Menu Sluiten

Een wandeling door het ruige Hengill gebergte

Uitzichten en bijzondere rotsformaties

Een smalle asfaltweg slingert zich door het Hengill gebergte. Met onze auto slingeren we lekker mee. Bij een parkeerplek twijfel ik even of we wel goed zitten. Het ligt op een andere plek dan in mijn herinnering. Even later, als ik verderop enkele herkenningspunten zie in het landschap, verdwijnt die twijfel.

De zon schijnt, en de hemel deelt gebroederlijk de blauwe lucht met vele schapenwolkjes. De eerste heuvel die we moeten trotseren, ziet eruit als iedere andere willekeurige heuvel in IJsland. Mooi om langs af te rijden, misschien leuk voor een fotomomentje, maar dan weer snel verder in de auto.

Wetend wat er achter die heuvel ligt, gaan wij de uitdaging aan. Een steil pad brengt ons snel op hoogte, en buiten adem. Maar het is zo de moeite waard. We genieten van het uitzicht, en vanaf sommige punten, zie je achter een uitgestrekte vlakte, in de verte Reykjavik liggen.

Natuur en tijd als beeldhouwers van het landschap

Na nog een paar korte kuitenbijtertjes staan we in een door erosie geteisterd, of moet ik zeggen: een door erosie, prachtig gebeeldhouwd landschap? Het uit vele lagen opgebouwde landschap, dat duidelijk is opgebouwd door vulkanisme spreekt tot de verbeelding. Het lastigst bij fotograferen is voor mij, om voorbij het bijzondere te zoeken naar interessante invalshoeken. Iets bijzonders fotograferen levert bijna altijd een boeiend plaatje op, maar blijft het een boeiend plaatje, of een bijzondere foto?

We lopen langs bijzondere sculpturen, kijken uit over bijzondere uitzichten en genieten van ieder moment. Het is alweer ruim elf jaar geleden dat ik hier voor het laats was. We genieten van de momenten van herkenning, maar ook van de plekken, die we ons of niet herinneren, of toch nieuw voor ons zijn.

De olifantenrots, een bijzondere sculptuur

Een rots die mij altijd is bijgebleven, is de olifantenrots. Op zijn IJslands zou dat iets van Fíla rokk zijn, maar ik ben er eigenlijk zeker van dat dit niet de naam is van de rots, als deze al een naam heeft. En als de rots een naam heeft, zal de naamgever er wellicht geen olifanten in gezien hebben. Ik zie er vier.

Een reden om terug te keren naar IJsland

Na de eerste kilometers in de wandeling lopen we vast. Waar het pad hoort te lopen ligt een dikke pak sneeuw. Dat hadden we in deze tijd van het jaar, eigenlijk niet meer verwacht. We bestuderen de situatie een beetje, en schatten in of we eigenlijk nog wel verder kunnen. We komen al snel tot de conclusie dat de route vervolgen, best risicovol is. We nemen een alternatieve route, wetend dat we wat mooie plekjes van de wandeling gaan missen, en we wat kilometers af zullen snijden. Het is niet anders. En hoewel het jammer is, hebben we voor onszelf alweer een reden gevonden om toch weer een keer terug te mogen keren naar IJsland.

 

Mijn publicatie "IJslandse Parels"

 

Mijn nieuwste publicatie over IJsland. Meer dan 100 toplocaties in IJsland die je gezien wilt hebben. Alle locaties zijn voorzien van de coördinaten voor je navigatie! 
IJslandse Parels is de perfecte voorbereiding voor je IJslandreis. 

Bestel het hier!

 

 

Heb je interesse in een fotografiereis? Kijk eens op mijn site voor het actuele aanbod. Klik Hier

Al mijn IJslandreizen zijn een samenwerking met:

IJslandtours
IJsland Tours, de specialist voor al uw IJsland reizen

Het einde van een fantastische reis

Aan onze reis in IJsland komt langzaam een eind. Waar we een paar weken terug nog het idee hadden dat ons verblijf in IJsland nog eindeloos zou duren komt nu het besef dat we binnenkort weer thuis zullen zijn. Een mix van gevoelens. Aan de ene kant is het goed en wil je graag naar huis, aan de andere kant wil je nog een periode van eindeloos blijven aan de reis toevoegen.

Vandaag doen we nog net alsof de reis eindeloos gaat duren. Sterker nog, het duurt eindeloos voordat we ons verblijf van afgelopen nacht kunnen verlaten. Een laag van bijna vijftien centimeter sneeuw heeft onze auto bedolven. Het heeft even tijd nodig voordat de auto ver genoeg sneeuwvrij is om te kunnen vertrekken.

We hoeven niet heel ver te gaan. Een waterval die we jaren geleden ooit op de verkeerde plek zochten ligt op ongeveer tien kilometer afstand van onze laatste accommodatie. Het bijzondere aan deze waterval is het warme badje dat vlak voor de waterval ligt. De auto ploegt moeiteloos door de vijftien centimeter sneeuw laag. De uitdaging ligt er in om op de weg te blijven. Door de sneeuwval is het verschil tussen weg en berm verdwenen. We weten tot het einde van de weg door te rijden en parkeren onze auto.

Warme badjes horen ook bij IJsland

Dit keer gaat er naast onze gebruikelijke spullen ook nog zwemkleding en handdoeken mee. De wind maakt het gemeen koud. Het is fijn om door de maagdelijke sneeuw te kunnen wandelen. Vandaag zijn wij de eerste bezoekers van deze waterval, en we hebben geen idee wat ons te wachten staat.  Een kwartiertje later staan we bij de waterval die mooier is dan ik me had kunnen voorstellen. Het water is licht blauwgroen van kleur en stort in witte slierten tussen een besneeuwd landschap in een diep zwarte rivier.

De fijne nevel die door de waterval wordt veroorzaakt hangt als fijne ijskristallen in de lucht. Een mooi schouwspel, maar voor een fotograaf ook een uitdaging. Ik ben meer bezig met het schoonpoetsen van de voorste lens op mijn camera dan het fotograferen. De 1/125ste van een seconde die ik nodig heb voor het maken van een foto, wordt me niet gegund. Na een flink aantal pogingen lukt het mij om een paar foto’s te schieten, zonder dat de lens van mijn camera bedekt is met honderden minuscule waterdruppeltjes.

De snijdende koude in combinatie met het idee dat er om de hoek een warm badje op ons wacht laat ons al snel weer doorlopen. Nu ben ik niet zo van de warme badjes, maar Ans vind het wel lekker. In mijn gedachten wisselen de beelden die ik graag wil gaan schieten zich al in rap tempo af. Terwijl Ans zich klaar maakt om het badje te betreden ga ik alvast wat foto’s schieten.

Als ik denk klaar te zijn met mijn foto’s loop ik terug naar het badje waar mijn zeemeermin zich al helemaal thuis voelt. Ik voel er niets voor om het water in te gaan. Ik heb al zo’n idee hoe het voelt als je er weer uit moet. De snijdende wind is niet bepaald een motivator. Voor Ans pakt dit goed uit, want als zij uit het water stapt kan ik haar helpen met afdrogen en fungeren als een windscherm. We lopen nog even terug naar de waterval. Ik daal een klein stukje af voor een mooiere foto en kan weer terug vallen in de routine van lens poetsen, foto maken, controleren en opnieuw beginnen.

 

IJsland, het land van de spectaculaire luchten

We lopen weer terug naar de auto en vervolgen onze weg naar het westen. IJsland is ook een land van de wonderbaarlijke luchten en het daarbij behorende licht. Terwijl donkere wolken achter ons zich samenpakken, wordt de voorgrond door de zon beschenen. Een prachtig warm licht. Helaas is het druk op de besneeuwde en gladde weg. Stoppen behoort niet tot de opties, dus geniet ik van het uitzicht vanuit de warmte van onze auto. Een automobilist die niet al te ver voor mij rijd denkt daar blijkbaar anders over. Op de hoofdweg zet hij gewoon zijn auto plotseling stil. Een levensgevaarlijke manoeuvre van deze idioot. We kunnen hem nog net ontwijken. In mijn spiegels zie ik hoe de chauffeur bewapend met zijn camera uitstapt en doodleuk wat foto’s begint te schieten.

 

Wij nemen een paar kilometer verderop de afslag naar de kloof Kolugljufur waarin de waterval Kolufossar ligt. Hier is verder niemand en kunnen wij onze auto veilig aan de kant zetten. Met aan de ene kant het fantastische licht, en aan de andere kant een aantal mooie paardjes heb ik weer inspiratie genoeg voor een aantal foto’s.

De Kolugljufur kun je vanaf twee verschillende wegen, die in een V vorm bij elkaar komen bereiken. Deze twee wegen komen ongeveer twee kilometer voor de kloof bijeen, en vanaf daar rijd je dan over één weg verder. Van een afstandje zien we een auto op de andere weg wel erg langzaam rijden en vaak stilstaan.

Als wij al lang bij de waterval aan het fotograferen zijn komt deze wagen nog steeds in hetzelfde tempo aanrijden. Vlak voor de parkeerplaats stappen een aantal Aziatisch uitziende jongens uit. Ze lopen naar de plek waar wij onze auto hebben geparkeerd en beginnen op de grond te stampen. Nieuwsgierig vragen wij ze naar het waarom van deze actie. Ze zijn blijkbaar ongerust over de ondergrond en zijn bang dat ze er met de wagen inzakken. Zou het dan toch waar zijn dat veel Aziaten hun rijbewijs halen in een simulator, en dat dit de eerste keer is dat ze op de harde weg rijden?

 

 

Hvítserkur (Withemd)

Het is al tegen zonsondergang als we aankomen bij Hvítserkur. Volgens overleveringen een versteende trol, maar vaak aangeduid als de dinosaurus. Door de gladheid is de weg naar beneden niet echt eenvoudig, maar we weten het strand te bereiken. Het water staat erg laag waardoor je helemaal om het “beest” heen kunt lopen. De meeste keren dat ik hier kwam stond hij minimaal tot zijn knieën in het water. Nu heeft hij veel ruimte om zich heen en nemen we rustig de tijd om de mooiste plekjes te vinden waarvandaan je hem fotograferen kunt. De besneeuwde bergen en enigszins roze/oranje kleurende wolkenlucht maken het net weer een beetje mooier.

Het is al donker als we aankomen in plaatsje Hvammstangi, waar we nog een overnachting hebben op een mooie plek met uitzicht op het Miðfjörður.

Afsluiting

Morgen wordt de dag van de bezoekjes. We hebben wat afspraken langs de route naar en in Reykjavík. Onderweg gaan we verder niet meer stoppen. We komen iets voor vijf uur aan in Reykjavík, waar we ons appartement voor de komende twee nachten hebben geboekt.

Een van de dingen die ik echt nog eens wil fotograferen is de Imagine Peace Tower. De toren van licht wordt ieder jaar op negen oktober ontstoken ter nagedachtenis aan John Lennon. Tot acht december, de sterfdag van John Lennon, straalt het blauwe licht van één uur na zonsondergang tot middernacht.

De omstandigheden om de toren te fotograferen zijn niet ideaal. Er is teveel omgevingslicht waardoor de straal er een beetje flets bijstaat. Het fletse licht wordt meer dan goedgemaakt door het plotselinge verschijnen van de Aurora Borealis.

De halve marathon van Reykjavík

Op de allerlaatste dag van onze reis in IJsland loopt Ans de herfst Marathon van Reykjavík. Ondanks een blessure die Ans opliep voor de vakantie, waardoor ze in IJsland verschillende keren heeft moeten trainen (wat ze geen straf vond) finisht ze in een tijd waarover ze best tevreden is. Omdat ik in de tijd dat ze loopt toch niets te doen heb loop ik rond met mijn camera en help daarmee de organisatie aan een flink aantal foto’s van de deelnemers die ik bij het keerpunt tref.

Morgen nog de vlucht naar huis, en daarmee komt een eind aan deze bijzondere reis waarin we veel leuke mensen mochten ontmoeten, oude bekenden opzochten, nieuwe gebieden konden verkennen en enorm hebben genoten. En nu? Plannen maken voor onze volgende reis natuurlijk!

Staat IJsland ook op jouw verlanglijstje? Kijk dan eens op de voorpagina van deze site, en ga mee van 2 tot en met 10 maart 2019 naar het mooie winterse IJsland. Een fotografie reis waarbij we overdag de mooiste stukjes IJsland aan de zuidzijde bezoeken, en in de avonduren op zoek gaan naar de Aurora Borealis, beter bekend als het Noorderlicht.

 

 

 

Gaan we het halen, of…

Het hele jaar door, maar natuurlijk extra in de periode dat de nachten langer worden, is reizen in IJsland nooit vanzelfsprekend. Er zijn veel verschillende oorzaken die roet in “je” eten kunnen gooien. Zo nu en dan krijg je bijvoorbeeld een Jökulhlaup, waarbij een enorme hoeveelheid water van onder een gletsjer weet te ontsnappen en zo delen van de weg of een brug in hun niets ontziende stroom meeneemt. Soms laat een vulkaan een boertje, wakkert de wind aan tot stormkracht of wordt half IJsland geteisterd door sneeuw en ijs. Reizen in IJsland vraagt aan de reiziger soms wat flexibiliteit.

Zo wist ik al in de eerste week dat ik in IJsland was dat veel van mijn plannen niet door konden gaan. Hevige regen en sneeuwval was voor de wegbeheerders voldoende reden om veel wegen in het binnenland af te sluiten. Als in oktober de wegen worden afgesloten wordt de kans erg klein dat ze dat jaar nog opengaan. Meestal wordt dat begin juni van het volgende jaar. Tegen beter weten in keek ik nog regelmatig op de website waarop de informatie hierover te vinden is, en steeds zag ik hetzelfde beeld. Alle wegen naar het binnenland waren rood gemarkeerd. Rood staat voor “afgesloten”.

De weg naar misschien wel de mooiste waterval van IJsland, de F26, beter bekend als de Sprengisandur, en de weg die langs de Aldeyjarfoss leidt hoorde daar ook bij. De internetkaarten van de wegbeheerders zijn niet zo gedetailleerd dat je de afsluitlocatie precies kunt aanduiden. Neem je de afslag, en rijd je 42 kilometer om erachter te komen dat je nog vijf kilometer moet wandelen, of geef je het aan het begin maar vast op?

Doen we het, of doen we het niet?

Na even stil te hebben gestaan bij de Goðafoss, een waterval die dezelfde bron, heeft als de Aldeyjarfoss, de rivier Skjálfandafljót, nemen we het risico. En eerlijk is eerlijk, op de spanning na of de weg nu open of dicht is, is het geen straf om de route te rijden. Hoewel ik in IJsland bijna blindelings naar de volgende locatie kan rijden, laat ik TomTom altijd even meekijken, al is het maar om te weten hoeveel kilometer ik nog voor de boeg heb.

Ik ben erg verbaasd als deze mij na ongeveer twintig kilometer een brug over wil sturen. Ik weet toch zeker dat ik aan de oostzijde van de rivier moet blijven, maar tomtom zegt… Ik ben niet zo heel moeilijk aan het twijfelen te brengen, maar ik besluit toch mijn eigen weg te volgen. Tomtom blijft de rest van de weg volhouden dat ik om moet draaien en voegt steeds enkele kilometers toe aan de af te leggen route. Ik breng de Tomtom tot zwijgen en rijd stug door.

Hoewel je de weg gewoon moet blijven volgen weet ik dat je even moet opletten. Als je de weg namelijk echt blijft volgen rijd je bij de juiste afslag gewoon het erf van een boerderij op. Als je dat weet, en je blijft bij de les kan het niet misgaan.

Een flinke wandeling wacht ons. Of niet?

Bij de afslag aangekomen zie ik ver beneden ons een brug. Dit is de plek waar ik verwacht dat de weg is afgesloten. Een geparkeerde auto even voorbij de brug bevestigd mijn vermoeden. Dat wordt nog een behoorlijk stuk lopen. Bij de geparkeerde auto aangekomen wordt de door mijn vermoedde bevestiging ontkracht. Geen afgesloten weg, we kunnen gewoon verder.

Niet veel later zetten we de auto vlak bij de Aldeyjarfoss stil. Voor ik uitstap kan ik het niet laten mijn Tomtom nog even aan te zetten. Ik spreek mijn tomtom vermandend toe: “zie je nu wel”, en zet haar weer uit. Ik weet niet of mijn Tomtom mannelijk of vrouwelijk is, maar ik heb hem ingesteld met een vrouwenstem omdat ik nu eenmaal beter met vrouwen dan met mannen kan communiceren.

De mooiste patronen in water, rots en lucht

Het is niet de eerste keer dat ik bij de Aldeyjarfoss stond, maar dit keer is hij echt prachtig. Het water heeft net de juiste cadans om perfecte cirkels met een mooie onderlinge afstand in het water te tekenen. Krachtig, met de juiste tussenposen lijkt het water schoksgewijs neer te komen. Ruig vulkanisch gesteente afgewisseld door perfect gepositioneerde kolommen van basalt scheppen mooie patronen die nog eeuwen stand gaan houden. De patronen in de wolken blijven bestaan tot een veranderende wind anders besluit. De patronen in het blauwgroene water… Een keer knipperen met je ogen, en ze zijn weer anders.

 

De Hrafnabjargafoss

Hoe ver kan het nog zijn tot aan de Hrafnabjargafoss? Hemelsbreed is het slechts 2,5 kilometer. Nu we toch hier zijn willen we ook deze waterval gaan bewonderen. De waterval staat al langer op mijn lijstje. De exacte afstand naar de Hrafnabjargafoss weet ik zo niet, maar ik hoop alleen maar dat de weg tot aan deze waterval open is. Na een paar kilometer zie ik een bord met daarop de naam van de waterval. Rechtdoor is de weg afgesloten. Hier eindigt de route voor de komende tijd, maar wij slaan linksaf en rijden over een nogal onduidelijke weg steeds dichter naar de waterval.

De laatste twee of driehonderd meter gaan we te voet verder. Bijna onzichtbaar voor onze ogen heeft een flinterdunlaagje ijs zich aan de rotsen vastgezet en daardoor een bijna onneembare hindernis opgeworpen. Voor de mooiste foto’s zal ik gebruik moeten maken van de crampons. Ans loopt even terug naar de auto om ze te halen, en ik begin alvast met het maken van wat foto’s.

Even later bind ik de crampons onder mijn schoenen en kan ik de gladde rotsen, nog steeds met het in acht nemen van de grootste voorzichtigheid, beklimmen. Ik ben eens een keer wat overmoedig geweest, en heb daar wijze lessen uitgetrokken. Nadenkend bij iedere stap vind ik een goed standpunt voor het maken van wat plaatjes. Natuurlijk blijft het mooiste standpunt toch onbereikbaar, maar ik wil geen risico nemen en beperk me tot de plaatsen waar ik mezelf veilig acht.

We lopen nog een klein stukje stroomafwaarts langs de Skjálfandafljót waar nog tal van fotogenieke plekjes te vinden. Wachtend op de juiste omstandigheden en het juiste licht zou je hier een hele week kunnen houden. Daarbij zou je steeds weer nieuwe invalshoeken ontdekken en thuis kunnen komen met talloze foto’s van deze bijzondere rivier met zijn watervallen. Nu beperken we ons tot wat de dag ons aanbiedt, en dat is meer dan ik me kon wensen.

En vergeet de details niet…

De oostzijde heeft de voorkeur

We rijden verder naar het noorden. De dagen worden snel korter, de temperaturen lager. De winter staat om de hoek, klaar om toe te slaan. De winter heeft deze dag uitgekozen voor een eerste slag. In de bermen ligt al een dun laagje opgewaaide sneeuw. Wolken drijven langzaam voor de zon, en bij iedere kilometer die we afleggen wordt het landschap witter.

Er volgen vele kilometers waar de ruitenwissers zachtjes de sneeuwvlokken van de ramen schuiven, de verwarming zachtjes warme lucht de cabine in blaast en de motor van onze auto slechts zachtjes ronkt. Muziek van de IJslandse band Sigur Rós klinkt op bijpassend geluidsniveau door de auto. De wereld om ons heen wordt kleiner en kleiner.

Hoe graag zou ik stoppen om foto’s te maken van dit serene landschap, maar het ontbreken van geschikte uitwijkmogelijkheden of parkeerplaatsen laten mij doorrijden. Ik sla de beelden op in mijn geheugen, al weet ik dat in mijn herinneringen deze beelden met de jaren alleen maar mooier zullen worden, want dat is wat onze hersenen doen met herinneringen. Als ik niet stop om foto’s te maken zal mijn geheugen me over enkele jaren proberen wijs te maken dat de sneeuw in alle kleuren van de regenboog rondom ons heen neerdwarrelde.

Het duurt lang, of in ieder geval lijkt het lang te duren voordat ik een parkeerplaats vind waar ik mijn eerste echte winterplaatjes kan schieten. Mijn schoenen zakken weg in een twintig centimeter dikke  laag, witte poedersneeuw. Het is koud, maar niet te koud, het waait, maar niet te hard, het sneeuwt maar wel zachtjes, ik geniet, maar wel enorm. Rondom ons is de wereld ontdaan van alle kleur. De wereld is wit met hier en daar een accentje zwart.

Als we verder rijden wordt het zicht langzaam beter. De wereld om ons heen groeit, en de zon priemt zo nu en dan tussen de wolken door. Donkere wolken, met een potentieel voor veel neerslag zorgen  voor grote contrasten met het witte sneeuwlandschap. We rijden door een bijzonder landschap. Waar we kunnen zetten we de auto even aan de kant, soms om wat langer om ons heen te kijken, en soms om ook snel een paar foto’s te kunnen schieten.

 

De weg aan de oostzijde van de waterval Dettifoss, is afgesloten. We steken de brug die over de Jökulsá á Fjöllum gaat over, en nemen een paar kilometer verderop de afslag die naar de westzijde van deze imposante waterval leidt. Ik heb het nooit begrepen. De Dettifoss is alleen goed in al zijn kracht vanaf de oostzijde zichtbaar. De nevel die deze waterval in zijn 44 meter diepe val opstuwt waait in 95% van de tijd naar de westzijde. Toch heeft de regering van IJsland ervoor gekozen om de weg aan de westzijde te asfalteren, en de weg aan de oostzijde, een gravelweg niet of bijna niet meer te onderhouden. Ik heb ooit vernomen dat hier wat geld onder de tafel is doorgeschoven om voor deze onlogische variant te kiezen.

Voor mij hoeft de wandeling naar de Dettifoss dan ook niet zo nodig. Anderhalve kilometer stroomopwaarts ligt nog een andere waterval, de Selfoss. Voor deze waterval maakt het niet zo heel veel uit van welke zijde je hem benaderd. Beide zijden zijn mooi en bijzonder fotogeniek. Bij deze waterval komt over een lengte van enkele honderden meters op verschillende plekken het water over een 11 meter hoge wand naar beneden gestroomd.

Dit keer is het anders. Alleen over de eerste honderd meter stroomt water naar beneden. De rest staat droog. In eerste instantie valt me dat wat tegen, maar als ik iets langer blijf kijken zie ik toch wel mogelijkheden voor “andere” foto’s. Plekken waar je normaal gesproken niet kunt komen zijn nu makkelijk toegankelijk. Ik loop even rond, maak wat opnames die ik bij het terugkijken toch afkeur of in ieder geval niet bijzonder genoeg vind. Na een tijdje vind ik mijn plekje. Oke, mijn statief staat half in het water, en om mijn voeten droog te houden staan ze ongeveer een meter uit elkaar wat niet echt stabiel aanvoelt. Maar bij het kijken door de zoeker weet ik dat ik nu goed zit. Dit worden de opnamen waar ik later nog met plezier naar zal terugkijken.

Tevreden lopen we terug richting parkeerplaats. Halverwege draai ik me nog even om. Meestal resulteert zo’n laatste blik terug er altijd in dat ik mijn camera toch nog een keer tevoorschijn halen moet. De droge wand waar anders het water overheen stroomt verdient een eigen foto. Zelden heb je zo’n mooi zicht op het achterste deel van de waterval. Een voor mij unieke ervaring die ik vast moet leggen. Ik ben ook enorm gecharmeerd van de wolkenlucht en het licht achter de waterval en gun mezelf de tijd om van deze combinatie ook wat foto’s te maken.

Omdat we toch dichtbij zijn lopen we toch maar even naar de Dettifoss. Ik had dat beter niet kunnen doen, want het zicht maakt me alleen maar melancholischer. Ik verlang terug naar de tijd dat je hier naar beneden kon wandelen over een slecht modderspoor waarbij je zo dichtbij de waterval kon komen dat je je bijna één voelde worden met het watergeweld. Het modderpaadje is vervangen door een metalen trap met antislip treden en een leuning. Voor de trap hangt een geel/wit lint met daaraan een bordje dat de trap gesloten is. Waar is de tijd gebleven dat je zelf je risico maar moest inschatten of je naar beneden wilde wandelen, en hoe dicht je dan bij de rand wilde komen. Nu wordt er voor ons besloten. Tot hier en niet verder.

Een strak uit hout en metaal opgebouwd wandelpad hoog boven, en ver van de waterval is het enige wat nu nog rest om de waterval van uit een verkeerde hoek te kunnen bekijken. Nee, de Oostzijde heeft de voorkeur.

Zonder mijn camera tevoorschijn te halen draaien we weg van het platform. Terwijl mijn humeur ongelijk evenredig is gedaald ten opzichte van mijn onbegrip over dit westelijk uitzichtpunt, wandelen we terug naar de auto. De wind en de wolken hebben ter compensatie voor mijn melancholische bui, een mooi uitzicht voor ons samengesteld.

De camera komt weer tevoorschijn, net zoals een lach op mijn gezicht.

De mooiste basalt canyon van IJsland…

We vissen meer en meer kledinglaagjes uit onze kofferbak. Vanuit de warme auto zou je niet vermoeden dat er buiten zo´n koude wind staat. Het is niet fijn om te koud gekleed, aan een wandeling te beginnen, maar te warm vind ik nog vele malen erger. Toch gaat de complete wintergarderobe vandaag mee. De summiere informatie die ik heb kunnen vinden over deze wandeling geeft globaal een afstand, en globaal een locatie. Het gegeven dat de wandeling acht kilometer lang is geeft ook geen houvast omdat we niet konden achterhalen of dat enkele reis is of retour. De enige informatie waar we iets aan hebben is dat je ongeveer zeven á acht uur voor de wandeling uit moet trekken.

In deze tijd van het jaar hebben we ongeveer negen uur daglicht waarvan er al twee om zijn als we bij de start van de wandeling aankomen. Het is natuurlijk niet meteen aardedonker als de zon achter de horizon verdwijnt, zodat we nog anderhalf tot twee uur schemering kunnen optellen bij de tijd die we hebben om terug bij het startpunt te zijn.

De kans om te verdwalen is niet zo heel groot, we lopen in het dal van de gletsjerrivier, Jökuldalur. Zolang we de rivier onder in het dal blijven volgen lopen we niet verkeerd, hooguit te ver.

De basalt kolommen vallei

We zijn onderweg naar de Stuðlagil, wat vertaald naar het Nederlands “Basalt kolommen vallei” betekend. Door de bouw van een waterkrachtcentrale, “Kárahnjúkavirkjun” is de eens woeste en daardoor beruchte rivier Jökulsá á Brú veranderd in een vriendelijk stroompje, dat wordt gevoed door kleinere rivieren en regenwater uit de omliggende bergen. Door het dalen van het waterpeil kwam een schitterende vallei met basaltkolommen tevoorschijn.

Enigszins opgewonden beginnen we aan de wandeling. De verwachtingen zijn hoog, en dan kan het eigenlijk alleen maar tegenvallen. De enige auto op de parkeerplaats is die van ons, en dat kan ik niet goed begrijpen. Voor mij moet dit zo ongeveer het hoogtepunt van deze IJsland reis zijn, en ik kan me bijna niet voorstellen dat er vandaag niemand anders is die ook op het idee is gekomen deze plek te bezoeken.

Bij de boerderij Klaustursel steken we de brug over en slaan meteen rechts af op de weg die de rivier volgt. Zo nu en dan moeten we over een hek klimmen dat hier duidelijk is bedoeld om de schapen aan de andere kant te houden, en niet om wandelaars te ontmoedigen. Het ontmoedigen is meer toebedeeld aan de koude wind die ons dwingt de mutsen ver over de oren te trekken, en mond en neus diep in de das te duwen.

Zoeken naar de juiste locatie

Er is niets wat ons ook maar enigszins de goede richting in stuurt. Geen bordjes en geen paaltjes. We volgen de canyon, die een paar honderd meter rechts van ons ligt en proberen een glimp op te vangen van basalt kolommen. Door voorbereidingen weet ik dat er maar één plek is waar je in de canyon kunt afdalen. Waar die plek is werd niet verteld.

Ik houd de steile wanden van de canyon goed in de gaten. Ik ben te bang dat we anders de afdalingsplek zullen missen. Als je de canyon goed volgt is er maar één logische plek waar je kunt afdalen. We lopen er dan ook in een keer naar toe. Even later staan we in de canyon. Ik kan bijna niet geloven wat ik zie. Nog nooit zag ik zoveel basalt structuren op zo’n korte afstand bij elkaar. Waar ik ook kijk, alles is interessant en fotogeniek. Teveel om te fotograferen voor één fotograaf. Dat maakt me niet moedeloos, dat maakt mij gelukkig.

Mooi maar glad

Voortbewegen door de canyon is nog een uitdaging. Het heeft vannacht gevroren, en alle stenen, alle afdalingen zijn bedekt met een flinterdunlaagje helder ijs. Je ziet het bijna niet, maar het is wel spekglad. Langzaam schuifelend werk ik mezelf door de canyon naar de mooiste plekjes.

Ik kan niet overal komen. Soms zijn de risico’s te groot om nog een stapje verder te gaan. Zo nu en dan moet ik al op handen en voeten als ik net die extra stap wil zetten.

Ik kan niet stoppen met het maken van foto’s. Soms maak ik een foto, die vind ik dan zo mooi dat ik hem nog een keer maak. Ja, ik weet het. Een rare tik die ik over heb gehouden uit de film en dia tijd. Stel je voor dat zo’n dia of negatief net beschadigd is, dan kan het geen kwaad om er nog een te hebben.

Te weinig tijd voor teveel foto momenten. Toch moet ik even stoppen en gaan we even een stukje lopen. Ik ben redelijk in beweging, maar Ans die toch vooral wacht tot ik weer eens fotografisch bevredigd ben heeft het ijskoud. We lopen ons even warm buiten de canyon, maar keren dan weer terug en dalen opnieuw af

 

We gaan nu de andere kant in. Ondertussen is ook de zon flink gaan schijnen, en dat levert op een andere manier weer prachtige plaatjes op. Vooral het groene water springt er mooi uit. Als we op het verste punt in de canyon zijn, en dan bedoel ik het punt waar je niet verder kunt zonder minimaal kniediep door het water te moeten waden, keren we om. Als we ons omdraaien kijken we tegen een hele donkere lucht aan. Zo’n lucht waar of heel veel water, sneeuw of hagel uit kan vallen. Even later dwarrelen de witte watjes vrolijk om ons heen. Van zonneschijn naar sneeuw binnen een paar minuten. We zullen wel in IJsland zijn.

De terugweg met natte voeten

Het wordt ook zo langzaam aan tijd om de canyon te verlaten. We moeten nog vier kilometer terugwandelen en doen dit bij voorkeur toch bij daglicht. Na twee kilometer stoppen we nog even bij de Stuðlafoss. De basaltkolommen waterval dus. Op de heenweg stopte we hier ook voor korte tijd, en hoewel de waterval zeker enorm fotogeniek was, was ik toch te gretig om de canyon te zien en gingen we in mijn optiek snel verder. (Mijn optiek is niet gelijk aan die van Ans).

Het voordeel is dat er nu aanzienlijk meer water door de waterval stroomt. Het nadeel is dat de stapstenen om naar de overkant te komen gedeeltelijk onder water liggen. Terwijl Ans twijfelt om van steen naar steen te stappen maak ik eerst wat foto’s en stap dan naar de overkant. Ans twijfelt nog steeds, en ik doe mijn best om haar daarmee voor de gek te houden. Als ik dan voor de derde keer over de stapstenen loop, mis ik plotseling ook een paar stenen. In een paar minuten tijd is het water nog eens minstens 10 centimeter gestegen.

Ik maan Ans om nu echt haast te maken voordat het water nog verder stijgt. Het stijgende water geeft Ans vleugels, en hoewel niet met droge voeten, staat ze nu snel aan de goede kant van het water en kunnen we de laatste twee kilometer terugwandelen naar de auto, waar droge sokken op haar wachten.

Met de verwarming van de auto op de hoogste stand rijden we niet veel later terug naar ons huisje Ásgeirsstaðir terwijl de sneeuw de weg, witter en witter kleurt.

Stuðlagil

Van 1 mei tot en met 10 juni broed hier de Kleine rietgans, (Anser brachyrhynchus). In deze tijd wordt je vriendelijk verzocht het gebied niet te betreden.

Langs de Oostfjorden

De dagen in IJsland worden al snel korter. De winter is in aantocht en snoept iedere dag enkele minuten weg van de dag, en schenkt ze aan de nacht. Als het bewolkt is, of de kans op noorderlicht minimaal liggen we voor onze begrippen vroeg op bed. In het donker zitten we dan al aan het ontbijt, en bij het eerste daglicht zijn we weer op pad.

We willen als eerste naar de tot de verbeelding sprekende Vestrahorn rijden. Bij de afslag naar deze prachtig gelegen bergrug blijft mijn richtingaanwijzer uit, en houd ik het stuur recht. De bewolking hangt zo laag dat het weinig zin heeft hier af te slaan. De plannen die je maakt voor een rondreis in IJsland dienen alleen als richtlijn. Je weet van tevoren dat je niet alles gaat halen. Of je komt op een plek waar het zo mooi is dat je onbewust veel langer blijft dan je had gedacht, of je regent op diezelfde plek weg, en staat al vroeg in de middag bij je volgende accommodatie.

De oostfjorden van IJsland

De Vestrahorn zal voor een andere keer zijn. We rijden de tunnel in, en verlaten daarmee de zuidkust van IJsland en rijden naar de Oostfjorden. Een mooi maar door velen enorm ondergewaardeerd stuk IJsland. Komende vanaf de spectaculaire zuidkust, rijdend op de doorgaande weg valt er niet veel te beleven in dit deel van IJsland. Geen spectaculaire watervallen en geen gletsjers. De meeste reisgidsen gebruiken de Oostfjorden enkel als doorvoer van zuid naar noord. Jammer, want er is veel te zien en te beleven.

Onlangs kreeg ik nog een tip van een mooi stukje IJsland op slechts een paar kilometer voorbij de tunnel waar we zojuist doorheen reden. Als je weet waar je moet kijken is de Skutafoss, de waterval van de tip makkelijk vanaf de hoofdweg te zien. Een paar honderd meter met de auto, en dan nog een paar honderd meter te voet is alles wat nodig is om de waterval aan te kunnen raken.

Als wij er aankomen regent het een beetje. We wachten de ergste regen even af, en beginnen dat aan die laatste drie of vierhonderd meter. Niet zichtbaar vanaf de weg is een door de natuur gevormd afdak waaronder je prima kunt schuilen. Thuis had ik al op de kaart gekeken en plannen gemaakt om de rivier voorbij de waterval nog een stuk stroomopwaarts te volgen. Die plannen moet/wil ik vanwege de regen bijstellen. De waterval op zich is al een traktatie, en verder lopen door het zompige veen is niet erg uitnodigend.

Een nat pak is een kwestie van minuten

Als we teruglopen naar de auto wakkert de wind even aan, en komt de regen plots met bakken uit de hemel. Mijn broek, die waterafstotend maar niet waterdicht is kan al dat water en windgeweld niet aan zodat ik even later voor de eerste keer deze dag, nattigheid voel. Ans is beter tegen dit watergeweld opgewassen. Het hemelwater rolt zo van haar broek af.

In de auto gaat al snel de verwarming naar de hoogste stand, net zoals de stoelverwarming.  Met het langzaam opdrogen van mijn broek komt mijn humeur ook weer in de betere zone. Dat de wolken steeds meer plaats maken voor een stukje blauwe lucht werkt ook mee.

We stoppen bij een plek die ik ooit heb leren kennen als Hlaupgeiri al ben ik er nooit achter gekomen of deze naam wel klopt. Het is één van de plaatsen waar ik graag stop en die hoewel niet spectaculair, voor mij een stukje van de charme van de oost fjordenkust betekend. Een pilaar staand op de grens van eb en vloed en die bij storm of springvloed wordt geteisterd door hevige golfslag.

Tussen eb en vloed

De golven slaan zo nu en dan woest tegen de pilaar en waaieren breed uit over het pekzwarte strand. Als we naar beneden lopen trek ik, wijs geworden van mijn ervaring bij de Skutafoss mijn regenbroek aan. Ik loop even over het strand om “de” positie in te nemen vanwaar ik verwacht “mijn foto” te kunnen maken. Dat is, hoe kan het ook anders iets voorbij de grens van eb en vloed. Ik wacht op de perfecte golf. Die moet dan zowel tegen de pilaar aan slaan, als een mooi wit spoor over het strand trekken. Soms heb ik mijn “perfecte plaatje” bijna gemaakt als blijkt dat mijn statief, tijdens de opname, iets is verzakt in het zwarte zand doordat het water net iets hoger kwam dan ik had verwacht. Mijn concentratie, of beter gezegd fixatie neemt toe. Nauwkeurig observeer ik de golven, tel af tot het moment van impact en druk af als ik denk dat dit het juiste moment is. Door mijn concentratie op de pilaar vergeet ik even dat er ook golven achter mij het strand oprollen. Het is dan ook onvermijdelijk dat ik even later vergeefs probeer weg te rennen van het water dat mij allang in zijn greep heeft. Gretig neemt het water alle open ruimte in mijn schoenen in. Als het water weer terugtrekt naar de zee, of simpelweg wegzakt in het zwarte strand is het kwaad geschiet. Met een klotsend geluid bij iedere stap die ik zet ga ik eigenwijs en koppig terug naar de grens tussen eb en vloed. Een paar natte voeten en schoenen is blijkbaar de prijs die ik moet betalen voor het “perfecte plaatje”.

Onderweg naar “The Middle of Nowhere”

Als ik denk dat het perfecte plaatje is geschoten, en er weer donkere wolken voor de zon schuiven wordt het tijd om terug naar de auto te lopen. Een klein watervalletje dat hier van een steile klif stroomt vormt nog een mooie voorgrond voor de dreigende luchten die nu de hemel domineren.

Onderweg naar onze volgende accommodatie, Ásgeirsstaðir, niet ver van de stad Egilstaðir stoppen we tussen twee buien door nog even bij fossardalur. Een mooie waterval die vanaf de doorgaande weg niet zichtbaar en daardoor weinig populair is. De reizigers moesten eens weten wat hier op slechts een kleine 200 meter van de doorgaande weg ligt.

Nog net voor het donker, komen we aan bij Ásgeirsstaðir, onze bungalow voor de komende twee nachten. Het ligt een paar kilometer ten oosten van Egilstaðir op een plek die je zo zou kunnen omschrijven als “the middle of nowhere”. Het is voor ons een mooie uitvalsbasis voor de wandeling van morgen, waar ik me al een paar weken enorm op verheug…

Onbekend maar niet onbemind

17 Dagen geleden stond ik hier ook. 17 dagen en ik ken het niet terug. Ik sta nu op precies dezelfde plek, maar in een totaal ander landschap. Waar een dun laagje ijs de ijsbergen in hun greep leken te houden, waar de hemel in de maagdelijke witte sneeuw blauw reflecteerde, en de bergtoppen door diezelfde sneeuw van al hun kleuren waren ontdaan.

Het waarschuwingsbord, voor aan de weg, dat aangaf dat het hier om een track voor enkel vierwiel aangedreven auto’s ging leek nu ook logischer. Waar ik de vorige keer nog over een rotsige weg eenvoudig tot aan de gletsjer kon geraken moesten nu diepe geulen met snelstromend water worden getrotseerd. Het water stroomt hier nu eenmaal niet door een geul, maar zoekt steeds opnieuw de makkelijkste weg naar de zee. Soms is die makkelijkste weg, “de” weg, en zo nu en dan steekt het water de weg over waardoor diepe geulen ontstaan.

Het eenvoudige autoritje van de vorige keer, was nu een klein avontuur. We parkeren de auto en nemen dan de laatste heuvel te voet. Vol verwachting klimmen we naar boven. Met het uitzicht van 17 dagen geleden in mijn gedachten is de aankomst bij de top van de heuvel een tegenvaller. Ik had veel ijsbergen, bijna op grijpafstand verwacht, maar het meer is vrijwel leeg.

Een verschil in verwachtingen

Mijn “Oooh” van teleurstelling wordt overstemd door de “Oooh” van fascinatie die Ans uitstoot. Zo zie je maar dat fascinatie of teleurstelling ook een gevolg is van je verwachtingspatroon. 

Alle ijsbergen zijn door de wind tot achter tegen de gletsjer aan geblazen. Diezelfde wind zorgt voor een rimpelig wateroppervlak dat ervan bovenaf wat bruinig uitziet. Als ik een beetje ben bijgekomen van mijn teleurstelling, en Ans lang genoeg heeft genoten van het uitzicht lopen we de heuvel af naar de rand van het meer.

Tijdens onze wandeling is de zon sterker doorgekomen, is de wind gaan liggen en is het rimpelige water langzaam tot rust aan het komen. Langzaam worden spiegelingen van de bergen en de gletsjer strakker in het water weergegeven. Het geeft een constante stroom van Kodak momentjes die steeds mooier worden.

Ik kan de verleiding niet weerstaan om even een stukje het water in te lopen om op die manier de illusie te wekken dat ik kan lopen op het water.

Als de wind na een tijdje de spiegeling aan diggelen blaast wordt het tijd voor ons om weer verder te gaan. Er zijn nog meer gletsjertongen die vandaag gezien moeten worden. Vorige keer zag ik een bordje met een mooie wandelroute bij de Heinabergsjökull. Een wandeling van ongeveer 14 kilometer die voor het restant van deze dag waarschijnlijk te lang is, maar we gaan voor de wandeling, niet voor het einddoel.

Het terugrijden naar de hoofdweg is nog wat lastiger. Ik heb het idee dat het water enigszins is gestegen. Dat zou op zich niet zo’n probleem zijn, maar we rijden recht tegen de laagstaande zon in. Het zicht is daardoor erg beperkt zodat we moeten gokken waar de weg is gebleven.

Voorzichtigheid is geboden…

Eenmaal terug op de hoofdweg rijden we verder naar het oosten waar enkele kilometers verderop de afslag naar de Heinabergsjökull ligt. We rijden nog maar een paar minuten op de afslag als we in de verte een kudde dieren zien lopen. Voor schapen zijn ze te groot, voor paarden te klein en voor koeien te elegant. Het kan niet anders dan dat we een kudde rendieren in het vizier hebben. We stoppen de auto en wisselen van stoel. Ans neemt het stuur in haar handen, en ik mijn camera met telelens. Langzaam naderen we de kudde die ons al snel in de gaten heeft maar nog even een afwachtende houding inneemt. Vluchten of eten, het is een lastige keuze. Voorzichtig manoeuvreren we dichterbij, en hoewel de afstand steeds te groot blijft voor een “prachtige” foto ben ik blij met het resultaat, en het met eigen ogen mogen zien van deze mooie dieren.

Een kleine teleurstelling volgt bij het doel van deze rit, de Heinabergsjökull. Dat ligt niet aan het aanzicht van de gletsjer, want die is prachtig. Alleen de brug waar we overheen moeten om aan de wandeling te kunnen beginnen is verdwenen. Er is voor ons geen mogelijkheid om aan de overkant te komen. Er zit niets anders op dan een alternatieve maar veel kortere wandeling te maken.

Een mooie, maar minder bekende waterval

Op onze weg naar deze gletsjertong zagen we een bordje met daarop “Bólstaðafoss “. Foss betekend “waterval”, en laat ik nu dol zijn op watervallen. We hebben de waterval al snel in het vizier, en kunnen onze auto op slechts een paar honderd meter van dit natuurverschijnsel parkeren. Het laatste stukje gaat te voet. We zijn erg blij met deze voor ons “nieuwe” waterval die mooi ingeklemd ligt in een kleurrijke kloof. In een paar trappen komt een smalle maar sterke waterstroom naar beneden. Het is even zoeken naar het “perfecte” standpunt, al heeft dat er misschien ook mee te maken dat ik niet kan kiezen. Het is zeker een plek die ik ga onthouden voor toekomstige IJsland reizen.

De zon staat nu erg laag, maar voordat we teruggaan naar ons hotel willen we nog even naar de Skálafellsjökull. Een gletsjertong waar je met een 4×4 auto redelijk in de buurt kunt komen, en een mooi uitzicht hebt over de tong. Het is onze tweede poging, de vorige eindigde in dichte mist. Dit keer is het redelijk helder.

Soms is het beter ieder risico te vermijden 

De conditie van de weg is redelijk, al zou ik iedereen met een twee wiel aangedreven auto ten strengste afraden om op deze weg te gaan rijden. De vele kuilen in de weg, erg modderige stukken, steile hellingen en haarspeldbochten vereisen veel concentratie, en een betrouwbare sterke auto. De route gaat op plekken erg steil en ik besluit al snel dat hoe mooi het uitzicht ook gaat zijn, ik voor het donker van deze weg af wil zijn. Dat geeft ons nog ongeveer anderhalf uur.

Hoe hoger we komen hoe slechter de weg wordt, en hoe meer sneeuw zich op de weg heeft verzameld. Zo nu en dan stoppen we even om van het uitzicht dat hier op zijn minst spectaculair te noemen is te genieten. We zijn nog ongeveer twee kilometer van het eindpunt als we op een steile en gladde afdaling aankomen. Een paar honderd meter verder zien we hoe een dikke pak wolken over de weg trekt. Wetende dat daar weinig tot geen uitzicht meer zal zijn, wetende dat we hier met zijn tweeën zijn en de kans klein is dat hier vandaag nog meer mensen heen rijden nemen we de enige en verstandigste beslissing die we kunnen nemen. We keren om.

Natuurlijk rijden we de weg niet in een keer helemaal af. We stoppen nog op verschillende plaatsen om uit te stappen en om ons heen te kijken. Een klein ijzig meertje met mooie reflecties trekt mijn aandacht en hoewel ik er nog lang zou willen blijven bedenk ik me; “Voor het donker de berg af”

naar Schateiland

Het weer in IJsland is nog een stuk wisselvalliger dan het weer in Nederland. Misschien is de term wispelturiger zelfs beter. De ene dag is er geen zuchtje wind en sta je in dichte mist, de andere dag is het helder maar waai je zowat uit je broek. Er zijn in IJsland eigenlijk te veel factoren die invloed kunnen hebben op het weer. Natuurlijk heb je hier ook de hoge en lagedrukgebieden, maar daarnaast heb je ook nog de koude en de warme golfstroom, bergen en gigantische gletsjers, die zo groot zijn dat ze een eigen klimaatsysteem hebben.

We staan bij het Jökulsárlon, en het enige dat we kunnen zien zijn de ijsbergen die dicht bij de brug voorbij komen drijven. De rest van de bergen is door de mist opgeslokt. Het strand, waar ik een paar dagen terug de blauwe ijsbergen tegen een roodkleurende lucht kon fotograferen, heeft vandaag al zijn kleur verloren. Het ijs weet nog enigszins een blauw tintje naar buiten te persen, het strand is zwart, het water wit en tussen deze nuances zie je het grijs van de lucht.

Een zen momentje

Toch vind ik dit geen verloren dagen. Op deze dagen is de lucht frisser, zijn de geluiden warmer en lijkt de wereld in een wat rustiger tempo te draaien. Op dagen als deze heb ik genoeg aan mijn camera, een verdwaald stuk ijs en een beetje golfslag. Ik zou hier wel de hele dag kunnen blijven zitten en zien hoe eb wordt verzwolgen door vloed, hoe het water op het strand geworpen wordt en weer terugvloeit naar de oceaan.

Zou kunnen, is niet hetzelfde als doen. Aan de ene kant zit in mij de ultieme rust, aan de andere kant een nieuwsgierige man die meer wil zien. Een stukje richting Höfn ligt de Fláajökull, een gletsjertong waar ik ondanks mijn vele bezoeken aan de zuidkust nog niet eerder was. Aan het einde van de weg is een klein parkeerplaatsje. We zetten de auto met de neus richting de gletsjer en kijken tussen de op en neer zwiepende ruitenwissers naar de gletsjertong die bij ander weer beslist een mooie wandeling had kunnen uitlokken.

Naar de ijsgrot

De volgende dag ziet alles er heel anders uit. De lucht is helder, het zicht perfect, de temperatuur een stuk lager, de wind een stuk harder. Vandaag ga ik naar een van de ijsgrotten aan de zuidkant van de Vatnajökull. De waarschuwingsborden langs de weg, gaven een windsnelheid van 18 meter per seconde aan. Bij ons beter bekend als windkracht 8, of beter gezegd 8 Beaufort. Het is de grenswaarde waarbij de excursie nog net door kan gaan.

De excursie start vanuit een superjeep met een behoorlijke bodemvrijheid en enorme banden. Alles vanaf een maatje kleiner zou de route ook niet kunnen volbrengen. De jeeptrack waarover we rijden zit vol met diepe kuilen en ligt vol met grote rotsen. Onze gids, Reynir, rijdt behendig met de jeep over het slechte pad. De laatste drie kilometer is het zelfs voor de jeep niet meer mogelijk om verder te gaan en mogen we gaan lopen.

Afzien wordt beloond

Nadat we de eerste kilometer over zand en steen hebben gewandeld worden de crampons onder de schoenen bevestigd en betreden we het ijs. De crampons zorgen voor een stevige grip op het ijs, maar comfortabel is anders. De eerste paar honderd meter lukt het nog wel, daarna lijkt het alsof je loopt op een paar plankjes die met touwtjes aan je voeten zijn vastgesnoerd.

De winterjas, handschoenen, das, muts, het zijn geen overbodige items. De wind raast over de gletsjer en zo nu en dan moet je je echt schrap zetten om te zorgen dat de wind de benen niet onder je heupen vandaan blaast. Na een klein uurtje wandelen staan we in de ijsgrot, beschut voor de wind. Iedereen gaat op zoek naar de mooiste plekjes, de leukste doorkijkjes en de meest grillige vormen die hier in het 1000 jaar oude ijs door weersinvloeden van de laatste jaren door de natuur zijn gecreëerd.

 

 

 

De verborgen vallei

Deze ochtend spring ik zowat uit mijn bed. Mijn ontbijt gooi ik het liefst zo snel mogelijk naar binnen. Ik wil op pad. Op pad naar “de verborgen vallei”. “Verborgen” is misschien wat overdreven, en je hoeft ook geen “Indiana Jones” te heten om de vallei te vinden, maar je vindt aan de hoofdweg geen bordje met daarop “Verborgen Vallei 3 km”. De weg naar de vallei is van het type dat lijkt op te gaan in het landschap. Een bijna anonieme weg waar je zo aan voorbij rijdt, behalve als je weet wat je aan het eind van de weg vindt.

Ik moet ook even turen voor ik de juiste afslag vind, en als ik op de weg rijd, kijk ik veelvuldig in mijn spiegels om te zien of ik niet word gevolgd. Dat klinkt paranoia, maar er is echt een reële kans dat een automobilist geen idee heeft waar ik heen rijd, maar ik rijd ergens heen, dus er is vast iets te zien. En geloof me, dat is me in het verleden herhaaldelijk overkomen. Al sluit ik dan maar even niet uit dat ik misschien toch enigszins paranoia ben.

Aan het einde van de weg vinden we een plek waar we de auto kwijt kunnen. Het is wel een tegenvaller, want er staat al een auto. Iemand was mij voor en heeft ook de verborgen vallei ontdekt. De tegenvaller wordt meteen gecompenseerd door een meevaller. Twee mensen komen ons tegemoet, stappen in de auto en rijden weg.

Omgooien, aantrekken of aandoen

De rugzakken staan al vertrek klaar in de auto. Het is een kwestie van omgooien/ aantrekken/ aandoen of hoe je dat ook noemt als je een rugzak op de daarvoor bestemde plek bevestigd. De hemel is blauw met hier en daar een wit wolkje. Goeie omstandigheden voor een “nieuwe” ontdekking.

Het uitzicht wordt vanaf het eerste moment gedomineerd door de 1442 meter hoge besneeuwde bergtop Drangaklettur. Het uitzicht wordt na het nemen van iedere volgende heuvel, na iedere bocht, bij iedere stap interessanter. Het is dan ook bijna onmogelijk om de camera tussen opnames door weg te leggen. De herfstkleuren in de lage begroeiing maken het er ook niet makkelijker op.

Na een te korte wandeling staan we oog in oog met de Múlagljufur. De waterval Handgandifoss springt meteen in het oog. De smalle maar bijna 120 meter hoge waterval is dan ook bijna niet te missen. In de verte zien we ook de ongeveer 50 meter hoge Múlafoss. Minder indrukwekkend, maar wel recht onder een hagelwit besneeuwde bergtop. Voor de fotograaf komt hier wel een enorme uitdaging. Ongeveer 60% van de kloof ligt in de schaduw, de rest in de zon. Soms is een beetje bewolking eigenlijk beter.  

We wandelen nog een stuk verder. Een klein stuk van het pad gaat over een erg smalle kam. Zowel links als rechts kijk je ver in de diepte. Wat extra concentratie kan hier geen kwaad. Eenmaal dit stuk gepasseerd, is het zoeken naar een weg omhoog. Een pad is hier niet, maar wel het verlangen naar een nog mooier uitzicht. We stappen verder over kleine beekjes en de lage begroeiing. Langzaam wijkt die begroeiing steeds verder uiteen om plaats te maken voor los gesteente. Niet veel verder wandelen we enkel nog over het losse gesteente waar hier en daar een dapper plantje nog probeert te overleven.

Nog één klim, en dan het uitzicht

Nog slechts een kleine maar steile klim ligt voor ons voor het ultieme uitzicht. Maar eenmaal de klim bedwongen kijken we uit over een van de mooiste landschappen van Zuid IJsland. Een uitzicht over een paar van de mooiste uitlopers van de grootste gletsjer van Europa. Ook kijken we van hieruit over de drie meren: Fjallsárlón, Breiðarlón en het Jökulsárlón. Zo dicht bij, en tegelijkertijd zo ver weg.

Een interessante wolkenpartij trekt langzaam over ons uitzicht. Ik vind het een prachtig gezicht en begin de optrekkende bewolking vast te leggen met mijn camera met een extra lange sluitertijd om zo wat meer dynamiek in de voorbij drijvende wolken te krijgen. Ans loopt alvast een stukje naar beneden. Tijdens het maken van slechts twee lange sluitertijd opname lijkt de tijd en de wereld voor mij stil te staan. Als ik naar beneden kijk zie ik Ans druk gebaren. Door de wind en de afstand kan ik haar niet verstaan, maar ik zie wat ze bedoeld. Ze wil alvast een stukje naar beneden lopen. Ik gebaar dat ik dat oke vind en wil verder gaan met mijn foto‘s. Dan zie ik dat Ans naar de wolken wijst, en dan zie ik ook waar de haast om naar beneden te gaan vandaan komt.

Vluchten voor het weer

De wolken komen nu wel heel erg snel, maar worden ook heel snel donker. Vlug pak ik mijn camera in, hang mijn statief aan de rugzak, maar nog voordat ik een stap kan verzetten sta ik in een flinke sneeuwbui. Ik haast me ook een stuk naar beneden waar ik iets minder dicht aan de rand van een redelijk diepe kloof sta. Al snel ben ik weer bij Ans, en haasten we ons samen naar beneden.

Zo snel als de bui op kwam zetten, zo snel is hij weer over. De zon komt weer terug en begroet ons met een mooie regenboog. We wandelen rustig terug naar beneden. In de verte zien we veel auto‘s over de hoofdweg rijden, waarschijnlijk zijn de inzittenden onderweg naar een van de ijsbergenmeren, onwetend van het mooie stukje natuur waar ze aan voorbij rijden.

Onderweg naar onze volgende overnachtingsplaats rijden we ook nog even naar het Fjallsárlón met zijn imposante gletsjer. Vanuit de sereniteit die we zojuist bij de Múlagljufur hebben ervaren, komen we in de hectiek van deze toeristentrekker. Net voor ons is een oversized bus gestopt met daarin veel meer mensen dan je in eerste instantie voor mogelijk zou houden. De overgang is groot. Een grote colonne van druk pratende mensen gaat ons voor. Ans en ik kijken elkaar lachend en veel begrijpend aan. We blijven niet erg lang, en rijden weer verder.

We sluiten deze dag af bij het zwarte strand bij Jökulsárlón en genieten van het spel tussen ijsbergen en golven.

 

 

De Sirenen zingen…

Een gecoördineerde actie samen met al mijn zintuigen. Alsof mijn handen en voeten een eigen wil hebben. In een korte tijd glijden mijn ogen over de spiegels, laat mijn rechtervoet het gaspedaal los terwijl mijn linkerhand het hendeltje links van het stuur omhoog duwt. Even later rijd ik de laatste zes kilometer over weg 215 in Zuid-IJsland, recht naar het strand Reynisfjara.

Het diep zwarte strand, beroemd om zijn basaltkolommen en rotspunten Reynisdrangar, werd in 1991 door National Geographic nog opgenomen in de top 10 van de mooiste, niet tropische stranden van de wereld.

De zon, maan en sterren, getuigen van de eeuwigheid

Diepzwarte voetsporen, afdrukken in het zand, volgen mij naar de plaats op het strand waar rotsen en golven een eeuwigdurende strijd om het bestaan voeren. Waar het in een mensenleven lijkt, alsof de rotsen dapper stand houden, weten zon, maan en sterren, “de” getuigen van de eeuwigheid wel beter. Onder het geweld van de voortdurende golven, op hun beurt geholpen door de wind zal uiteindelijk de grootste rots zijn vermalen tot zand. Hetzelfde zand waarin mijn voetsporen duidelijk zichtbaar zijn tot de volgende fase van eb en vloed.

Daar waar mijn voetsporen ophouden sta ik stil. Het zwarte zand dat voor mij ligt, is onaangeroerd sinds de laatste golven stuksloegen in de branding en het koude water als een smetteloos witte deken over het gitzwarte strand voortstuwde . Hoe lang zit ik hier? Waarom ben ik “weer” hier? Ik heb geen idee. Ik kijk, ik wacht en geniet van iedere golf die dan weer subtiel, dan weer met volle kracht stukslaat op de weerloze rotsen liggend in de branding. Ik geniet van de grotere golven, ver weg in de oceaan die een aanval aandurven op een van de tot 60 meter hoge staken, Skessudrangar, Landdrangar of Langhamrar. Versteende trollen volgens de IJslandse volksverhalen, maar in werkelijkheid de overblijfselen van vulkanische activiteit uit een ver verleden.

Ik moet hier zijn. Ik heb geen keuze als mijn Sirenen zingen.