Menu Sluiten

Naar Egilstaðir

Toen het eergisteren in mijn rug schoot moest ik nog ongeveer anderhalf uur lopen om bij de auto te komen. Het lijkt erop dat die wandeling erger heeft voorkomen. Goed, ik was zo stijf als een plank toen ik nog eens een uur later terug in Reykjavík aankwam, maar het viel me niet tegen.

Mijn rug smeerde ik dik in met een Tantum warmte. Een zalf die bij mij altijd goed werkt. Als je die zalf opsmeert lijkt er eerst niets te gebeuren. Als je dan gaat bewegen gaat de zalf werken. Dan wordt je rug niet warm, maar heet. Erg heet.

Gisteren heb ik geprobeerd zoveel mogelijk in beweging te blijven. Toen ik vanmorgen wakker werd voelde mijn rug zelfs ontspannen aan. Het blijft nog wel een tijdje een zwakke plek, en een punt van aandacht, maar ik kan wel weer dingen doen.

Snel op weg

Eén van de dingen die ik moet doen is zo snel mogelijk naar Egilstaðir rijden. Voor mijn project valt daar een en ander te werken, maar dan moet ik er overmorgen wel zijn. Dat lijkt makkelijk, maar het is een afstand van meer dan 600 kilometer, en in IJsland is 600 kilometer een lange rit. Geen snelwegen, een lage maximum snelheid en soms veel verkeer op de weg. Bovendien rijd ik alleen en moet ik zo nu en dan echt even wat anders doen dan autorijden om niet achter het stuur in slaap te vallen.

In een snel tempo pak ik al mijn spullen in, kijk nog goed rond of ik niets ben vergeten en trek de deur van het appartement achter mij dicht. Niet veel later zie ik Reykjavík in mijn achteruitkijkspiegel steeds kleiner worden. Ik ben op weg!

Mijn inkopen doe ik in Selfoss. Dat is maar een uurtje rijden, maar dan heb ik meteen een eerste tussenstop. Ik gooi ook meteen de tank van de auto vol, en leer dat volgens mijn boordcomputer ik de eerste 1000 kilometer de benzinestations voorbij kan rijden. Dat is wel zo prettig.

Plaatsen overslaan is niet mijn sterkste kant

Alle plekken waar ik normaalgesproken zeker stop rijd ik nu zomaar voorbij, en dat valt niet mee. Ik bedenk me steeds wat het volgende op de route is waar ik kan stoppen, maar steeds is het weer zo slecht, of zijn de omstandigheden niet zo geweldig dat ik er aan voorbij ga. Hveragerði, Seljalandsfoss, Skogafoss, Kvernufoss, Dýrholæy, Reynisdrangar, nog nooit reed ik zoveel mooie plekjes voorbij zonder zelfs maar te stoppen.

Een mooie regenboog is mijn eerste halte. Ik ben bij Hjörleifshöfði als een mooie regenboog een omlijsting maakt om de Mýrdalsjökull. Ik maak een paar foto´s en stap weer terug in de warme auto. Een momentje van rust, denk ik en laat de leuning van mijn stoel naar achteren glijden. Het is even wat schuiven en draaien, maar dan lig ik toch best comfortabel. Even mijn ogen wat rust gunnen. Ik sluit mijn ogen en val snel in een diepe slaap.

Stjórnarfoss, de vergeten waterval

Na een half uurtje wordt ik weer wakker en voel me als herboren. De rit gaat verder naar het oosten. Ik rijd zo door tot aan Kirkjubærklaustur. Ik kan niet anders dan toch de afslag te nemen naar de Stjórnarfoss. Een wat kleine maar erg mooie waterval. Het is een mooie plek om weer wat energie bij te tanken.

Terwijl ik wat foto´s maak zie ik tientallen mensen komen en gaan. Ik ben dan ook een enorme teut als ik achter mijn camera zit, sta of hang. Ik zit ook weer als enige aan de andere zijde van de rivier en heb hier het rijk voor mij alleen. Niet veel later loop ik ook nog even naar de andere kant om te zien of hier nog een meer bijzonder standpunt te vinden is. Ik schiet ook hier wat plaatjes, en houd angstvallig iemand in de gaten die te hoog op een te steil stuk uit verveling aan het klimmen is. Na een tijdje gaat de klim in de neerwaartse beweging, en dan zie je duidelijk dat hij zichzelf zwaar overschat heeft. Naar boven klimmen is relatief eenvoudig. De afdaling, daar gaat het vaak mis. Ook hij moet zo nu en dan op handen en voeten om weer veilig beneden te komen.

Ik rijd terug naar het tankstation van Kirkjubaerklaustur, en gooi de inwendige mens vol met brandstof. Daarna gaat de rit weer verder. En weer op dezelfde manier. Het Eldhraun, Fjaðrárgljufur, Lomagnúpur ik rijd ze allemaal voorbij. Natuurlijk niet zonder de omstandigheden mee te wegen. Als de lichtomstandigheden anders waren geweest was ik vast gestopt, maar het is een redelijk grijze dag, dus rijd ik verder zonder spijt.

Een mooie zonsondergang bij Jökulsárlón

Rond 17:00 uur ben ik bij Skaftafell en twijfel of ik hier zal stoppen. Ik draai zelfs af bij de parkeerplaats, maar stap niet uit de auto. Bij Jökulsárón draai ik toch maar de parkeerplaats op. Er ligt redelijk wat ijs in de lagune, dus daar moeten mooie plaatjes te schieten zijn. Er staat een ijskoude wind, dus kleed ik me dik aan. Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe dat Aziatische vrouwtje zich voelt gekleed in haar witte trouwjurk, maar ze zal vanavond lang nodig hebben om op te warmen. Terwijl de temperatuur daalt warmt het licht van de ondergaande zon zich op. Langzaam kleurt de lucht van oranje naar rood. Een rood dat ook weerspiegelt in het meer. Ik klim langzaam een heuvel op om meer van de warme gloed in het water waar te kunnen nemen. Het rood verbleekt langzaam naar een zacht roze, maar Ik blijf hier staan totdat ook het laatste beetje kleur uit de wolken is verdwenen.

Nog een kleine 20 minuten rijden, en dan kan ik overnachten in hotel Smýrlabjörg. Het eerste deel van de route zit erop. Morgen nog een hele dag voor de volgende 300 kilometer…

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *