Menu Sluiten

Rondom het schiereiland Snaefellsnes

Hoe vaker je op IJsland komt, hoe meer alle bijzondere plekken “normaal” gaan worden. Je wordt gretig naar meer spektakel, groter, wilder, harder, desolater. Dat gaat door tot het niet meer wilder, harder of desolater kan. IJsland is in alles “de” overtreffende trap, maar na verloop van tijd wordt die overtreffende trap, de standaard en dus gewoon.

Dan kun je drie dingen doen. Op zoek gaan naar meer extremen, of alles wat je kent, met een frisse blik opnieuw bekijken om te zoeken naar wat je hebt gemist, doordat IJsland je in het verleden te vaak overweldigd heeft. Door opnieuw te kijken leer ik IJsland nu anders kennen. De derde optie is hernieuwd onderzoek doen. De onbeschreven paden bewandelen, op zoek naar de door mij onontdekte pareltjes van IJsland. Dat betekent voorafgaand aan een reis veel lezen, het internet afspeuren, en de mensen die je onderweg leert kennen grondig uithoren.

De mooiste plekjes van Snæfellsnes

We staan aan het begin van een rondje rondom Snæfellsnes. De eerste plek waar we vanaf Borgarnes stoppen is een plaats genaamd Gerðuberg. Een lange hoge rotswand opgebouwd uit basaltkolommen. Normaal gesproken parkeer ik de auto, en wandel vervolgens een stukje omhoog om dicht bij de wand te komen en daar gewapend met mijn camera plaatjes te schieten. Dit keer doe ik het anders. Ik sta met mijn rug tegen de auto geleund en speur de wand af naar de fotogenieke plekjes.

Mijn oog valt op die ene kolom, die enigszins uit het lood staat. Hoe oplettend ik normaal gesproken ook ben, ik kan me deze niet herinneren. Tijd dus om eens nader kennis te maken met deze pilaar die als enige een stap vooruit durfde te zetten.

Een kleine touringcar gevuld met nieuwe bezoekers van deze basaltwand is net op het parkeerterrein gestopt. Ik versnel mijn pas een beetje, want je weet dat zodra ze mij in het vizier krijgen, ze ook de dappere pilaar zullen zien en mijn kant in zullen komen. Sommige fotografen zweren bij de menselijke maat in het landschap zodat je kunt zien hoe groot iets is. Ik geloof daar niet in. Zo’n prachtig uitzicht met daarin zo’n storend knalrood, of fluorgeeljasje. Bovendien kan ik als fotograaf een mens in een landschap als een reus zo groot, of als een kaboutertje zo klein neerzetten, dat het ongeloofwaardig wordt. Hoe groot iets in werkelijkheid is laat ik graag aan de fantasie over van de beschouwer.

Ik heb mijn foto‘s geschoten voordat de eerste mensen ook maar de kans krijgen om mijn zorgvuldig gekozen compositie binnen te stappen.

Een lange rit naar Ytri Tunga

Vanaf Gerðuberg is het nog een behoorlijk stuk rijden naar Ýtri Tunga. Een plaats waar je vaak zeehonden kunt vinden. Na een lange rit komen we bij het strand aan waar geen zeehond zich laat zien. We speuren het rotsstrand af, maar de enige levende wezens die we te zien krijgen zijn meeuwen en mensen.

Al zijn er geen zeehonden te vinden, voor een fotograaf is er altijd wel iets wat zijn aandacht verdiend. We zijn nog niet eens heel ver van onze auto verwijderd als “mijn” aandacht naar een stukje door water en wind gecreëerde geulen wordt getrokken. Een stukje natuur dat zich mooi vast laat leggen, hoewel de lichtomstandigheden interessanter hadden gemogen. Ik kijk om me heen wat ik in mijn foto kan betrekken om het plaatje completer te maken. Dan zie ik dat ook de zon graag een rol wil spelen in mijn compositie. Speciaal voor dit moment heeft de zon een halo om zich heen getrokken. Qua belichting valt het nog even niet mee om de zaak goed te combineren, maar het eindresultaat lijkt me in combinatie met een beetje doordrukken en tegenhouden wel geslaagd.

Tevreden met mijn plaatjes ga ik bij Ans op een steen zitten welke we inrichten als tafeltje. Een mooiere plek voor een kop koffie en een boterham zullen we vandaag niet vinden. We zitten nog te genieten van het mooie uitzicht als een man met camera om zijn nek en rugzak op zijn rug naar ons toe komt gelopen. “Any seals?” vraagt hij. “No”, is ons antwoord, waarop de fotograaf zonder de mooie geulen met als decor een halo, over het hoofd ziet en verder gaat in zijn speurtocht naar de zeehonden. Ik ken het fenomeen, en had er vroeger en nu soms nog wel wat last van. Zo gefixeerd zijn op een onderwerp dat de rest van de omgeving je totaal ontgaat.

Ach, wie weet kom ik hier nog eens ooit terug en zie dan dingen die mij vandaag zijn ontgaan. Mijn eigen tunnelvisie blijft mij vaak verbazen.

Op naar het westen

We laten Ytri Tunga achter ons, en gaan op zoek naar het meest westelijke deel van Snæfellsnes, Öndverðarnes met zijn kleine vuurtorentje. Het zal bijna 20 jaar geleden zijn dat ik hier was, dus ik beschouw het als, nog niet door mij ontdekt. Als we de weg indraaien worden we eerst nog opgehouden door het strandje bij Skarðsvík. Via een moeilijke route klimmen we van gladde rots naar gladde rots naar beneden totdat we even later op het strand staan. Een mooi stukje goudgeel strand waar mooie blauwe golven keer op keer op stuk slaan. Langzaam wandelen we over het korte strand vlak langs de branding. Als we een rotspartij voorbijlopen zien we dat er een makkelijk vlonder pad ligt waarlangs we eenvoudig naar het strand hadden kunnen lopen. Onbewust hebben we een klein stukje avontuur toegevoegd aan onze wandeling.

Even later rijden we over een weg met vele kuilen naar Öndverðarnes met zijn vuurtorentje. Een leuk tussendoortje om even rond te hangen, maar door de regen een plek om niet al te lang te verblijven.  

We zijn niet zo ver van de zwarte kliffen van Svörtuloft, en de bijbehorende Skálasnagaviti vuurtoren. We rijden door een bijna surrealistisch landschap van zwarte ruw gevormde rotsen, en groene/bruine pollen gras. In de verte zien we de flanken van de Snaefellsjökull, de legendarische vulkaan waaraan Jules Verne de inspiratie haalde voor zijn boek: “naar het middelpunt van de aarde”. Door de laaghangende wolken is de wit besneeuwde top helaas niet zichtbaar.

De vuurtoren met twee namen

De knalgele vuurtoren Skálasnagaviti komt in zicht, en contrasteert enorm met zijn omgeving. De zwarte kliffen van Svörtuloft zijn net zo zwart, als de beroemde kliffen van Dover wit zijn. Vlak voor de vuurtoren die vanaf zee Svörtuloftviti wordt genoemd, ligt een kaap die je met een beetje fantasie in één adem zou kunnen noemen met zijn grote broer: “Kaap Dyrhólaey” in zuid IJsland. Met het felle tegenlicht is het geen eenvoudige opgave om de kliffen, de kaap of de vuurtoren mooi in beeld te brengen, maar na een half uurtje ben ik niet ontevreden met het resultaat.

Ik heb mijn camera net in mijn rugzak gestopt, en met veel moeite de rugzak weer over mijn schouder gegooid als de zon doorbreekt en een regenboog vormt boven de zwarte kliffen. De rugzak wordt weer neergezet, de camera gepakt, en foto’s geschoten.

Onderweg naar de auto herhaalt zich dit nog een keer, al is het dit keer niet voor een regenboog, maar voor mooi licht op de pekzwarte kliffen. Zonder om te kijken loop ik vervolgens naar de auto. Ik wil niet nog een keer in de verleiding worden gebracht de camera tevoorschijn te halen.

O ja momenten, op weg naar je bestemming

Een ander stukje IJslandse natuur waar ik 20 jaar geleden was, is de Svöðufoss. In mijn herinnering reden we over een zeer slechte gravelweg naar een kleine parkeerplaats vanwaar we de rest over modderige paadjes moesten wandelen. De slechte gravelweg is nu vervangen door een strak stuk asfalt, en de parkeerplaats is groot genoeg om wellicht 50 auto’s op kwijt te kunnen. Het doet een beetje afbreuk aan de beleving, en ik ben dan ook blij dat eenmaal het parkeerterrein voorbij we weer kunnen glibberen over modderige paadjes, en een weg over stapstenen moeten zoeken om een klein riviertje over te kunnen steken.

Net zoals we waarschijnlijk 20 jaar geleden ook hebben gedaan, lopen we te dicht naar de waterval vanwaar de schoonheid die we van afstand zagen uit het zicht verdwijnt. De ideale hoek om de waterval te fotograferen is ergens van midden in de rivier, en dat gaat mij net een brug te ver. Ik ga voor de tweede beste optie, en vind een plekje op een klein eilandje in de rivier vanwaar ik bijna het ideale standpunt bereik.

Terug naar Borgarnes

Rest ons nog de rit terug naar Borgarnes, al houd ik in mijn achterhoofd het idee aan om nog even te stoppen bij de iconische berg Kirkjufell. Het is al een heel eind schemerig als we aankomen bij de berg. Ik houd mijn blik gericht op de berg als ik plots hard op de rem moet voor een tiental mensen die hier op de weg lopen. Je mag hier 90 rijden, het is bijna donker, en die… lopen gewoon in donkere kleding op de weg. Mijn adrenaline levels schieten omhoog tezamen met mijn hartslag.

Door de vele regenval is het gebied, rondom de bij de berg behorende waterval helemaal ondergelopen met water. Net zoals de route naar de waterval, en de plekken rondom de waterval helemaal is volgelopen met mensen. De parkeerplaats is overstroomd door te veel auto’s, en mijn zin om hier nog wat foto’s te maken is tot 0 gereduceerd. Zonder te stoppen rijd ik door. Voor iemand die de menselijke maat in een landschap niet relevant vindt, staan er hier even een flink aantal mensen te veel. Voor mij is fotografie vooral een beleving, en die zou onder de huidige omstandigheden negatief zijn. Bovendien lonkt ons leuke huisje met onze baasjes, Hazeltje, Katja en Juultje.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *