Menu Sluiten

De boottocht naar Tiniteqilaaq

De boottocht naar Tiniteqilaaq

Nog niet helemaal wakker trek ik de gordijnen van mijn hotelkamer open. Het uitzicht tovert spontaan een glimlach op mijn gezicht. Door het raam kijk ik uit over de Kongsfjord, waar een langgerekte wolk de bergen aan de overkant in tweeën deelt. Ik blijf een tijdje door het raam staren, gefascineerd door de schoonheid van het landschap.

Ik kijk naar de gekleurde huisjes onder aan de heuvel en vraag me af of dit uitzicht nog steeds zo fascinerend is als je hier bent opgegroeid en het niet anders kent. Ik sla het uitzicht in mijn geheugen op, maar maak als geheugensteuntje ook een paar foto’s.

In de haven ontmoeten we onze gids Line en de stuurman van onze boot, Tobias. Tobias ken ik nog van een boottocht uit 2006. Hij is weliswaar wat ouder geworden, maar verder niets veranderd.

Varen, varen over de baren…

Wanneer je in een mild zonnetje uit de wind in de boot stapt, is het bijna niet voor te stellen dat je snel door en door koud kunt geraken. Eenmaal uit de beschutting van de haven komt er bovenop mijn thermokleding, winddichte broek en winterjas ook al snel een muts, das en handschoenen. Met 50 kilometer per uur in een open boot, blootgesteld aan alle elementen, heb je niet snel te veel kleren aan.

We verlaten de Kongsfjord en zetten via de Sermiliik fjord koers naar Tiniteqilaaq. De meesten noemen het Tinit. Een stuk makkelijker, in ieder geval voor ons westerlingen die de letter Q nauwelijks gebruiken.

Vooral ijsbergen

Al snel zitten we tussen gigantische ijsbergen. Sommige met keurige rechte wanden, andere verbrokkeld, verkruimeld, alsof je naar een wit zandkasteel kijkt. Een statige kathedraal van ijs rijkt naar de gedeeltelijk blauwe lucht.

De hele tocht naar Tiniteqilaaq is een aaneenschakeling van verbazing. Er zijn momenten van een eenzame ijsberg, grote lage ijsplaten en enorme formaties die tot wel 20 meter boven ons uitsteken.

Tiniteqilaaq in zicht

Al van verre zijn de eerste gekleurde huisjes van Tiniteqilaaq in zicht. De huisjes liggen op een idyllische plek met in de achtergrond een heuvelrug. Het verklaart ook de naam van het dorp, dat vertaald “plaats met een rij heuvels” betekent. Tinit is waarschijnlijk ontstaan in 1923. In 2024 wonen er 110 mensen, voornamelijk jagers en vissers.

Wanneer wij aankomen, ziet het dorp er verlaten uit. Een aanlegsteiger ontbreekt. Het verlaten van de boot gaat door op een sneeuwplateau te klimmen. De eerste paar stappen zijn wat onwennig, maar de sneeuwlaag is solide en draagt ons met gemak.

Over een modderig pad, een pad dat de enige weg in het dorp blijkt te zijn, lopen we langs een paar op het oog verlaten huisjes naar het centrum van het dorp. Centrum is een groot woord, maar hier staan de school en een gebouw waarvan ik denk dat het een gemeenschapsgebouw is.

Een paar kinderen spelen bij de school. Hier en daar kijkt een sledehond ons verveeld aan, behalve als we te dicht bij komen. Middels huilen vragen ze dan om aandacht. Aandacht die je ze niet mag geven. Honden zijn hier geen huisdieren. Het zijn “werkpaarden” die in de winter de sledes over de dichtgevroren fjorden mogen trekken.

De bijzondere betekenis van de gekleurde huisjes

Zoals in de meeste Oost-Groenlandse dorpen zien de huisjes er door de verweerde verf armoedig uit. Op de plekken waar de verf helemaal van de huizen is verdwenen, komt door de arctische omstandigheden geconserveerd hout tevoorschijn. Het lijkt gevrijwaard te zijn van rot. De verf is blijkbaar meer een manier om het dorp op te fleuren, al hebben de kleuren van de huisjes oorspronkelijk ook een belangrijke functie. Post- en telefoniegebouwen zijn blauw, gezondheidszorg geel, onderwijs- en kerkelijke gebouwen groen, en handel rood. Tegenwoordig hebben ze die betekenis niet meer, maar de kleuren vrolijken het dorp wel wat op.

Terug naar Tasiilaq

Met uitzicht op de fjord genieten we van een heerlijk zonnetje en nuttigen we onze lunch alvorens weer terug aan boord te gaan. We laten Tinit achter ons, en al snel gaan de handschoenen, das en muts weer aan. Ondanks de kou genieten we van de boottocht, onze ogen steeds speurend naar fotogenieke ijsbergen. Onderweg leggen we de boot even tegen een ijsplaat aan en worden we door onze gids uitgenodigd om even op het ijs te gaan wandelen. Met de gedachte dat van een ijsplaat ongeveer 10% boven water uitsteekt, waag ik het erop. Ook hier zijn de eerste stappen weer wat onwennig, maar voelt het bijna hetzelfde alsof je op het land loopt. Een bijzondere ervaring.

Ingesloten door het pakijs

De wind is gedraaid. Wij merken daar niet zoveel van, maar Tobias, onze kapitein, speurt meer over het water dan ik van hem gewend ben. Het ijs heeft ons ingesloten. Er wordt zonder succes gezocht naar een doorgang, maar dat blijkt moeilijker dan gedacht. Tobias stuurt de boot naar de rotskust en begint aan een wandeling naar een hoger gelegen punt. Wij strekken even de benen en gaan weer aan boord zodra Tobias terug is. We moeten een stuk omvaren, maar hij heeft een doorgang gevonden door het ijs heen.

Die doorgang is niet altijd even voor de hand liggend. Soms zit er niets anders op dan de boot tussen twee ijsschotsen te manoeuvreren en dan hopen dat de schotsen zich door de kracht van de boot gewonnen geven en uiteendrijven. Langzaam vordert de boot op zijn route richting Tasiilaq. Na een paar kilometer manoeuvreren zijn we door het ijs heen en staat/drijft ons niets meer in de weg om Tasiilaq te bereiken.

We verkennen Tasiilaq

We verkennen Tasiilaq

Met het raam van mijn hotelkamer wijd open adem ik flinke teugen in van de frisse Arctische lucht. Mijn ogen dwalen over de fjord en de zwarte bergen aan de overkant, die mooi getekend zijn met vlakken en strepen spierwitte sneeuw. Een spiegeling in de fjord, de drijvende ijsplaten en een in vele grijstinten gevulde wolkenlucht maken het plaatje compleet.

Na een stevig ontbijt met de groep – had ik al verteld dat het een fotografiereis is? – wandelen we een stukje langs de fjord. Rond de middag moeten we aanwezig zijn op het vliegveld voor de helikoptervlucht naar Tasiilaq. Een korte wandeling en een beetje Groenland opsnuiven is een mooie besteding van deze ochtend. Natuurlijk domineren de landschappen, maar daarnaast zijn de tot opslagplaatsen omgebouwde zeecontainers, brandstofsilo’s en een plek die veel wegheeft van een autosloop, maar dan met voornamelijk sneeuwruimers en oude boten, ook gewilde plekken om de camera’s alvast te laten wennen aan een voor ons “exotische” omgeving.

Iets voor 12:00 uur staan we op het vliegveld waar de helikopter al voor ons klaarstaat. Een helikoptervlucht is best een bijzondere ervaring, zeker als je de vluchten enkel kent van spannende films. Je zit vastgesnoerd in een 4-puntsgordel en gehoorbescherming is zeker niet optioneel. Een telefoon-app registreert tussen de 85 en 95 dB, wat gedempt door de gehoorbescherming goed te doen is, maar geloof maar niet dat je onderweg gezellig een praatje kunt maken met je buurman of -vrouw. Gebarentaal en gezichtsuitdrukkingen zijn je communicatiemiddelen aan boord.

Het opstijgen gaat verbazingwekkend soepel, en voor je het weet kijk je van geringe hoogte neer op de fjord met de vele ijsplaten. Voor wie geen plek aan het raam heeft weten te bemachtigen, is de gedwongen fotoloze overtocht geen straf. Het uitzicht is fenomenaal en voor we het weten, is de ongeveer 10 minuten durende vlucht alweer voorbij en stappen we uit in Tasiilaq.

Gescheiden door dezelfde taal

Ik ben nog op zoek naar het telefoonnummer van hotel Angmagssalik als de bus van het hotel arriveert bij het vliegveld. Even later staan onze koffers in onze kamers, waarbij ik moet aantekenen dat ik in gezelschap ben van onder andere vier gasten uit België, waarvoor ik me moet aanwennen de koffers “valiezen” te noemen.

Bovendien moet ik ook niet zeggen dat we een stukje gaan lopen, want voor onze zuiderburen is “lopen” rennen. Als we een wandeling gaan maken in Tasiilaq, gaan we dus niet lopen maar stappen, want het Belgische stappen is ons lopen. De Nederlanders in ons gezelschap moet ik daarentegen weer uitleggen dat we niet naar de kroeg gaan, want stappen heeft bij ons weer een andere betekenis. Kortom, wat ik ook van onze zuiderburen heb geleerd, is dat Nederlanders en Belgen twee volkeren zijn, gescheiden door dezelfde taal. Of moet ik in deze woordkeuze Belgen ook weer vervangen door Vlamingen?

Na een uitgebreide lunch gaan we wandelen door Tasiilaq. Het is voor mij een aparte gewaarwording weer terug te zijn in de grootste stad van Oost-Groenland, met 1850 inwoners. In 2006 heeft deze stad veel bij mij losgemaakt. Op het eerste oog is er, op wat nieuwbouw na, niet heel veel veranderd in de afgelopen 17 jaar. Het oudere deel van de stad brengt veel herinneringen bij mij terug. Het maakt mij enigszins melancholisch. Het is toch een plek waar een droom uiteenspatte, maar ook een plek waar ik nieuwe wegen insloeg.

De Bloemenvallei

Vanaf het hotel loopt een steil pad naar het lagere gedeelte van de stad. Bij een kruising volgen we de weg die ons via het kerkhof de Bloemenvallei inleidt. Een kerkhof blijft een indrukwekkende plaats om even bij stil te staan. Het kerkhof lijkt nergens op de kerkhoven die wij kennen. Een verzameling van witte kruizen, sommige nog netjes in de lak, andere enorm verweerd. De nieuwere graven zijn versierd met vele kunstbloemen. Sierbloemen zul je in Groenland vanwege het klimaat niet vinden, maar de kunstbloemen zullen voor de Inuit dezelfde troost bieden als hier de echte bloemen doen.

Maar ook de kunstbloemen doorstaan de tand des tijds slecht. De kunstbloemen ontlopen hun lot niet. De zon en het harde klimaat zijn onverbiddelijk voor de kleuren van de bloemen en laten ze op hun eigen wijze verkleuren, en zo ontstaat een andere manier van verwelken. Daarnaast doet de wind zijn best de bloemstukken uit elkaar te rukken, en worden bloemenkransen door de natuur verdeeld over de overige graven. Een mooie gedachte, want delen hoort bij de cultuur van de Inuit.

Voor ons fotografen bestaat het verdriet niet. Het verdriet hier wordt door de kruizen gemarkeerd. Fotografen zien de patronen, de symmetrie of juist het totale ontbreken van die symmetrie in de meestal naamloze kruizen.

We vervolgen onze weg

We wanen ons helemaal alleen. Wij zijn te vroeg in het seizoen om te zien waar de Bloemenvallei zijn naam aan heeft te danken. De winter was dit jaar lang, en zelfs nu is er nog nauwelijks sprake van lente dan wel zomer. De meeste begroeiing draagt nog het bruine kleed van een door sneeuw en koude geteisterd toendralandschap. Grote vlakken met een roodachtige bloeiwijze verraden het ontluiken van een bosbessensoort.

Na een paar kilometer staan we aan een waterval. Hoewel het hier om de enige noemenswaardige waterval in de omgeving van Tasiilaq gaat, heeft de waterval geen echte naam en staat hij bekend als de “Bloemenvallei-waterval”. We lopen langs de waterval omhoog en staan dan oog in oog met een groot meer. Als de wind even gaat liggen, ontstaat een mooie spiegeling van de achterliggende berg.

We wandelen terug naar het hotel. We komen opnieuw bij de steile weg, alleen dit keer moeten we de steile weg omhoog volgen, wat een aanslag is op zowel de kuitspieren, de ademhaling als de zweetklieren. In de avond geniet ik nog even van het mooie uitzicht over de Kongsfjord!

Deze reis was weer perfect samengesteld door IJsland Tours.