme banden. Alles vanaf een maatje kleiner zou de route ook niet kunnen volbrengen. De jeeptrack waarover we rijden zit vol met diepe kuilen en ligt vol met grote rotsen. Onze gids, Reynir, rijdt behendig met de jeep over het slechte pad. De laatste drie kilometer is het zelfs voor de jeep niet meer mogelijk om verder te gaan en mogen we gaan lopen.
Afzien wordt beloond
Nadat we de eerste kilometer over zand en steen hebben gewandeld worden de crampons onder de schoenen bevestigd en betreden we het ijs. De crampons zorgen voor een stevige grip op het ijs, maar comfortabel is anders. De eerste paar honderd meter lukt het nog wel, daarna lijkt het alsof je loopt op een paar plankjes die met touwtjes aan je voeten zijn vastgesnoerd.
De winterjas, handschoenen, das, muts, het zijn geen overbodige items. De wind raast over de gletsjer en zo nu en dan moet je je echt schrap zetten om te zorgen dat de wind de benen niet onder je heupen vandaan blaast. Na een klein uurtje wandelen staan we in de ijsgrot, beschut voor de wind. Iedereen gaat op zoek naar de mooiste plekjes, de leukste doorkijkjes en de meest grillige vormen die hier in het 1000 jaar oude ijs door weersinvloeden van de laatste jaren door de natuur zijn gecreëerd.